Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tweede Gouden Eeuw (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tweede Gouden Eeuw
Afbeelding van De tweede Gouden EeuwToon afbeelding van titelpagina van De tweede Gouden Eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.76 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/scheikunde
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tweede Gouden Eeuw

(1998)–Bastiaan Willink–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Nederland en de Nobelprijzen voor natuurwetenschappen 1870-1940


Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

I De wedergeboorte van de Nederlandse natuurwetenschap

[pagina 19]
[p. 19]

1 De bloei van de Nederlandse natuurwetenschap

Vergelijkingen tussen perioden op basis van culturele kwaliteit zijn vaak vaag. Reeksen namen worden genoemd, maar maatstaven om kwalitatieve rangordes te bepalen ontbreken. Toch kan soms cijfermateriaal gevonden worden dat verrassend scherpe conclusies mogelijk maakt. Veel beter dan een diachronische vergelijking - bijvoorbeeld tussen Nederland in de negentiende eeuw en de Zeven Provinciën in de zeventiende eeuw - kan een synchronische vergelijking, met andere landen in dezelfde periode, een indruk geven van de positie van ons land op bepaalde gebieden. Dit geldt ook voor misschien het belangrijkste gebied van bloei tijdens de Tweede Gouden Eeuw, namelijk de natuurwetenschap van Van der Waals en de onderzoekers die na hem kwamen.

Sinds de nabloei van de achttiende eeuw en het optreden rond 1800 van betrekkelijk geïsoleerde natuurvorsers als Van Swinden en Van Marum, was er in de Nederlandse natuurwetenschap wel wat gepresteerd. Harde werkers als Mulder, Buys Ballot, Donders en de naar het buitenland vertrokken Moleschott genoten enige internationale bekendheid. Vooral theoretisch waren ze echter niet van het ‘Duitse’ kaliber van een Gauss, Liebig of Helmholtz.

De ontwikkeling daarna is in grote lijnen langzamerhand algemeen bekend. Tussen de jaren zeventig en negentig van de vorige eeuw treedt er een metamorfose op. De Nederlandse natuurwetenschap wordt vergeleken met haar medestrevers duidelijk belangrijker. Terwijl Frankrijk en Engeland, de grote concurrenten van Duitsland, na 1870 niet in staat bleken om met dat land gelijke tred te houden,Ga naar eind1 heeft het kleine Nederland in dezelfde periode een grote stap vooruit gedaan. Weliswaar was het relatief gemakke-

[pagina 20]
[p. 20]

tabel 1 Nobelprijzen in de natuurwetenschappen per miljoen inwoners

Nederland VS Zwitserland Frankrijk Duitsland
1901-1910 0,727 0,011 0,278 0,153 0,198
1911-1920 0,156 0,018 0,513 0,101 0,113
en later bijv.:          
1941-1950 - 0,092 0,667 - 0,091

(bron: Science Indicators 1976, Washington dc, nsf, 1977, p. 196.)

 

lijker om vanaf een laag niveau omhoog te komen, maar ons land deed meer. Het wist een internationale positie te bereiken die belangrijker was dan die van enig ander klein land in Europa, uitgezonderd misschien Zwitserland. Om deze bewering te staven kan als eerste feit de verdeling van de Nobelprijzen na 1900 opgevoerd worden. In het eerste decennium na de instelling van deze prijzen had Nederland met vier prijzen internationaal gezien waarschijnlijk de hoogste score per hoofd van de bevolking uit de geschiedenis. Daarna zakte het land terug naar gemiddelde scores en dat bleef zo in de eerstvolgende decennia.

 

Dit is historisch interessant, maar in de wetenschappelijke wereld is het belang van een land niet in de eerste plaats gerelateerd aan het aantal inwoners. Niemand is geïnteresseerd in die ene toponderzoeker die Luxemburg of IJsland een toppositie kan of had kunnen bezorgen. De vijf Nobelprijzen in de periode 1901-1913 toonden echter ondubbelzinnig aan dat Nederland rond 1900 bij de wereldtop behoorde.

Om het ontstaan van de bloeiperiode en de verdere ontwikkeling ervan preciezer te omlijnen, kunnen andere middelen gebruikt worden. Zoals elders uitvoeriger is toegelicht,Ga naar eind2 lenen twee naslagwerken zich goed om het aandeel van Nederland in de wetenschap in de negentiende eeuw te berekenen. De resultaten kunnen in een tabel worden samengevat:

[pagina 21]
[p. 21]

tabel 2 De groei van het Nederlandse aandeel in de negentiende-eeuwse wetenschap

actieve Poggendorff-
onderzoekers
aandeel Nederland nieuwe Poggendorff-
onderzoekers
aandeel Nederland
1790-1799 102 3 (2,9 %) 32 -
1800-1809 128 2 (1,6 %) 41 -
1810-1819 167 3 (1,8 %) 61 1 (1,6 %)
1820-1829 243 4 (1,6 %) 99 2 (2,0 %)
1830-1839 375 7 (1,9 %) 175 4 (2,3 %)
1840-1849 575 11 (1,9 %) 232 5 (2,2 %)
1850-1859 812 16 (2,0 %) 286 5 (1,7 %)
1860-1869 1124 23 (2,0 %) 384 7 (1,8 %)
1870-1879 1482 30 (2,0 %) 510 9 (1,8 %)
1880-1889 1928 54 (2,8 %) 687 22 (3,2 %)
1890-1899 2512 68 (2,7 %) 878 22 (2,5 %)

actieve Dictionary of Scientific Biography-
onderzoekers
aandeel Nederland nieuwe DSB-
onderzoekers
aandeel Nederland
1790-1799 350 4 (1,1%) 89 -
1800-1809 411 5 (1,2 %) 133 -
1810-1819 447 5 (1,1 %) 122 1 (0,8 %)
1820-1829 505 5 (1,0 %) 153 1 (0,7 %)
1830-1839 579 5 (0,9 %) 191 3 (1,6 %)
1840-1849 678 8 (1,2 %) 192 3 (1,6 %)
1850-1859 747 10 (1,3 %) 200 2 (1,0 %)
1860-1869 839 12 (1,4 %) 235 3 (1,3 %)
1870-1879 940 13 (1,4 %) 286 4 (1,4 %)
1880-1889 1093 23 (2,1 %) 341 9 (2,6 %)
1890-1899 1258 28 (2,2 %) 358 10 (2,8 %)

(bron: B. Willink, ‘Origins of the Second Golden Age of Dutch Science after 1860: Intended and Unintended Consequences of Educational Reform’, Social Studies of Science, jrg. 21, 1991, p. 506.)

 

Bij de ‘Poggendorff-onderzoekers’ gaat het om zeer productieveGa naar eind3 wetenschappers die in de betreffende negentiende- en twintigsteeeuwse Duitse bibliografie voorkomen, bij de ‘dsb-onderzoekers’ gaat het om historisch belangrijke wetenschappers, van wie een biografie in het laat twintigste-eeuwse Amerikaanse naslagwerk Dictionary of Scientific Biography is opgenomen. In de dsb staan bovendien ook medici en biologen. Beide, nogal verschillende naslagwerken laten zien dat het aantal werkzame toponderzoekers de hele eeuw door wereldwijd continu is gegroeid en dat die continue

[pagina 22]
[p. 22]

groei op een enkele uitzondering na ook plaatsvond bij het totaal aantal onderzoekers op de wereld dat in een bepaald decennium voor het eerst op het toneel van de exacte wetenschap verscheen.

Dat betekent dat groei in absolute aantallen op zichzelf helemaal geen criterium voor bloei is. Relatieve groei ten opzichte van andere landen is dat wel. Het gaat in de gepresenteerde cijfers immers om vrijwel onbetwiste kwaliteitsmaten als Nobelprijzen, grote productiviteit en historisch belang. Tegenwoordig staan ons nog andere maten voor kwaliteit en bloei ter beschikking. Vooral de citatienaslagwerken zijn beroemd en berucht geworden. Daar ga ik hier niet op in. In ieder geval kunnen er voor de negentiendeeeuwse wetenschap geen citatiescores of impactfactoren berekend worden.

Uit tabel 2 blijkt dat het eerst lage Nederlandse aandeel in de aantallen belangrijke onderzoekers, op een hoger niveau kwam na 1860, en vooral na 1880. Maar niet alleen het Nederlandse aandeel nam toe, onze toponderzoekers werden ook productiever. Als we de omvang van de bibliografieën van de in Poggendorff opgenomen zeer productieve onderzoekers als maat nemen, ontstaat het volgende beeld.

Alles bij elkaar ontstaat het beeld van een nationale bloeiperiode

tabel 3 gemiddelde omvang (in kolommen) van de bibliografie per zeer productieve onderzoeker in poggendorff

hele wereld Nederland
1850-1859 2,06 2,00
1860-1869 2,08 2,18
1870-1879 2,25 2,22
1880-1889 2,40 2,79
1890-1899 2,67 3,75

(bron: zie tabel 2.)

[pagina 23]
[p. 23]

vanaf circa 1880. Dat Nederland snel belangrijker was geworden, moet voor velen in binnen-en buitenland duidelijk waarneembaar zijn geweest. Zo betitelde de Duitse natuurkundige Woldemar Voigt ons land als ‘Grossmacht im Gebiete der Physik’ toen Kamerlingh Onnes in 1913 de Nobelprijs kreeg. Zo'n duidelijk fenomeen moet vanzelf leiden tot een duidelijke vraag: hoe, of zelfs waarom, kon die bloei ontstaan?

eind1
Zie mijn artikel ‘On the Structure of a Scientific Golden Age. Social Change, University Investments and Germany's Discontinuous Rise to 19th Century Scientific Hegemony’, Berichte zur Wissenschaftsgeschichte, jrg. 19, 1996, p. 35-49.

eind2
Zie Willink (1991 en 1996), o.c. (noot 5 bij de proloog en noot 1 bij dit hoofdstuk). In het eerste artikel staan argumenten om geen gebruik te maken van sommige andere naslagwerken.

eind3
Zie voor definities Willink (1991).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken