Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1 (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
Afbeelding van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (24.79 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1

(1874)–Johan Winkler–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[26. Het dorp Rechtenfleth]

Zoo als reeds op bl. 136 gezeid is, liggen beneden Bremen aan den rechter oever van de Wezer drie landschappen, die de namen dragen van het land Wursten, Viland en Osterstade of Oost-Stedingerland, en aan den linkeroever van de Wezer beneden Bremen eveneens drie landstreken, die Stedingen, Stedingerland of West-Stedingerland, Stadland en Butjadingerland heeten. Alle deze zes verschillende landstreken hebben een zeer vruchtbaren bodem van zware rivier- en zeeklei en behooren dus tot de zoogenoemde marschen of marschlanden. De bevolking is er oorspronkelijk zuiver friesch, maar sedert de middeleeuwen, vooral in het zuiden, met saksisch bloed vermengd. De nedersaksische taal in een friso-saksischen tongval gesproken, is tegenwoordig daar de volksspraak; in de middeleeuwen sprak men er nog de friesche taal. In het land Wursten, tusschen Bremerhaven en Cuxhaven aan den mond der Wezer, de omstreken van Dorum, Weddewarden, Dingen, heeft de aloude friesche taal het langste stand gehouden. Wursten draagt zijn naam naar zijn oude friesche bewoners, die zich Worsaten, Worsater-Friezen noemden. De tegenwoordige bewoners zijn nog echte Friezen van afstamming en veel minder dan hun buren, de Stedinger-Friezen, door vermenging met de Saksen verbasterd. Zelfs nog in de vorige eeuw werd er in 't land Wursten door oude lieden de friesche taal gesproken. Dit friesch zal echter wel reeds zeer verbasterd en van de oorspronkelijke zuiverheid afgeweken zijn geweest. Sedert dien tijd echter is de friesche taal verdwenen uit den mond van de afstammelingen der Worsater-Friezen, en heeft plaats gemaakt, even als in zoo vele andere friesche landstreken, voor het friso-saksisch. Volgens Dr. J.F. Minssen van Jever, hoogleeraar aan

[pagina 143]
[p. 143]

het lyceum te Nantes, is er een woordenboek van dit wursterfriesch op de koninklijke bibliotheek te Hannover. Over de waarde van dit woordenboek voor de studie der friesche taal kan ik niet oordeelen; ik heb het niet gezien noch ooit iets naders er van gelezen of gehoord. Het kan hoogst belangrijk zijn. Jammer is het, dat er van dit wursterfriesch, althans voor zoo verre ik weet, niet meer bekend is.

Toch is de friesche taal niet spoorloos verdwenen uit het oude ert der Friezen tusschen Elve en Wezer, en in de andere friesche landstreken aan den Beneden-Wezer zoo min als in 't land Wursten. Even als het aldaar aan de landzaten nog zeer wel bekend is, dat zij oorspronkelijk van den edelen frieschen stam zijn en zij daar nog te recht roem op dragen, even zoo zijn er ook in hun dagelijkschen tongval, in klanken, letterverbindingen, woorden en zinbouw, en vooral in hun tongslag (accent), nog wel overvloedig sporen aan te wijzen van de aloude friesche taal, die hun voorouders, als edele, vrije Friezen, gesproken hebben.

De volgende vertaling is geschreven in den tongval van het dorp Rechtenfleth aan den rechteroever van de Wezer tusschen Bremen en Bremerhaven gelegen en kan als een voorbeeld gelden van den tongval die in de marschen aan den mond van de Wezer, rechteroever, gesproken wordt.

26. De gelijkenis van den verlorenen zoon in den tongval van het dorp Rechtenfleth.

Medegedeeld door den heer Hermann Allmers, landbouwer te Rechtenfleth. September 1870. (In hoogduitsche spelling.)

11. En minsk harr twe sönen.

12. Un de jungste unner jem sä to 'n vader: vader! giv' mi dat deel von dat good, dat mi hört. Un he deelde jem dat good.

13. Un nich lange darna sammelde de jungste sön alles to hope un tog aver land un dar brocht he sin good um mit prassen.

14. As he nu all dat sine verteert harr, worr ene grote dürniss dör dat sulbige ganze land un he fung an to darben.

[pagina 144]
[p. 144]

15. Un he gung hen un hung sick an enen border des sulbigen landes; de schickte em up sinen acker de sögen to höen.

16. Un he begeerde sinen buk to fullen mit seie dat de sögen freten un nums gev se em.

17. Da slog he in sick un sprok: wo veel dagelöhners hett min vader, de brod in de fulle hebbt; ick aver verdarbe vor hunger.

18. Ick will mi opmaken un to minen vader gahn un to em seggen: vader! ick hef sundigt in 'n Himmel un for di.

19. Ick bin henfort nich mehr werth dat ick din sön hete; mak' mi to enen von dine dagelöhners.

20. Un he makte sick op un keem to sinen vader. As he aver noch wit von dar wer, seg em sin vader un dat durde em; he leep un fullt em um sinen hals un kussde em.

21. De sön aver see to em: vader! ick hef sundigt in 'n himmel un for di; ick bin fortan nich mehr werth dat ick din sön heet.

22. Aver de vader see to sinen knechte: bringt dat beste tüg her un treck 't em an un gevt em en fingerring an sin' hand un scho' an sin' föte.

23. Un bringt en meest'd kalf her un slacht't et; lat't us eten un lustig wesen.

24. Den disse, min sön weer dod un he is wedder lebendig worden; he wer verlaren un he is wedder funden. Un se fungen an lustig to wesen.

25. De ollste sön aver wer op 'n felde un as he na hus keem hörde he dat singen un dat danzen.

26. Un he reep enen von de knechte to sick un fragde wat dat wer.

27. De aver sä em: din broer is kamen un din vader hett en meest'd kalf slachtet, dat he em gesund wedder hett.

28. Do word he böse un wull nich henin gahn. Do gung sin vader herut un bede em.

29. He antworde aver un sä to 'm vader: süh! so vele jahre deen ick di un ick hef din gebot noch nich averträeri un du hest mi nich 'mal enen buck geben, dat ick mit mine frunde lustig wer.

30. Nu aver din sön kamen is, de sin good mit horen verslungen hett, hest du em en meest'd kalf slacht.

[pagina 145]
[p. 145]

31. He aver sä to em: min sön! du bist alltid bi mi nu alf wat min is dat is din.

32. Du schullst aver lustig un godes modes wesen; den disse din broer wer dod un he is wedder lebendig worden; he wer verlaren un is wedder funden.

Aanteekeningen.

Zie over de uitspraak der volkomene a, vs. 12 bl. 10.

12. Jem, hen; zie vs. 12 bl. 119.

15. Sögen, zwijnen; zie vs. 16 bl. 32.

16. Seie; zie vs. 16 bl. 23.

20. Durde, van duren, spijten, bejammeren; zie vs. 20 bl. 43.

22. Tüg, kleeding; zie no. 9 bl. 132.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon (2 delen)


landen

  • over Duitsland