Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heintje Pochhans (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heintje Pochhans
Afbeelding van Heintje PochhansToon afbeelding van titelpagina van Heintje Pochhans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (8.93 MB)

ebook (3.16 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heintje Pochhans

(1915)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 3]
[p. t.o. 3]


illustratie
Heintje Pochhans I


[pagina 5]
[p. 5]

Heintje Pochhans.

I.
Wat mevrouw Reevers aan haar zoontje vertelde.

Daar was eens een oude koning, die aan zijn hof veel edellieden had. Eén van hen heette jonker Hans, maar omdat hij altijd snoefde en pochte, werd hij jonker Pochhans genoemd.

Op zekeren morgen zei de koning aan het ontbijt: ‘Ik heb in lang geen reebout gegeten, me dunkt, zoo'n bokje zou me vanmiddag smaken; jonker Hans, zou jij me niet eens een paar kunnen schieten, ik denk dat we er drie noodig zullen hebben.’

Jonker Pochhans lachte. ‘O, Sire,’ riep hij, terwijl hij zijn blonde knevels vroolijk opstreek, ‘geen drie, maar dertig reebokjes zal ik voor Uwer Majesteits tafel schieten.’

[pagina 6]
[p. 6]

‘Wel, Hans,’ zei de koning, ‘als jij zoo'n knappe jager bent, zal ik je voor iederen reebok tien dukaten geven. Maar,’ en nu keek de oude koning hem ernstig aan, ‘als je me de drie bokjes niet brengt, waarom ik je gevraagd heb, dan word je tot straf voor je snoeven drie dagen in den toren opgesloten.’

Jonker Pochhans boog, en opgewekt trok hij op weg.

Maar een ander was hem voorgegaan naar het woud.

De oom van jonker Pochhans, die een toovenaar was, had gehoord, wat zijn neef tegen den koning gezegd had.

‘Ik zal dien jongen zijn bluffen wel afleeren,’ dacht hij bij zichzelf, en in alle stilte was hij vertrokken. Midden in het bosch bleef hij staan, haalde een tooverfluitje voor den dag en blies er op. In een ommezien stonden alle dieren uit het woud in een wijden kring om hem heen, en luisterden naar wat hij zeggen ging.

Toen het doodstil was, begon de toovenaar te spreken:

 
‘Reebokjes, vlug!
 
Keert naar je holen en spleten terug,
 
Gaat hier alle ras vandaan -
 
Jager Pochhans komt er aan.’
[pagina 7]
[p. 7]

Nauwelijks had hij de laatste woorden gesproken, of alle reeën en herten waren heengevlucht; de bladeren van het kreupelbosch, waarin ze gestoven waren, ritselden nog even na. Niet alleen de groote dieren, maar ook de kleine zetten het op een loopen. De vogels vlogen ver weg, de hazen en konijnen zochten hun holen op. De jonker mocht zich eens op hén wreken, als hij geen grof wild onder schot kreeg.

Arme jonker Pochhans! Toen hij in het bosch kwam, scheen het uitgestorven. Daar was geen bokje, dat hij volgen kon. Tevergeefs zocht hij naar eenig spoor. Niet één keer spitsten zijn wakkere honden de ooren.

Hij zwierf het bosch door en zocht en speurde. Maar er leefde niets in het kreupelhout, daar was zelfs geen haasje dat schichtig wegsnelde.

Jonker Pochhans gaf de hoop niet op. Toen de zon hoog aan den hemel stond, was hij nog vol moed en ijver. Maar de dag ging voorbij, de schaduwen werden lang, - en hij had nog niets geschoten.

Lang nadat de maaltijd aan het hof geëindigd was, keerde jonker Pochhans mismoedig en beschaamd naar het paleis terug.

[pagina 8]
[p. 8]

‘Nu Hans, je bokjes hebben me heerlijk gesmaakt!’ zei de koning.

Maar toen hij merkte, dat jonker Hans platzak terugkeerde, werd hij boos en liet hem in den toren opsluiten.

Drie dagen lang zat de jonker in den ouden, hoogen toren, met geen ander gezelschap dan een paar nieuwsgierige muizen. Driemaal op een dag werd hem door een zwijgenden bediende brood en water gebracht.

Jonker Hans had tijd genoeg om in de eenzaamheid over zijn snoeven na te denken.

‘Als ik weer vrij ben, zal ik niet meer zoo bluffen,’ dacht hij bij zichzelf.

Maar zóó gauw had hij zijn grootspreken niet afgeleerd.

Een paar weken later zei de koning: ‘Ik heb van het jaar nog geen forellen geproefd, en het is er nu de tijd voor. Jij moest er eens een paar zien te vangen, Hans.’

Een páár! Hoeveel had Hans er niet zien zwemmen in de vijvers!

‘O koning!’ zei hij, ‘minstens twintig forellen breng ik u straks thuis.’

‘Denk aan den toren, Hans,’ waarschuwde de

[pagina 9]
[p. 9]

koning. ‘Drie dagen arrest als je weer met leege handen terugkomt.’

Jonker Pochhans lachte, hij was zoo zeker van zijn zaak, de rivier wemelde immers van visch en hij had er zooveel tijd voor. Welgemoed trok hij op weg.

Maar zijn oom was hem alweer vóór geweest. De oude toovenaar stond aan den oever van de rivier en riep:

 
‘Forelletjes, vlug!
 
Keert naar je schuilplaatsen spoedig terug,
 
Zwemt hier alle ras vandaan -
 
Visscher Pochhans komt er aan.’

Al wat visch was, had met open bekjes naar den toovenaar geluisterd. Een gespartel met de staarten kondigde nu hun snelle vlucht aan. Wat zwommen ze! Ze schenen te roeien door het water. Niet alleen de forellen, ook de palingen en alen en karpers, de bleien en de voorntjes, zelfs de kleine stekelbaarsjes scheerden zich weg.

Toen jonker Hans zijn net uitwierp, was de rivier verlaten. Waar hij het ook probeerde, of hij zijn bootje al verder en verder roeide en zijn net dan zakken liet, - niets dan kroos en rivierplanten haalde hij op.

[pagina 10]
[p. 10]

Laat in den avond kwam hij in het paleis terug. Onmiddellijk werd hij naar den toren gebracht.

‘Wie schiet me vandaag eens een lekkeren patrijs?’ vroeg de koning een dag of acht later.

‘Ik!’ wou jonker Hans zeggen, maar hij bedacht zich.

‘Mag ik het eens probeeren, Sire?’ vroeg hij.

‘Zeker, Hans!’ zei de koning.

‘Ik hoop, dat ik ditmaal gelukkiger ben,’ dacht Hans.

Zijn oom, de toovenaar, had vergenoegd gelachen. Hans was op den goeden weg. Ditmaal zou hij hem niet hinderen. ‘Geluk op de jacht, Hans!’ riep hij hem na.

Hans bedankte hem en vertrok.

Ternauwernood was hij in het bosch, of zie, een patrijs hipte voor hem uit, Hans legde aan en schoot. Hij stak den vogel in zijn weitasch met een dankbaar hart. Ditmaal zou hij ten minste niet platzak thuiskomen.

Zes vogels kreeg hij onder schot, maar één ontsnapte hem.

Tegen drie uur was Hans al terug met zijn vijf patrijzen, de kok had nog juist tijd om ze te braden.

[pagina 11]
[p. 11]

‘Hans,’ zei de koning, toen de vogels heerlijk gebraden op tafel stonden, ‘je bent een goed jager. Voor je vijf vogels krijg je vijftig dukaten en vijftig leg ik er nog bij, omdat je je snoeven hebt afgeleerd.’

Jonker Hans heeft na dien tijd nooit meer gebluft, en niemand heeft hem later nog jonker Pochhans genoemd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken