Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Berewoudjes (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Berewoudjes
Afbeelding van De BerewoudjesToon afbeelding van titelpagina van De Berewoudjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (31.55 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Illustrator

E.S. Witkamp Jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Berewoudjes

(1902)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 319]
[p. 319]

XXVI.
Mies aan de studie.

Hoe meer Maart naderde, hoe meer Mies tegen het examen als tegen een berg begon op te zien.

‘Die nare Kweekschool; 'k wou dat ik maar nooit in mijn leven het idee had gehad er naar toe te gaan!’

Mies hield met slappe armen een streng wol op voor Jet; telkens vielen er draden en de boel raakte in de war.

‘Toe, let nu even op, Mies, en hang niet zoo onbehaaglijk op je stoel!’

Pop was al naar bed, Mies zat dicht bij het warme kacheltje met een jaartallenboekje op den schoot, waarin ze van tijd tot tijd een wanhopigen blik sloeg.

Mijnheer Berewoud zat in zijn kamertje te schrijven.

Elly was bij mevrouw Blankenvelde. -

Jet ontwarde met engelengeduld de klis van draden.

Mies gaapte.

Jet was klaar met haar kluw en begon een kous op te zetten.

Mies gaapte nog harder, keek in haar boek, lusteloos, hield toen de hand voor de oogen en prevelde zachtjes, ter herhaling. Maar het lukte niet, telkens raakte ze de kluts kwijt, dwaalden haar oogen door de kamer of vestigden ze zich op één punt, bij voorkeur op het brandvlekje in het kleed vóór de kachelplaat, maar van leeren kwam niet veel. Eindelijk, toen het boekje van haar

[pagina 320]
[p. 320]

schoot was gegleden zonder dat ze het gemerkt had, raapte ze het op, borg het weg en sloeg met een zucht van verlichting een ander boek open. Nu schoof ze van de kachel af, legde het boek op de tafel, keek links noch rechts, maar was binnen twee minuten totaal in haar lectuur verdiept.

Jet had van haar zevende toertje opgezien, maar niets gezegd.

Ze had zelf in haar jonge leven nooit veel van lessen leeren gehouden; maar ze begreep toch dat dit nu voor Mies zeer noodig was.

‘Ben je al klaar met je schoolwerk?’ vroeg ze eindelijk.

Natuurlijk had Mies eenige moeite om zich van haar romanheldin los te scheuren en de simpele, flauwe, kinderachtige vraag van Jet te hooren; maar begrijpen deed ze die nog niet.

‘Klaar? - Met mijn schoolwerk? - Zeker!’

't Antwoord klonk bevredigend, maar Jet voldeed het niet.

‘Met je lessen ook?’

Jet was lastig en Mies deed niets om haar dit te verhelen. Ze keek integendeel heel geprikkeld uit haar boek op met een nijdig: ‘Hè?’

Maar Jet zat te breien en ze had allen tijd, en met plezier herhaalde ze haar vraag.

‘Och, wat, die les! Jaartallen kan ik toch niet onthouden!’

‘Als je nu eens lezen bleef tot tien uur, en je zag ze dan nog eens na, en ik overhoorde ze je, - zou dat je niet helpen?’

Mies keek op de klok, 't was bij halftien, en ze mat met haar blik de dikte van 't boek, en berekende hoe ver ze na een half uur zoowat zijn kon, en of ze dan al zou weten, wat ze zoo graag wist.

Ze knikte alleen, vond zichzelf ‘een onvriendelijk

[pagina 321]
[p. 321]

spook’ en dook weer onder in de zee van heerlijkheden, die het boek haar te genieten gaf.

Toen de klok tien sloeg, klepte ze uit eigen beweging het boek dicht, en legde het, als om er geheel afstand van te doen, in het kastje boven de piano. Daarna zette ze zich bij de tafel, alsof ze een heldendaad verricht had, - en misschien was dat ook wel zoo.

Om zich kracht te geven, en lichaam en geest te verfrisschen, dronk ze twee glazen ijskoud water achtereen leeg, rekte zich eens uit, deed een vergeefsche poging om zich aan de kamerdeur op te trekken - wat haar een standje van Jet op den hals haalde - en sloeg toen met veel vertoon het droge jaartallenboekje op.

De eerste jaartallen schenen zich met flinke, duidelijke letters in haar geheugen te prenten, maar de druk werd hoe langer hoe flauwer; bleekjes en vol defecte letters kwamen de andere over, - en na tien minuten was alles onleesbaar. Mies' oogleden werden zwaar, haar ademhaling verdacht lang en hoorbaar, en om kwart over tienen, daar werd de aspirant-kweekeling door een zoeten sluimer bevangen.

‘Ben je al klaar, Mies?’

Nu schrikte ze werkelijk op, wreef zich de oogen, en deelde Jet mee, dat ze niet klaar was, en ook wel nooit klaar zou komen. Ze had geen hersens om te leeren, geen geheugen om te onthouden, - en ze vond het vrij wat verstandiger, maar in het geheel geen examen te doen; want, niet waar, als je er toch nooit van je leven kunt komen....

Jet voelde zich verplicht aan te merken, dat dit wel wat heel kras gezegd was.

Maar Mies, met overtuiging: ‘Neen, het is zoo. Ik kan niet leeren en ik zal het nooit kunnen. Kon ik maar wat anders worden dan onderwijzeres! Ik heb toch altijd nogal veel van schooljuffrouwen gehouden, - en nu word ik er zelf een!’

[pagina 322]
[p. 322]

‘Ja, dat is je lot!’ lachte Jet. ‘Je zult je streekjes thuis krijgen, meisje!’

‘En was ik het maar al!’

Zonder een woord te zeggen, nam Jet nu het verachte boekje en begon te vragen.

En Mies dreunde de feiten op. De eerste gingen vlot en werden op een achteloozen toon voorgedragen, als door iemand, die dergelijke zaakjes onder de knie heeft, en wie het bijna de moeite niet waard is er nog over te spreken, maar dit toch doet, omdat het nu eenmaal verlangd wordt.

Hoe moderner de gebeurtenissen werden, hoe verder het rijtje kwam, dat Jet, getrouw aan het boekje, overhoorde, - des te ingewikkelder kwamen ze Mies voor, en des te meer tijd had ze noodig om ze voldoende te beantwoorden. Eindelijk lukte het in het geheel niet meer; het meest diepzinnige gezicht van Mies vermocht niet haar feiten voor den geest te brengen, die ze maar half - en dan nog gedachtenloos - gelezen had. Ook het kleine brandvlekje voor de kachelplaat, dat ze telkens scheen te raadplegen, gaf haar weinig licht.

Nu las Jet haar uit medelijden ook maar de gebeurtenissen voor en liet die door Mies herhalen.

Eindelijk, na lang tobben, ‘zat de les er in,’ tot beider groot genoegen.

Jet schonk koffie in en ging toen verder met het breien van den boord, - Mies talmde met het naar bed gaan.

‘Wanneer gaan Eduard en Elly nu trouwen?’

‘Eind Juli, of Augustus, denk ik, - hoezoo?’

‘Neen, nergens om,’ zei Mies, schijnbaar onverschillig, maar het klonk zoo geheimzinnig, dat Jet opmerkzaam werd.

‘Wáárom dan?’ vroeg ze, in niet zeer logisch verband met het antwoord van Mies.

‘Och, zóó maar. - Weet je, - als ik nu eens zakte voor de Kweekschool....’

[pagina 323]
[p. 323]

‘Ja?’

‘Zou ik dan niet in Elly's plaats juffrouw van gezelschap kunnen worden?’

Vol verwachting zag Mies naar Jet; - maar die proestte het uit.

‘Och, Mies! Verbeeld je, een gezelschapsjuffrouw, die er telkens op gewezen moet worden, dat haar kousen afzakken, dat ze met modderlaarzen binnen komt, dat haar boezelaar gescheurd is en haar handen vol inkt zitten! - Die de aristocratische dame, die mevrouw komt bezoeken, aankondigt met: “Daar is dat mensch weer!” en altijd....’

‘Heb je nóg iets? Als je nog wat weet, zeg het dan maar!’

Jet hield op, verwonderd over het effect van haar woorden.

Mies gooide de schaar, die ze in de hand had, driftig op de tafel, bonsde tegen een stoel aan, die omviel, struikelde over het deurkleedje en klepte de deur achter zich dicht. - Jet trok even de wenkbrauwen op, dacht terug aan het roode-koolgezicht van Mies en begon weer te lachen.

Het duurde geen vijf minuten of Mies was al in de kamer terug, kwanswijs om voor den ouden heer een kop koffie te halen.

Jet nam met het ernstigste gezicht van de wereld den kop aan en vulde dien. Toch kon ze niet nalaten Mies nog even te plagen: ‘Mag ik er u op attent maken, lieve juffrouw, dat straks de stoel is omgevallen toen u er voorbijzweefdet?’

Mies raapte hem op. Ze wou niet lachen, maar deed het toch en maakte maar gauw dat ze wegkwam met den kop koffie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken