Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek
Afbeelding van De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboekToon afbeelding van titelpagina van De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De grondbeginselen der Nederlandsche spelling. Ontwerp der spelling voor het aanstaande Nederlandsch woordenboek

(1863)–Matthias de Vries, L.A. te Winkel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De algemeene spelregels en hunne onderlinge verhouding.

34. Het schrift is, als uitgedacht middel, geen natuurproduct, gelijk de taal, maar een kunstproduct, dat aanvankelijk door den wil des menschen bepaald werd en daarvan steeds afhankelijk blijft. Als zoodanig reeds behoort het onderworpen te worden aan de voorschriften der Aesthetica.

[pagina 8]
[p. 8]

Die onderwerping blijkt eene volstrekte noodzakelijkheid te zijn, wanneer men in aanmerking neemt, dat het schrift de zichtbare vorm is, waaronder een aantal voorwerpen der kunst, in den waren zin des woords genomen, namelijk alle voortbrengselen der dichtkunst en der welsprekendheid, zich vertoonen. Het schrift kan inderdaad bevorderlijk of hinderlijk zijn voor het verwekken van het schoonheidsgevoel.

35. Het is de bestemming van het schrift niet, het schoonheidsgevoel te streelen, het bestaat eenig en alleen voor een praktisch doel, dat geheel buiten het schrift zelf ligt.

Dit bepaalt de eischen die de aesthetica aan het schrift doen mag. Doelmatigheid is dien ten gevolge de eerste, de hoofdeigenschap, waaruit alle andere moeten voortvloeien en waaraan zij moeten onderworpen zijn.

36. De overige voorschriften der aesthetica, die niet rechtstreeks uit de doelmatigheid kunnen afgeleid worden, zijn meer negatief dan positief; zij verbieden slechts alles wat het schoonheidsgevoel kwetsen kan. Dit nu wordt beleedigd, behalve reeds door ondoelmatigheid, ook door onregelmatigheid en willekeur. Insgelijks wordt het gevoel gekwetst door onwaarheid, d. i. hier, gebrek aan overeenstemming tusschen het afgebeelde en de afbeelding, namelijk tusschen de woordklanken en het schrift. Ook de doelmatigheid eischt die overeenstemming.

37. De aesthetica vordert derhalve van de spelling doelmatigheid, regelmatigheid en waarheid, dat wil zeggen: overeenstemming (harmonie) tusschen de middelen en het doel, tusschen de middelen onderling, tusschen de afbeelding en het afgebeelde.

38. Het doel van het schrift is het veroorzaken eener reproductie van gedachten, dus het veroorzaken eener werking van den geest. De aard van het doel verwijst derhalve de spelling naar de lessen, die de Psychologie aangaande de reproductie der gedachten geeft.

39. Wij hebben reeds boven gezien, dat gedachten niet begrepen, niet in den geest opgenomen worden, wanneer de apperceptie der voorstellingen, waaruit zij bestaan, achterwege blijft. De psychologie legt derhalve aan de spelling, zal zij zoo doelmatig mogelijk zijn, als plicht op, de apperceptie, zooveel in haar vermogen is, te bevorderen.

40. Daar alle spreken eene nabootsing der beschaafde uitspraak behoort te wezen, en het schrift in de eerste plaats de aanwijzing tot het spreken is, moeten de geschreven woorden, zullen zij aan hun doel beantwoorden, de beschaafde uitspraak vertegenwoordigen. Op dit vereischte berust de spelregel, dien men den regel der beschaafde uitspraak pleegt te noemen.

41. De Regel der Beschaafde Uitspraak zal nagenoeg aldus luiden:

Stel in uw schrift de beschaafde uitspraak voor; d. i. geef door letterteekens al de bestanddeelen op, die in een woord gehoord worden, wanneer het door beschaafde lieden zuiver uitgesproken wordt; en kies in gevallen, waarin de juiste uitspraak niet voorgesteld kan worden, het naast bijkomende letterteeken.

[pagina 9]
[p. 9]
'Daar deze regel geheel en onmiddellijk uit het wezen van het schrift en den aard van zijn doel voortvloeit, is hij als de hoofd- en grondregel der spelling aan te merken. Alles wat met dien regel strijdt, is tevens strijdig met het wezen en het doel van het schrift. Daarom kan hij wel door andere regels verklaard en nader bepaald, maar niet wedersproken worden, en is elke regel, die tegen dezen aandruist, te verwerpen.'

42. Uit de verhouding der beschaafde uitspraak tot de overige dialecten volgt, dat alleen zij beslist, en dat de andere dialecten slechts in twijfelachtige gevallen eene raadgevende stem kunnen hebben. Wanneer eene plaatselijke of gewestelijke uitspraak in strijd is met de afleiding, de regelmaat of eenigen anderen regel, uit dien der beschaafde uitspraak afgeleid, dan mag zij op de spelling geen invloed oefenen.

'De noodzakelijkheid dezer bepaling vloeit reeds voort uit den strijd der dialecten. Het is van zelf onmogelijk gelijktijdig aan alle eischen te voldoen; en één dialect te bevoorrechten, verbiedt de billijkheid.'

43. Bij eene oppervlakkige beschouwing schijnt eene volkomen naauwkeurige afbeelding der beschaafde uitspraak door het schrift zeer wenschelijk en ook wel mogelijk. In de praktijk echter blijkt spoedig, dat het ondoenlijk is eenig dialect, welk ook, volkomen juist voor te stellen. Reeds terstond ziet men, dat de eigenaardigheden in de spraak der bijzondere personen, die ook in de beschaafde uitspraak blijven bestaan, onmogelijk kunnen aangeduid worden. Het schrift stelt dus van niet één individu de uitspraak geheel naauwkeurig voor; het kan uit zijnen aard slechts een middelweg tusschen de individueele eigenaardigheden bewandelen. Doch ook op dezen weg ontmoet het schrift bijna onoverkomelijke zwarigheden in de wijzigingen der meeste letterklanken, veroorzaakt deels door den invloed der naburige letters, deels door hunne plaats vooraan, achteraan of in het midden der woorden.

'1. De letters, bij welke die invloeden zich het duidelijkst doen gevoelen, zijn de n en de zachte onder de zoogenaamde verwante medeklinkers, met name de b, d, g, v en z.
2. De n klinkt geheel anders in zoon en in dan in tang en dank, en dan in franje, kransje, hondje.
3. De b, d, g, v en z worden aan het einde eener lettergreep en in de nabuurschap van sommige andere, inzonderheid van scherpe letters, zoo zeer verscherpt, dat zij geheel of nagenoeg als p, t, ch, f en s luiden, en de v en z meestal zelfs in f en s overgaan. Men vergelijke been met schub, krab, hebt, hebzucht;daar met raad, gids en blijdschap; goot met oog, oogtand en zegt;vel met diev (dief), leevt (leeft) en ontvangen;zeel met leez (lees), vreezt (vreest), raadzaam, en ontzinken.
4. De g wordt geheel gewijzigd, wanneer haar in hetzelfde woord eene n voorafgaat, b.v. in tang, hij zingt.
5. Bij andere letters hebben veel fijner wijzigingen plaats, die somtijds alleen voor een geoefend gehoor waarneembaar zijn. Men vergelijke de w in wijn, flaauw, schuw en schuwer; de s in saai, stijfsel en raadsel; de m in man, kom, hemd en komt; de l in land, stoel en melk; de f in fraai en straf;de i in inkt en mooi, dat toch ook niet geheel als mooij klinkt.
6. In alle verdubbelingen van medeklinkers verliest de eerste een groot deel van zijne kracht, en bekomt hij zijn vollen eisen niet: vergel. latten, hadden, hebben, stellen enz.'

44. Doch, is het niet mogelijk de spraak in het schrift volkomen juist weder te geven, het is ook onnoodig en zou buitendien ondoelmatig zijn.

[pagina 10]
[p. 10]

Eene volkomen juiste afbeelding der woordklanken is onnoodig, omdat men in den regel schrijft voor lieden, die de taal verstaan en de uitspraak der bedoelde woorden kennen, en die dus uit hunne kennis het ontbrekende weten aan te vullen. De wijziging der letters volgt bij bet zamenvoegende uitspreken van zelve en behoeft daarom niet aangeduid te worden, evenmin als in eene chemische formule de verandering der elementen, die door hunne vermenging van zelve ontstaat.

Het doel van het schrift wordt reeds bereikt, wanneer de lezer het bedoelde woord herkennen kan.

45. Uit het gezegde in § 9 blijkt a priori, en de ondervinding leert a posteriori, dat geen schrift in staat is om de ware uitspraak eener taal voor den vreemdeling kenbaar te maken. Alle schrijfwijzen, die uitsluitend daartoe zouden moeten strekken, zijn als vruchtelooze pogingen te verwerpen. De spelling mag niet gewijzigd worden ten behoeve van den vreemdeling.

46. Eene aan de uitspraak volkomen adaequate spelling zou om verschillende redenen ondoelmatig zijn.

a. Zij zou voor velen het schrijven onmogelijk maken. Immers, indien men al de wijzigingen, die de letters ten gevolge van hare plaats en nabuurschap ondergaan, door het schrift wilde uitdrukken, dan zou het alphabet met een aanzienlijk getal letters moeten vergroot, of er zouden diacritische teekens moeten uitgedacht worden. Het gebruik dier nieuwe letters of teekens zou een fijner oor vereischen dan velen bezitten, zoodat dezen niet zouden weten, welke teekens te kiezen.

b. Het zou het schrijven en lezen voor allen noodeloos hoogst moeilijk maken. Immers, ten gevolge der vele wijzigingen, die de letters in verschillende omstandigheden ondergaan, zouden de voornaamste woorden der taal, namelijk al de veranderlijke, zich telkens onder geheel verschillende vormen aan het oog vertoonen. Geen vorm zou zich in het geheugen prenten, waardoor het gebruik der vele letters of teekens groote oplettendheid zou vereischen. Een geoefende schrijft thans zonder aan zijn schrift te denken; de letters ontvloeien als van zelve aan zijne pen. Zulks zou dan onmogelijk wezen. Wie schreef, zou hardop moeten spreken om zich zelven te beluisteren ten einde den waren klank te kunnen treffen. Een lezer zou altijd hardop moeten lezen om het woord te hooren, eer hij aan het geschrevene eene voorstelling wist te verbinden, terwijl thans een telkens wederkeerende, licht herkenbare vorm hem in staat stelt zich het bedoelde woord te denken.

c. In derivata zou de vorm der grondwoorden, in composita de vorm der zamenstellende deelen noodeloos onkenbaar worden gemaakt. Het schrift zou dus al de voordeelen missen, die een verwijzen op de etymologie der woorden kan opleveren.

47. De waarheid, dat het schrift de uitspraak niet volkomen juist behoeft voor te stellen, geeft echter in geenen deele de vrijheid om een

[pagina 11]
[p. 11]

geheel anderen klank af te beelden, dan in de beschaafde uitspraak gehoord wordt, al ware het dat een andere spelregel, b.v. die der gelijkvormigheid, zulk eene afwijking scheen te vorderen. De regel der beschaafde uitspraak overheerscht uit zijnen aard alle andere regels; daarom schrijft men b.v. koninklijk, afhankelijk, gezocht, van koning, afhangen, zoeken; gracht voor graft van graven.

48. Ofschoon het doel van het schrift door de eenvoudige opvolging van den Regel der Beschaafde uitspraak kan getroffen worden, is die regel geenszins toereikend om in alle gevallen de pen eens schrijvers te besturen. Vooreerst toch doet de doelmatigheid strengere eischen dan het mogelijke treffen van het doel. Zij verlangt in dezen, dat een woord, zoo vlug doenlijk, en niet eerst na lang wikken en wegen, met zekerheid herkend worde. Vervolgens maakt de bestaande toestand van de taal en het letterschrift een aantal bijzondere regels noodzakelijk, die de keus uit gelijkluidende letterteekens moeten bepalen. De Regel der Beschaafde Uitspraak behoeft derhalve andere regels onder zich, die hem verklaren en aanvullen.

49. De regelmatigheid zou vorderen, dat men voor iederen letterklank maar één letterteeken had, en dat ieder letterteeken slechts ééne waarde bezat en altijd denzelfden klank vertegenwoordigde.

Onze letterteekens zijn echter niet voor het Nederlandsch uitgedacht;

ons alphabet is van de Latijnen ontleend en bezat reeds bij de overneming eenige gelijkluidende letters, namelijk de i en y, c en k, c en s, x en cs of ks; terwijl ph, th en qu door ons gelijk gesteld worden met f, t en kw.

50. Vervolgens zijn eenige oorspronkelijk zeer verschillende klanken door verloop in de uitspraak allengs gelijkluidend geworden, waardoor sommige teekens dezelfde waarde hebben gekregen, te weten de zachte e en o en de scherpe ee en oo, ei en ij.

51. Ter aanduiding van de gelijkheid der uitspraak van sommige klinkers in geslotene en opene lettergrepen heeft men de dubbele klinkers uitgedacht, ten gevolge waarvan a en aa, e en ee, o en oo, u en uu soms dezelfde waarde hebben, b.v. in ja-ren en jaar, le-zen en lees enz.

52. Sommige letterteekens moeten dienen om meer dan éénen klank voor te stellen, namelijk de a in dag en dagen, de e in de, den en degen, de i in min, rivier en zandig, de o in God en goden, de u in dun, duren en Dokkum, de ij in blijk en gevaarlijk.

53. Ofschoon het opgenoemde evenzeer tegen de doelmatigheid als tegen de regelmatigheid aandruist, is er nagenoeg niets aan te veranderen. Volstrekt ongeoorloofd is het echter, zoodanige gebreken uit loutere spitsvondigheid te vermeerderen.

54. Eene andere zwarigheid bij de keus der letters is de verscherping der zachte onder de verwante medeklinkers, wanneer zij sluitletters worden, waardoor zij zoo zeer tot de scherpe naderen, dat zij in de uitspraak niet van deze te onderscheiden zijn.

[pagina 12]
[p. 12]

55. Wanneer een persoon steeds dezelfde kleeding draagt, en de exemplaren eener soort van voorwerpen, b.v. werktuigen, steeds denzelfden vorm hebben, dan zal men dien persoon en de soort, waartoe een voorwerp behoort, lichtelijk overal en onder alle omstandigheden herkennen. Het omgekeerde geschiedt, wanneer de persoon geheel anders gekleed is en de gedaante van een voorwerp van den gewonen vorm afwijkt; de herkenning heeft dan òf in het geheel niet, òf eerst na eenig twijfelen plaats. Met de woorden is het even zoo gelegen. Wie het woord consequentie nooit anders dan zóó gespeld heeft gezien, zal eenige oogenblikken in twijfel staan, als hij konzekwency geschreven vindt. Op deze psychologische waarheid steunt de tweede algemeene spelregel, die der gelijkvormigheid, welke in onze spelling steeds is geëerbiedigd.

56. De Regel der Gelijkvormigheid luidt aldus:

Geef, zooveel de uitspraak toelaat, aan een zelfde woord en aan ieder deel waaruit het bestaat, steeds denzelfden vorm, wanneer daardoor de herkenning en juiste opvatting van het woord kan bevorderd worden.

De laatste voorwaarde maakt het noodzakelijk den regel in twee deelen te splitsen, waarvan het eerste de woorden in hun geheel, het laatste hunne bestanddeelen betreft. De regel wordt dan:

a. Schrijf hetzelfde woord, zooveel de uitspraak en de verbuiging of vervoeging toelaten, steeds met dezelfde letters

b. Geef in derivata aan het grondwoord en in composita aan de zamenstellende deelen, zooveel de uitspraak toelaat, steeds dienzelfden vorm, waaronder zij buiten de afleiding en samenstelling voorkomen; wel te verstaan, indien die grondwoorden of deelen nog als afzonderlijke woorden in gebruik zijn en dan dezelfde beteekenis hebben als in de afgeleide of zamengestelde woorden.

'1. Overeenkomstig het voorschrift a) spelt men dag, des dags, ten dage, dagen; glad, gladde, gladder, gladst; zeg, zegt, gezegd, zeggen; niet dach, des dachs; glat, glatst; zech, zecht, gelijk oudtijds wel placht te geschieden.
2. Overeenkomstig het voorschrift b) schrijft men vijlsel van vijlen, verleiding van verleiden, raadzaam van raad, door aanhechting van zaam, hoofddeel uit hoofd en deel; niet veilsel, verlijden, raatsaam, hoofdeel, omdat de juiste opvatting door de laatste schrijfwijze zou belemmerd worden.
3. Het voorschrift b) ontraadt te spellen weereld voor wereld, Duidsch voor Duitsch, diedsch voor diets, bejicht voor biecht, omdat deze spelling, hoewel door de afleiding geboden, tegen andere regels aandruist, en de woorden weer (man), died of duid (volk), jichen (zeggen) niet meer in gebruik zijn, zoodat de beteekenis door het wijzen op de grondwoorden niet duidelijker gemaakt, maar veeleer verduisterd zou worden.
4. De bepaling »zooveel de uitspraak toelaat" is aan beide deelen gemeen en stelt den geheelen regel onder dien der Beschaafde Uitspraak. Zij verbiedt te schrijven: andbacht voor ambacht en ambt, heertog voor hertog; paarlemoeder voor paarlemoer, gezoekt, gekoopt voor gezocht, gekocht enz., omdat die vormen met de uitspraak in strijd en daardoor onduidelijk zijn.
5. De hier behandelde regel is dezelfde, als dien men gewoon is den Regel der Afleiding te noemen. De benaming Regel der Gelijkvormigheid verdient de voorkeur, omdat zij den aard van den regel beter uitdrukt en ook het in a) bedoelde omvat, hetwelk door het woord afleiding buitengesloten wordt.
6. De Regel der Gelijkvormigheid vult eene groote leemte in den Regel der Beschaafde Uitspraak aan. Hij bepaalt namelijk de keus der sluitletters in de veranderlijke, '
[pagina 13]
[p. 13]
' d. i. in de verbuigbare en vervoegbare woorden, welke keus, volgens aanm. 3 op § 43, door de uitspraak niet altijd beslist wordt.'

57. Hoewel de uitspraak steeds de hoogste wetgeefster in de spelling is en blijft, waartegen men zelfs ten gerieve der apperceptie niet zondigen mag, bestaan er eenige weinige gevallen, waarin het raadzaam is uitzondering te maken. In zeldzaam voorkomende woorden, waarin eene bijna niet merkbare verandering zou moeten plaats grijpen, mag de afleiding den boventoon hebben, wanneer daardoor de ware uitspraak en de juiste opvatting der woorden hersteld kan worden; b.v. kerstmis voor kersmis, bestje voor besje, amechtig voor aamechtig, slaphakken voor slabbakken. Dit mag te eer geschieden, wanneer het volk de ware of eene minder bedorven uitspraak bewaard heeft. Op dien grond zou Dinsdag, oudtijds Disendag (verbasterd uit Diesdag) van den krijgsgod Die, te verkiezen zijn boven Dingsdag, dat ten onrechte aan ding of geding doet denken.

58. Waar de Regel der Gelijkvormigheid voor de bepaling der sluitletters te kort schiet, namelijk bij onverbuigbare woorden, wier vorm ook niet uit de afleiding blijkt, is het rationeel die letters te kiezen, die het naast aan de uitspraak komen. Daar nu de zachte medeklinkers aan het einde der woorden geheel of bijna aan de verwante scherpe gelijk worden, eischt de Regel der Beschaafde uitspraak het gebruik der scherpe in de onveranderlijke woorden. Daarom de t in ooit, voort, voorts, want, de ch in doch, toch, enz.

59. De doelmatigheid zou nog een anderen regel voorschrijven, wier opvolging de vlugge herkenning der woorden zeer zou bevorderen. Zij zou eischen, dat gelijkluidende, maar in beteekenis verschillende woorden (homoniemen) door de spelling werden onderscheiden. Die eisch is echter in vele gevallen volstrekt onuitvoerbaar en zou in andere tot eene geheel willekeurige spelling aanleiding geven, waardoor bovendien meestal tegen andere erkende regels zou worden gezondigd. Het is b.v. niet mogelijk arm (niet rijk) anders te schrijven dan arm (lichaamsdeel); het zou doenlijk zijn zugt (zware ademhaling) te onderscheiden van zucht (begeerte), maar hoe dan zugt of zucht (ziekte) als van beide verschillend te kenmerken? Waaren (koopgoederen) en (wij) waren zou, op zich zelf beschouwd, kunnen gaan, maar de aa, strijdt hier tegen een erkenden regel, terwijl de willekeur duidelijk blijkt uit de mogelijkheid van het eerste waren met ééne, het tweede met twee a's te schrijven. Doch hoewel de onderscheiding der homoniemen niet als regel kan voorgeschreven worden, is zij toch belangrijk genoeg om met recht te eischen, dat woorden, die tot nu toe verward zijn, voortaan verschillend worden gespeld, wanneer zulks buitendien reeds door een anderen regel gevorderd wordt. b.v. delen (planken) en deelen (gedeelten), stijgeren (van een paard) en steigeren (een steiger oprichten), sleepen (doen slepen) en slepen (gesleept worden).

60. De beide opgegeven regels, die der Beschaafde Uitspraak en die der Gelijkvormigheid vloeien, gelijk wij gezien hebben, onmiddellijk uit

[pagina 14]
[p. 14]

de natuur en het doel van het schrift voort. De bijzondere spelregels zijn òf toepassingen van die twee, òf zijn er onafhankelijk van. De beschouwing der voorschriften, die onmiddellijk uit de algemeene spelregels voortvloeien, ligt buiten het bestek van een programma, dat niet bestemd is om het geheele spellingstelsel te doen kennen, maar alleen om de grondslagen te leggen, waarop het stelsel behoort opgetrokken te worden.

61. Ook de voorschriften, welke niet in een onmiddellijk verband staan met de algemeene regels, kunnen hier niet ter sprake komen, dan voor zoo verre zij door één beginsel, door een hoogeren regel, beheerscht worden, die wel is waar evenzeer als de bijzondere regels willekeurig is aangenomen, doch moet worden geëerbiedigd, indien men de spelling tegen stelselloosheid en tallooze inconsequenties behoeden wil. Die voorschriften betreffen de keus uit de paren van gelijkluidende letterteekens bij het schrijven van grondwoorden. Daar die letters, opgenoemd in § 50, volkomen denzelfden klank vertegenwoordigen, kan de Regel der Beschaafde Uitspraak niet beslissen; terwijl de Regel der Gelijkvormigheid alleen eischt, dat men in een zelfde woord steeds dezelfde letters bezige, zonder de letters zelve te bepalen.

62. Wanneer men de meeste dier bijzondere voorschriften onderling vergelijkt, dan blijkt het, dat het Nederlandsch den volgenden grondregel heeft aangenomen:

Bij de keus der gelijkluidende letterteekens beslist de afleiding of de oudere vorm uit den tijd, toen de nu gelijk geworden klanken nog duidelijk onderscheiden konden worden.

63. Het kan hier de vraag niet zijn, of wij niet verstandiger zouden gehandeld hebben met een der gelijkluidende letterteekens als overtollig weg te werpen; het is genoeg te weten, dat wij zulks niet gedaan hebben en nu met het bestaande moeten voortwerken. Het als ballast over boord te werpen, zou eene omwenteling zijn, wier nasleep niet te overzien is; het verstandigst is den bestaanden toestand te eerbiedigen.

64. Buitendien heeft die overvloed ook zijne goede zijde. Het bestaan van gelijkluidende letterteekens stelt dikwijls in staat om homoniemen door de spelling te onderscheiden; men denke aan weken, mv. week, en weeken ww., aan kolen en koolen, lijden en leiden.

65. Indien het schrijven overeenkomstig den ouderen vorm alleen een noodmiddel is, dat door de natuur van het schrift niet gevorderd, veeleer ontraden wordt, omdat het de spelling voor alle niet taalkundigen moeilijk maakt, dan mag dat beginsel vooral niet worden toegepast in strijd met den Regel der Beschaafde Uitspraak.

66. De laatstgestelde regel, dien men met meer recht dan den vorigen den Regel der Afleiding zou kunnen noemen, is natuurlijk niet toereikend hij die woorden, wier afleiding of oudere vorm geheel onbekend of onzeker is. Dit maakt nog een vierden algemeenen regel noodzakelijk, die door de aesthetica ter wering van willekeur en onordelijkheid en ter bevordering

[pagina 15]
[p. 15]

van regelmaat wordt voorgeschreven: te weten den Regel der Analogie. Deze zal in de spelling aldus moeten luiden:

Waar de drie bovengenoemde algemeene spelregels zwijgen, handelt men overeenkomstig de analogie, d. i. de woorden wier spelling noch door de uitspraak, noch door de gelijkvormigheid, noch door de afleiding wordt bepaald, worden op dezelfde wijze geschreven als andere, wier spelling met zekerheid bekend is en die oogenschijnlijk op overeenkomstige wijze gevormd zijn.

67. Daar de Regel der Analogie niet uit de natuur van het schrift voortvloeit, maar op gronden steunt, die buiten het gebied der grammatica liggen, zou het verkeerd zijn dien te laten gelden in strijd met een der vorige regels.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken