Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 4 (1840)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 4

(1840)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 264]
[p. 264]

Fragmenten van een oud Bybelsch gedicht.

 
Ga naar margenoot+De joden seiden met .i. monde:
 
‘Man, dit wijf es vonden in hoefzonde,
 
Wi hebbense vonden in hoerdome.
 
Onse wet ghebiet dat mese verdome;Ga naar voetnootVs 4
5[regelnummer]
Moises de prophete maket ons mareGa naar voetnoot5
 
Daer dus een wijf vonden ware,
 
Die in hordome ware ghevaen,
 
Dat mese soude steenen zaen.
 
Wat secghe di, man, van der dinc,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van den wive die staet in den rinc?Ga naar voetnoot10
 
Sul wise stenen, alst es gheset?
 
Jane ghebiedet onse wet.’Ga naar voetnoot12
 
Onse Here andworde wel des:
 
‘So wie so sonder zonde hier es
15[regelnummer]
Hi werpe den eersten an dit wijf,
 
Mede te steene hare sondeghe lijf.’Ga naar voetnoot16
 
Als hi dit seide si varen vervaert;
 
Si trecken ghemeenlike achterwaert;Ga naar voetnoot18
 
Si lieten 't wijf allene staen,
20[regelnummer]
Die si daer brochten ghevaen.
 
Daromme si voeren alle woch,Ga naar voetnoot21
 
Dat daer niemen bleef hen ware nochGa naar voetnoot22
 
Met zonden bestaen ende bevaen.
 
Daeromme treckeden si achterwaen.
[pagina 265]
[p. 265]
25[regelnummer]
Onse Here seide: ‘wijf, war sijn si ghevaren,
 
Die jeghen di ende mi hier waren?’
 
Ga naar margenoot+‘Die ghi den steen anne mi werpen hiet,
 
Si waren alle met zonden besmit,
 
Al gheboot mi te steenne hare wet.’
30[regelnummer]
‘Wijf, seit hi, wert vort meer reine!Ga naar voetnootVs 30
 
En wes met manne nemmermeer jemine,Ga naar voetnoot31
 
Dine zonden sijn vergheven di.
 
Houd mijn ghebod ende dienet mi.’
 
Onse Here daer te blivene niet ne geert;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hi keerde in te Batanien waert,
 
Daer hi herberghede ende lach.
 
Des anderdaghes waest disendach.
 
's Disendaghes God, onse Here,
 
Met jonghers, die hem daden ere,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Keerden weder ter temple wert binnen,
 
Daer joden hadden raet nouwe inne
 
In welker wijs het mochte jescien,
 
In wat manieren si moghen zien
 
Dat Jhesus mochte versleighen sijn.
45[regelnummer]
Het ne mochte vertellen ghene tonge
 
Hoe dat de joden, oude ende jonge,
 
Pensden hoe si Jhesus mochten verslaen.
 
Si camen tote hem zaen ghegaen:
 
Si seiden: ‘man, sech ons wareit,
50[regelnummer]
Of du God best, seg ons dine wet.Ga naar voetnoot50
 
Bestu God? ne heils ons niet,
 
So weitstu, man, al dat ghesciet?’
 
[Maria Magdalena spreekt:]
 
Ga naar margenoot+‘Ic bem .i. besondechste wijf
 
Die noit in de werelt ontfinc lijf;Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ghenaden, ghenaden, helech Here,
 
Mine sonden rouwen mi sere.
[pagina 266]
[p. 266]
 
Het ne was noit memen gheboren,
 
Mochtic, hi ne was met mi verloren.Ga naar voetnootVs 58
 
Ic noit den man met oghen zach
60[regelnummer]
Mochtic vulbringhen hi met mi was.Ga naar voetnoot60
 
Ghenaden, helich Here, mine zonden rou mi zere,
 
Mine zonden berouwe mi.
 
Ic wilre of staen, dat seghic di.Ga naar voetnoot63
 
Ic ne mockte ghepeinsen no gheseggen niet,
65[regelnummer]
Inne deide dat mi de duvel riet.Ga naar voetnoot65
 
Ghenaden, ghenaden, helich Here!
 
Mine zonden rouwen mi zere.
 
Ic was behaghel, ommate sier;Ga naar voetnoot68
 
In mi was prijs, roem ende dengier;
70[regelnummer]
Ic hadde onwert omoedecheide,Ga naar voetnoot70
 
In mi was alle ledicheide.Ga naar voetnoot71
 
Ghenaden, ghenaden, helich Here!
 
Mine zonden rouwen mi zere.
 
Mine zonden berouwen mi,
75[regelnummer]
Ic wilre ofstaen, dat segghe ic di.
 
Du seighes: hens niemen in de mesdaet,Ga naar voetnoot76
 
Maer staet hijs of, souct hire of raet,Ga naar voetnoot77
 
Hie es ol quite, comt hi te di.’Ga naar voetnoot78
 
Ga naar margenoot+God, onse Here, horde altoe
80[regelnummer]
Ten sonden die Marie zeide doe;Ga naar voetnoot80
 
Hi wiste hare wet, hi horde hare tale,
 
Hare gedochte becam hem wale.
 
Met bliden oghen hise ane zach;
 
Hi hief se up van daer soe lach.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Dit sach Symoen, die was sijn wert,Ga naar voetnoot85
 
Hem wonderets, ende hi hadt ontwert.Ga naar voetnoot86
[pagina 267]
[p. 267]
 
Symoen seide: ‘siet wonder, siet!
 
Wiste dese meester dat ghesciet,Ga naar voetnootVs 88
 
Wiste hi des wives mesdaet wale,
90[regelnummer]
Hine sonde niet horen hare tale,
 
Des wives sonden sijn so groot.
 
Hens niemen levende, no doot,
 
Wisti de sonden die soe hevet ghedaen,
 
Dat hise hare vergave so saen.’Ga naar voetnoot92-94
95[regelnummer]
Onse Here keerde hem te Symoene waert,
 
Ende sprak minlike, als te sinen wert;
 
‘Symoen, seit hi, du heves messeit
 
Van desen wive, die up mi screit.Ga naar voetnoot98
 
Om dit wijf so vragic di
100[regelnummer]
Ene zake, Symoen, andwort mi:
 
Of .ii. manne waren sculdich scoutGa naar voetnoot101
 
Ende sine hadden selver, no gout,Ga naar voetnoot102
 
Deen XXX d. sculdich ware
104[regelnummer]
En tandere vc van selvere zware.....

Naer een strook perkament, schrift der XIVe eeuw, my medegedeeld door den weleerw. heer Carton, directeur van het gesticht der doof-stommen, te Brugge. De tekst heeft niets gemeens met den Rymbybel van Van Maerlant.

 

J.F. WILLEMS.

margenoot+
Blad A, recto.
voetnootVs 4
Mese, men ze.
voetnoot5
Maket ons mare, verkondigt ons.
voetnoot9
Dinc, zaek.
voetnoot10
In den rinc, in den ring, voor de regtbank. Vergelyk Reinaert de Vos, vs 109, 315, 5996.
voetnoot12
Jane, ja zoo, ja toch.
voetnoot16
Mede te steene, om daermede te steenigen.
voetnoot18
Ghemeenlike, te samen. - Achterwaert. Het in cursyf gedrukte waert is van het perkament afgesneden. Zoo ook de volgende aldus onderscheidene letters.
voetnoot21
Woch voor weg, om het rym.
voetnoot22
Hen ware, of het en ware.
margenoot+
A, verso.
voetnootVs 30
Wyf, zeide hy, leef voortaen in zuiverheid!
voetnoot31
Wes, wees. - Jemine, gemeine. Sommige Westvlamingen zeggen nog je voor ge.
voetnoot34
Niet ne geert, niet begeert.
voetnoot39
Jongers, apostels. Het woord is in Holland nog gebruikelyk.
voetnoot50
Dine wet, uwe leer, uwe gezindheid.
margenoot+
B, recto.
voetnoot54
Die noyt. Thans zegt men die ooyt.
voetnootVs 58
Hadde het in myne magt gestaen hy zou met my verloren zyn gegaen.
voetnoot60
Of hy zou met my gezondigd hebben, indien ik myn wil had mogen volbrengen.
voetnoot63
In wilre of staen, ik wil er van afstaen, ik wil de zonde verlaten.
voetnoot65
Inne deide, of ik en dede.
voetnoot68
Behaghel, my zelven behagelyk (hooveerdig).
voetnoot70
Ic hadde onwert omoedecheide, ik versmaedde de ootmoed, ik was ongenadig.
voetnoot71
Ledicheide, luiheid.
voetnoot76
Hens niemen, daer is niemand.
voetnoot77
Staet hijs of, staet hy daer van af.
voetnoot78
Ol quite, al kwytgescholden, vergeven. Te di, tot u.
margenoot+
B, verso.
voetnoot80
Hare gedachte (haer besluit om boete te doen) stond hem wel aen, was hem aengenaem (of, gelyk men oudtyds zeide, bekwaem.)
voetnoot84
Soe, zy.
voetnoot85
Wert, weerd, huiswaerd.
voetnoot86
Hi hadt onwert, hy was er over verontwaerdigd.
voetnootVs 88
Dat ghesciet, het gebeurde, fr. le fait.
voetnoot92-94
Daer is niemand, levend of dood, kennende de zonden, welke zy bedreven heeft, die haer zoo spoedig zou willen vryspreken.
voetnoot98
Die up mi screit, die tot my schreit (weent).
voetnoot101
Scout, schuld.
voetnoot102
En zy hadden zilver noch goud.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken