Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De motorboot (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van De motorboot
Afbeelding van De motorbootToon afbeelding van titelpagina van De motorboot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.75 MB)

Scans (71.94 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De motorboot

(1917)–C.N. Williamson–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XV.

In hare volle glorie vertoonde zich de hoofdstad voor het eerst aan hunne blikken; AMSTERDAM in den zeldzamen glans, die het omgeeft, wanneer de roode wijn van zonsondergang en de purperkleurige wijn van den avond samenvloeien in den gouden beker van het Westen.

Op zulk een uur gelijkt het op Venetië, niet alleen omdat het op palen gebouwd is en op tal van eilandjes staat, door schilderachtige bruggen aan elkander geschakeld; maar ook door zijn gloed en glinstering, zijn tallooze lichten, die plotseling de invallende duisternis verbreken en zilver op de glinsterende grachten werpen, als had er eene feestelijke illuminatie plaats; door zijne hooge kleurvolle gebouwen en zijne oude, oude huizen, voorwaarts en achterwaarts buigende, ten einde door de duisternis van nauwe straten en over glinsterende waterlijnen in elkanders ramen te fluisteren.

Het dagelijksch gewoel was voorbij, maar de Dam, met zijne reusachtige gebouwen, die donker tegen het gloeiend avondrood afstaken, was nog vol leven, beweging en rumoer.

‘Een cathedraal zonder toren; een paleis zonder koning; een bisschop's huis zonder bisschop; een maagd zonder vrijer’, plegen de Amsterdammers van den DAM te zeggen; en ik herhaalde het, terwijl wij er over reden, en mijne vrienden keken scherp uit, of dit gezegde waarheid bevatte. Alles was hun duidelijk, behalve ‘de maagd zonder vrijer’; maar toen zij hoorden, dat het een steenen meisje was op een voetstuk, dat te klein was voor twee beelden, vonden zij het gezegde, wat de maagd betreft, wel wat te ver gezocht.

In het minst niet vermoeid, door alles wat zij dien dag reeds achter den rug hadden, wilden zij absoluut na den eten uitgaan, wanneer Amsterdam blauw en zilver en blinkend staal in de stille straten was, met een glans van geel licht in de drukke hoofdstraten, waar de menschen op weg in groepen bleven staan

[pagina 144]
[p. 144]

luisteren naar het valsche geluid van groote draaiorgels, of tot 10 uur 's avonds naar de winkels kijken.

Wij soupeerden in het grootste koffiehuis van Europa; en daarop voor een contrast, nu wij toch eenmaal in een stad vol contrasten zijn, bracht ik hen naar de zonderlingste herberg van Amsterdam - een wonderlijk huisje met puntdak; boven zijne lage deur de geschilderde ‘WILDE-MAN’, achter een groote poort, te midden van alles wat modern mag heeten, maar met een intérieur van rijk goud-bruin half-donker, verlicht door glimmend koper en glinsterend tin, dat een Rembrandt in verrukking zou hebben gebracht.

Den volgenden dag begaven wij ons het allereerst naar zijn huis, in de vreemde, krioelende Jodenbuurt; maar Nell en Phyllis werden er naar van, toen zij zagen, hoe de kamers, die eens zulke schatten bevatten, thans opgevuld waren met allerlei oudheden, die leelijk waren en weinig of geen waarde bezaten.

Daarop koos ik voor de verandering, na de Oude stad en de haven met hare vreemdsoortige huizen, die als dronken lui elkander in evenwicht houden, de Heerengracht, het rijkste en eigenaardigste, wat de stad bezit. Maar de hooge huizen, met hun gereserveerd voorkomen en hunne zelfzuchtige verborgen tuinen, boeiden hunne oogen niet; zelfs mijne verhalen van de behangsels, de kant, het oude zilverwerk en bovenal de Perzische tapijten, die achter die gesluierde ramen te zien waren, vermochten niet de nieuwsgierigheid der dames op te wekken. Men mocht Amsterdam halvemaansgewijze gebouwd hebben met de Heerengracht in het midden, en dan willekeurig zeggen, dat hoe verder men zich van dat middelpunt verwijderde, des te lager men daalde op den maatschappelijken ladder. Die onderscheiding mocht goed zijn voor de stadsmenschen, wat hen betrof, zij wilden liever wonen in een zwart en bruin huis aan de Keizersgracht, met een hijschbalk in den gevel en witte kozijnen om de ramen dan aan die dooie gracht van rijkdom en mode.

‘Zelfs een benedenhuis met een heele deur voor mij, zooals de meeste Hollandsche huizen der midden-klasse hebben, zou aardiger zijn,’ zeide Nell.

‘Ja, ik zou mij zelfs gelukkig kunnen gevoelen op een “bovenhuis” met mijn trap en gangetje geheel alleen voor mij.’

Maar toen ik haar mijn geliefkoosd plekje van Amsterdam had laten zien, werd zij zelfs de Keizersgracht en hare schilderachtige nevengrachten ontrouw.

[pagina 145]
[p. 145]

Om dit plekje te bereiken, keerden wij plotseling het rumoer van een drukke winkelstraat den rug toe en bevonden ons een oogenblik later in de kalme afzondering van een klooster.

Het was, of men in de twintigste eeuw een deur opende, en een trede lager in de zeventiende eeuw belandde, om te ontdekken, dat de Tijd in een tooverslaap verzonken lag.

Wij zagen een ruime vierkante plaats met een ouderwetschen tuin in het midden; rondom een reeks van alleraardigste huisjes, ieder op zichzelf een juweeltje van individualiteit. Er is ook een kerk, een allerliefst schier vergeten dorpskerkje. In die vierkante ruimte bewoog zich niets, de vensters weerkaatsten de lichtstralen, muschjes huppelden overal op de steenen rond, alsof die expres voor hen gemaakt waren, en een mollige poes zat vreedzaam op een der vensterbanken te spinnen.

‘Ik geloof, dat zij de bewoners dezer plaats zijn, die, terwijl wij hier zijn, zich plotseling in vogeltjes veranderd hebben, maar later weer oude heeren en nette oude juffrouwen zullen worden,’ fluisterde Nell; want het scheen haar eene heiligschennis de stilte te verstoren.

Meteen ging de deur van een huisje open en juist zulk een oude juffrouw, als zij beschreven had, kwam er uit.

‘O, zij wist zeker niet, dat wij er waren. Nu zal zij den tijd niet hebben, zich in een vogeltje te veranderen,’ glimlachte Nell, ‘zij zal het nu maar nemen, zooals het is. Maar kijk zij is weer in huis gegaan, zeker om haar man te waarschuwen.’

‘Zij heeft geen man,’ zeide ik.

‘Hoe weet u dat?’ vroeg het meisje.

‘Als zij er één had, mocht zij hier niet wonen,’ legde ik haar uit, ‘want dit is het Begijnenhof, half armhuis, half nonnenklooster, dat reeds bestaat sedert ons fameus jaar 1574. Maar wonderlijk toch, is de Kapel der Geestelijke Zusters, die dit hof stichtten, veranderd in eene Engelsche kerk. Gek niet waar, in het kleine katholieke dorpje verborgen voor de groote stad; maar zoo is het. Is het geen verrukkelijk kalm plekje?’

‘Bijna nog mooier dan Aalsmeer,’ mompelde de chaperonne. ‘Ik zou wel eens willen weten of.,..’

Maar Starr was reeds aan den uitgang, aleer zij nog haren volzin voltooid had.

Het Paleis, beter geschikt voor een prachtig stadhuis, dan voor een vorstelijk verblijf, was het tweede schrille contrast, dat ik op mijn kleuren-palet had; maar hoe koninklijk ook, was er niets,

[pagina 146]
[p. 146]

waarin zij veel belangstelden, behalve de Troonzaal; die, zij moesten dit erkennen, hare wederga niet had. Een paar schoorsteenmantels zou de chaperonne ook wel als een geschenk van de Koningin willen aannemen, maar wat de vloerkleeden betrof, die waren allertreurigst en we moesten liever naar buiten gaan, om bruggen te openen en hoeksteenen te leggen, dan binnen te blijven en er naar te kijken.

De wijze, waarop ik Amsterdam aan mijne tochtgenooten toonde, had ten doel langzaam tot een groot crescendo-effect op te klimmen en mijn slot-effect was het Rijks-Museum. Wij hadden twee volle dagen in de hoofdstad doorgebracht (en den tweeden voornamelijk aan de diamantslijperijen besteed), voordat ik in mijne hoedanigheid van gids daarover sprak.

Tante Fay antwoordde daarop, dat zij musea verfoeide. Zij bezorgden haar altijd hoofdpijn, eene verkoudheid en brachten haar maag van streek. Dat nam niet weg, dat het Rijks-Museum al deze treurige gevolgen op haar miste. Zoo ongeoefend als haar verstand blijkbaar is, bezit dit geheimzinnige vrouwtje een ongeloofelijk instinct om te onderscheiden, wat waarlijk mooi is. Zonder weifelen, wist zij op zoo onfeilbare wijze de beste Rembrandt's aan te wijzen, dat Starr er geheel door betooverd werd. Ik geloof waarlijk, dat, na onzen eersten dag in het Museum, dien wij onverdeeld aan de schilderijen wijdden, zij alles van haar neef had kunnen krijgen, wat zij maar verkozen had te vragen.

Dan waren daar de Hollandsche kamers en de kamers met de wassenbeelden. Ik sprak van de wassenbeelden niet, vóórdat de dames moe waren, en toen lachte het haar niet toe, zelfs niet, toen zij hoorden, dat de Koningin er wel vijf- of zesmaal geweest was, om ze te bezichtigen.

‘Misschien heeft H.M. nooit die bij Madame Tussaud gezien,’ merkte Miss Rivers op, met hare hooghartige Engelsche manier; maar het tooverwoord werd gesproken, toen ik zeide, dat de wassenbeelden al de costuums droegen, die in Holland gedragen worden, en men verzocht mij het gezelschap er onmiddellijk heen te brengen.

Onmiddellijk kwamen zij onder de gevaarlijke betoovering der wassenbeelden-gezichten, wier koude oogen schijnen te zeggen: ‘'s Nachts leven wij en wandelen rond, zooals gij nu;’ en toen het uur van sluiten daar was, moesten wij tante Fay en de meisjes er met geweld van daan halen.

‘Zullen wij den een of anderen dag menschen zien, gekleed als deze wassenbeelden? riep zij uit.

[pagina 147]
[p. 147]

‘U zult ze bij honderden zien,’ antwoordde ik.

Zij zweeg een oogenblik. ‘Miss van Buren zou gaarne weten, of men een speciaal costuum kan koopen, dat men het mooiste vindt.’

‘Als het u niet schelen kan, wat gij er voor betaalt,’ antwoordde ik, maar het ergerde mij, dat de jonge dame zulk een eenvoudige vraag niet zelf had gedaan. Dit is niet de eerste maal, dat zij zich van een tusschenpersoon bedient, om iets te weten komen, dat mij alleen bekend is, en ongetwijfeld zullen er zich nog meer dergelijke gelegenheden voordoen, als ik de dingen hun loop laat. Maar ik ben voornemens daar een stokje voor te steken. Hoe, weet ik zelf nog niet; maar de een of andere stap dient genomen te worden, als ik iets anders van dit tochtje wil oogsten dan een regen van snauwen.

Het beduidde niet veel, dat zij mij door bemiddeling van hare chaperonne iets vroeg omtrent de costuums; maar het was een strootje te meer in de telkens grooter wordende schoof. En op den terugweg van het Museum naar ons hotel scheen zij niet te hooren, wanneer ik iets zeide. Zij redekavelde met Starr en niet met mij; zij besprak met hem de heerlijkheden en de ruwheden van Amsterdam, en vroeg hem, of hij niet hier en daar eenige gelijkenis met New-York opmerkte - ‘Nieuw-Amsterdam’. Natuurlijk gaf hij haar in alles gelijk; en zij praatten over het Hollandsche van Poughkeepsie en Albany en Hudson, en vele andere plaatsen, waarvan ik nooit gehoord had. Geen wonder, dat hij mij een zegepralenden blik toewierp. Alb (dacht hij ongetwijfeld) had niet veel plezier voor zijn geld. En het was waar. Toch verloor Alb den moed niet. Hij kwam tot het besluit, dat de tijd van lijdelijk geduld over was, daar de kapitein van de Lorelei zijn post voor iets beters had aanvaard.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken