Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1 (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1
Afbeelding van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.46 MB)

Scans (24.79 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 1

(1874)–Johan Winkler–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[47. De stad Düsseldorp]

De tongvallen die in Neder-Rijnland op de zelfde hoogte als het graafschap Meurs, maar aan den rechteroever van den Rijn, dus te Dinslaken, Duisburg, Oberhausen, Ruhrort, Mülheim aan de Ruhr, Essen en omstreken gesproken worden, verschillen weinig van die welke men aan den linkeroever spreekt en die op bl. 246 en 247 besproken zijn. Naar den kant van Mülheim en Essen aan de westfaalsche grenzen, gaan ze langzamerhand in de westfaalsche tongvallen van Dortmund, Bockum, enz. over.

Hooger op aan den Rijn, te Düsseldorp, Elberfeld, Barmen, Lennep en ook te Glabbeek (Gladbach) Neuss, Rheydt, verliest de volkspraak hoe langer hoe meer haar uitsluitend nederduitsch karakter en nadert meer en meer tot den tongval van Keulen, die reeds den overgang uitmaakt tot de middenduitsche tongvallen. In de groote

[pagina 250]
[p. 250]

en bloeiende fabrieksteden van dit gedeelte van Neder-Rijnland echter, te Elberfeld en Barmen, ook te Glabbeek, Rheydt, Lennep en te Düsseldorp waar veel vreemdelingen zich hebben gevestigd en waar een druk handelsverkeer heerscht, is de volkstongval zeer onzuiver en geheel verbasterd; hoogduitsch wordt er veel gesproken. Ten platten lande echter is dit anders.

47. De gelijkenis van den verlorenen zoon in den tongval van de stad Düsseldorp.

Medegedeeld door den heer Prof. Dr. Jacob Schneider te Düsseldorp. Februari 1871. (In hoogduitsche spelling.)

11. 'Ne mann hadd zwei jonges.

12. Der jöngste von önne sähd op 'ne gode morge zum vatter: vatter! geff mich minne dehl vom vermöge. Do delden önne der vatter de erfschafft.

13. Nit lang derno nohm der jöngste alles met sich on trock fott en 'n anger land on do mahden 'e si vermöge d'rop on levte flott.

14. Als hä alles op hadd, kohm 'ne hongersnoth en t land on et ging 'm schlecht.

15. Do ging 'e her on hing sich an 'n börgerschmann us der gegend; dä scheckteri 'm op si gut, de verkes zo höde.

16. On hä wönschte sinne buk met dem affall zo födern, dä de verkes froosse, on ke mensch goof se 'm.

17. Do ging 'e en sich on sähd: wie völl knechte zu huus bei 'm vatter hant brood satt on genog, on ech sterv' heh vör honger.

18. Ech wehll mich oppacke, no 'm vatter gon ön 'm sage: vatter! ech han gesondigt gegen onse Herrgott on gegen dech.

19. Ech verdenn et nit mie dinne jong zo sin; loss mech för der daglohn arbeide.

[pagina 251]
[p. 251]

20. Do packte he sich op on kohm no'm vatter. Als hä ewwer noch wiid vom huus wohr, soch der vatter 'm on wood geröhrt; hä leef 'm entgege, feel 'm öm der hals on büzten 'm.

21. Der jong sähd: vatter! ech han gesöndigd gegen onse Herrgott on gegen dech; ech verdenn et nit mie dinne jong zo heesche.

22. Der vatter ewwer sähd zo sin knechte: brängt op der stell et beste kleid on treckt et öm ahn on dodd 'm en rengk an de hangk on schohn an de föhs.

23. Brängt och dat fette kalf on schlacht et; lommer 'e esse parat make.

24. Denn heh minne jong wohr dood on es widder lebendig gewoode; hä wohr futt on es widder gefonge woode. On se finge ahn, e esse parat zo make.

25. Sinne ältste jong wohr ewwer op dem feld; als hä noh no huus kohm, höden 'e speel on danz.

26. Do reef 'e 'ne knecht on frogden, wat dat wöhr.

27. Dä sähd 'm: di broder es gekome on der vatter hätt dal fette kalf geschlacht us freud, dat 'e 'm widder hätt.

28. Do wood 'e böhs on wuld nit er enn gon. Do kohm der vatter er us on versöchten et met gode wöhd'.

29. Hä sähd ewwer zu si vatter: süch! so lang benn ech bei dech on ech han nie gegen dinne welle wat gedon on nie hestu mech 'e böckske gegeve dat ech met minn' freunde 'e esse halde kuhnt.

30. Wie ewwer jetz dinne jong köhmt, dä alles met schlechte fraulüt d'r dorch gemahd hätt, do schlachste 'm dat fette kalf.

31. Hä ewwer sähd zo 'm: süch, jong! sähd 'e, du bes immer bei mech on wat min es, es din.

32. Ewwer 'e esse moste mer parat make on och lostig sinn. Denn di broder wohr dood on hä es widder lebendig gewoode; hä wohr futt on es widder gefonge woode.

Aanteekeningen.

11. 'Ne, het onbepalende lidwoord een; het is een eigenaardigheid van de nederfrankische tongvallen, van de nederrijnsche zoowel als van de

[pagina 252]
[p. 252]

limburgsche, brabantsche en vlaamsche, dat de toonlooze e bij het onbepalende lidwoord achter de n wordt gesproken, terwijl die zelfde e in de nedersaksische, friesche en hollandsche tongvallen voor de n staat, b.v. frankisch 'ne man, saksisch en friesch en man of 'n man.

Zwei, twee, is een hoogduitsche vorm; de nederduitsche t wisselt in den düsseldorper tongval reeds af met de hoogduitsche z en ss; b.v. zum, tot den; us, uit; froosse, vraten, enz.

12. Geff, geef; de i en wel meest de geslotene i wordt in dezen tongval veelal als een geslotene e uitgesproken, b.v. en, in; scheckten, schickten, zond; ech, ich, ik; wehll, wihll, wil.

13. Fott, voort, weg, heen. De r is uit dit woord gesleten, even als in vele friesche en half-friesche tongvallen; zie vs. 12 bl. 208 op part. Te Leeuwarden is voort = fut (furt.)

Anger, ander. Zie 8 bl. 134.

Mahden, maakte; hier is de ch of de k uitgesleten.

D'rop, er door.

15. Verk, verken, varken; dit woord is oorspronkelijk frankisch; swiin, swîn, zwijn is oorspronkelijk saksisch en ook friesch.

17. Heh, hier, komt als hei, enz. ook in de limburgsche tongvallen voor. Zie vs. 17 bl. 237 op hi.

19. Mie, meer; eigenlijk het oude en oorspronkelijke meh, dat nog in sommige hoogduitsche tongvallen van Zuid-Duitschland leeft. Zoo luidt b.v. een gedeelte van het bekende volkslied: Jetzt gang i an 's Brünnele:

‘Jetzt b'hüt' di Gott, herztausige Schatz! Di sieh' i nimme meh.’

Dit mie of mee komt ook in de limburgsche tongvallen voor. Zie b.v. de vertalingen in de tongvallen van St. Truiden en Zuurbeemden.

20. Wood, door uitslijting der r van wohrd, werd; zie hier boven vs. 13 op 't woord fott.

Leef, liep; hoogduitsche vorm.

Büzten, kuste; zie vs. 20 bl. 249 op 't woord bütsde.

22. Op der stell, terstond; het hoogduitsche auf der Stelle.

Hangk, hand; door verwisseling der zachte d met de zachte g, hier met gk; zie hier boven vs. 13 op het woord anger.

Föhs, voeten; hoogduitsche vorm.

23. Lommer, samengetrokken uit looss mer, loosse wir, lassen wir, laten wij.

Parat, gereed, een onduitsch woord.

[pagina 253]
[p. 253]

24. Gewoode, door uitslijting der r van gewohrde, geworde, geworden. Zie vs. 20 hier boven.

Gefonge, eigenlijk: gevangen, voor gefonde, gevonden, komt ook in zeer veel andere nederduitsche tongvallen, vooral frankische en friso frankische in Nederland en Belgie voor. Zie vs. 24 van de vertaling in den tongval van Oud-Beierland.

25. Höden, hoorde, door uitslijting der r van hörden.

29. Süch, zie, met ch of duidelijk geaspireerde h, even als men ook in sommige hoogduitsche tongvallen wel siecha, siacha, siechie zeit voor siehen, sehen, zien. Dit nederfrankische süch, zie, heeft een merkwaardige overeenkomst met het friesche siuch (spreek uit bijna als sjoch met doffe o); zie vs. 29 bl. 168.

30. Fraulüt, vrouwlieden. Zie vs. 31 bl. 49 op frugenslüd'.

31. Du bes, gij zijt, du bist; zie over het verloren gaan der sluit-t, de aanmerking op vs. 31 bl. 249 op 't woord gewees.

32. Mer, voor wi, wir, wij, even als men in sommige hollandsche tongvallen wel me voor we of wij zeit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon (2 delen)


landen

  • over Duitsland