Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Berewoudjes (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Berewoudjes
Afbeelding van De BerewoudjesToon afbeelding van titelpagina van De Berewoudjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (31.55 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Illustrator

E.S. Witkamp Jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Berewoudjes

(1902)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 324]
[p. 324]

XXVII.
Een blijde boodschap.

Recht fier, het hoofd omhoog, liep Mies op een Maartschen dag langs het nette gedeelte van de Prinsengracht. Het hagelde en het regende en de gracht was vuil, maar het deed er niet toe. Mies liep flink door met groote, parmantige stappen. Nu en dan wierp ze een onbeschroomden, vrij indringenden blik in de spiegelruiten van de statige huizen, - maar heelemaal in gedachten, zonder er zichzelf van bewust te zijn.

Mies ging Elly spreken. Ze was al bij mevrouw Blankenvelde geweest en had daar gehoord, dat mevrouw en Elly bij mevrouw De Blooys waren.

Op den hoek van een straat hield ze stil, een klein eindje van het huis De Blooys af, en bleef daar voor een comestibles-winkel kijken, - niet zoozeer naar druiven of fleschjes bouillon of naar knakworstjes als wel naar zichzelve. Ze wou weten of haar muts nog recht zat, of haar vlecht soms was losgegaan, maar gelukkig was alles in orde. Met haar hand streek ze het haar langs de slapen glad, trok haar mantel wat af en liep toen verder. Op de stoep bedacht ze, dat het niet kwaad was, vooraf haar neus te snuiten, waarom ze dan ook dat lichaamsdeel duchtig onder handen nam. Toen schelde ze aan.

[pagina 325]
[p. 325]

Was alles nu wel werkelijk in orde? - Elly keek zoo nauw! Het sealskin-motje, waarvan de eene helft door de mot verteerd en door de knoopen van haar mantel afgesleten was, hield ze tegen zich aan gedrukt, zoodat er niets van te zien was dan de goede zijde.

Tijd om zich verder te monsteren had ze niet.

De deur werd opengedaan; en een keurig net dienstmeisje met een onberispelijk, nauwsluitend japonnetje stond voor haar. Het dienstmeisje zag naar Mies, bloosde, werd eindelijk vuurrood en sloeg de oogen neer.

‘Zeg, Dita, ik ben door mijn examen voor de Kweekschool!’

Dita zette haar mondje tot een o, en beet toen met de twee voortanden op de onderlip, terwijl ze zachtjes in bewondering het hoofd heen en weer schudde, maar ze zei niets.

‘Vindt je het niet prettig? - Ik ben dólblij! Ik kom het Elly zeggen, - is Elly hier?’

‘'k Zal eens vragen,’ zei Dita, die meer verlegen dan blij was met de zusterlijke toespraak van Mies. Ze bleef graag in haar stand en wilde ook daarnaar behandeld worden. Dat Mies haar bij het binnenkomen in de vreugd van haar hart een hand had gegeven, vond ze even onaangenaam, als dat Mies voor haar de stoep zou hebben gedweild.

‘Wat is ze toch raar!’ dacht Mies, terwijl ze nieuwsgierig naar de mooie gangmeubelen keek, naar den barometer en den blauw porseleinen parapluiebak en den prachtigen looper. - Toen zag ze ook naar de dikke mat onder haar voeten, en - met schrik - naar de bemodderde Engelsche laarzen, die er bovenop stonden.

Juist op dat noodlottige oogenblik kwam Dita terug. - ‘Of u me maar wilt volgen.’ En Mies wou wel niet graag, maar ze deed het toch en ze liep achter Dita de lange gang door. Ze dacht er over, de laarzen langs haar kousen af te vegen, dat de ergste modder er ten

[pagina 326]
[p. 326]

minste af was. Dat had ze als kind ook wel eens gedaan om een standje van Jet te ontloopen, dat dan natuurlijk juist niet uitbleef. Maar ze deed het toch niet.

Anders lette ze nooit zooveel op kleeren, maar de deftigheid van het huis imponeerde haar. Die beide oude dames, moeder en dochter, beiden spierwit, - en de angstige netheid in alle kamers.... Daar trok ze Dita bij den rok, juist voor de deur van de kamer. ‘Zeg, Dita, - ik zie er zoo uit, mijn laarzen zijn één en al modder!’

Het klonk heesch en dringend. Dita keerde zich om, haalde zonder zich te bedenken haar zakdoek te voorschijn, bukte zich en veegde met iets erg resoluuts en korts in haar bewegingen de laarzen stijf en flink af.

Vóór Mies iets zeggen kon, was de zakdoek weer in haar zak gegleden, en de kamerdeur door Dita geopend.

‘Juffrouw Berewoud’ trad binnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken