Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heintje Pochhans (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heintje Pochhans
Afbeelding van Heintje PochhansToon afbeelding van titelpagina van Heintje Pochhans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (8.93 MB)

ebook (3.16 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heintje Pochhans

(1915)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.
Hannie op de Bewaarschool.

Het was al lang geleden, dat Henri Reevers naar dit oude sprookje geluisterd had.

Hij zou het zeker al vergeten zijn, als zijn moeder hem er niet af en toe aan had herinnerd.

Hannie was ook een snoever, als klein kind al.

Toen hij een kereltje was, dat nauwelijks praten kon, riep hij al: ‘Itte g'oot, itte g'oote jonne. Itte ste'k. Itte e'g ste'k.’

Iedereen lachte om het ventje, dat, stevig

[pagina 12]
[p. 12]

vastgegespt in zijn stoeltje, aan de wereld verkondigde, dat hij groot en sterk, erg sterk was.

Toen hij drie jaar was en een papieren steek op zijn blond, krullend kuifje gezet had, liep hij de kamer rond, zwaaiend met de liniaal, die een sabel moest verbeelden. Hij was soldaat, hij vocht tegen reuzenlegers, en versloeg ieder, die maar in zijn nabijheid was. Zijn heldere, grijze oogen schitterden van ijver onder zijn woest opgetrokken wenkbrauwen, zijn zachte wangetjes waren donkerrood van opgewondenheid als hij links en rechts om zich heen stak, in het voetenkussen, in den luierstoel, tegen de overgordijnen; hij achteivolgde de vijanden zelfs door de alkoof heen naar de voorkamer, waar ze onder de tafel gevlucht waren. En als ze zich in zijn ouders groot ledikant verborgen hadden, dan klom hij er bovenop en doorstak ze, onverschillig of ze onder de kussens of aan het voeteneind gekropen waren.

Als hij dan terugkwam in de huiskamer, waar zijn moeder bij het raam zat te werken, begon hij te vertellen van zijn heldendaden. Zijn hoofd bonsde nog van den klap, dien de koning van de vijanden hem op zijn hoofd had gegeven, maar hij

[pagina 13]
[p. 13]

had met zijn sabel den heelen koning doodgestoken en alle generaals en soldaten en dienders en allemaal. ‘Ik heb gewonnen!’ En hij besloot zijn verhaal aldus: ‘Als ik een groote jongen ben, word ik ook soldaat en dan maak ik alle legers en alle koningen van alle landen dood en dan ben ik ook een koning, en mijn moeder is een koningin. Ze krijgt een jurk van goud en een groote kroon op haar hoofd en allemaal fluweel en zij en allemaal lekkers en koekjes, en ik ook.’

Op zijn vijfde jaar stapte Hannie naar de bewaarschool. Zijn moeder dacht, dat het goed voor hem zijn zou. Als hij met andere kinderen omging, zou hij leeren inzien, dat hij een kind was als de andere.

Maar Hannie leerde niet zoo gauw zijn eigen waarde kennen.

‘Zul je je best, doen, Han?’ had zijn moeder hem 's morgens gevraagd; ‘je moet probeeren goed te leeren, hoor.’

Hannie had zijn moeder dadelijk gerustgesteld. ‘Ik zal niet huilen, ik ben groot. Ik zal lezen leeren en schrijven en ik zal een mooi schilderij teekenen met alle jongetjes er op van de heele school.’

Hij huilde werkelijk niet, toen hij de bewaar-

[pagina 14]
[p. 14]

school binnentrad. Hij nam zijn bonten mutsje af en gaf de juffrouw een hand en stapte flink aan haar zij het schoollokaal binnen. Hij monsterde zijn makkertjes eens en zag tot zijn verwondering, dat er ook meisjes bij waren. De onderwijzeres bleef staan bij een bank waarin nog een plaats was. Maar Hannie begreep haar bedoeling niet, hij liep de lage banken voorbij en trachtte op de kruk te klimmen, die voor de klas stond.

‘Is hier niet eens een canapé?’ vroeg hij. ‘Ik wil op een canapé zitten en paardje rijden.’

Hannie was verwonderd en teleurgesteld, toen hij zelfs niet op de kruk mocht blijven zitten, die hij met zooveel moeite bestegen had.

In een klein, nauw en laag bankje moest hij plaats nemen naast een jongetje, dat een doek om zijn hoofd had.

‘Ik wil niet naast een jongetje met één oog zitten,’ zei Hannie, ‘hij kan me niet aankijken, zijn blinde oog is net aan mijn kant.’

‘De jongetjes kunnen niet eens hard praten,’ merkte hij vijf minuten later op. ‘Ik wel, en ik kan al nulletjes en eentjes op een lei schrijven, wat prachtig......’

[pagina 15]
[p. 15]

De jongetjes protesteerden. Zij waren al vier maanden op school en wisten dus, dat ze zwijgen moesten. Maar ze lieten toch den verwaanden kleinen jongen hun leien zien, die vol m's en n's waren in sierlijk grootschrift.

Hannie was een oogenblik verbluft. Toen trok hij een mondje. Ph! Dat kon hij ook, hij kreeg een lei, die in zijn kastje lag, nam een griffel uit zijn nieuwen koker en wou eventjes die m's en n's gaan nateekenen. Maar nauwelijks had hij een paar krabbels op zijn lei gemaakt, of de kinderen stootten elkaar aan en lachten hem uit.

‘Hij kan er niets van,’ zei het ventje met zijn eene oog.

‘Wat heeft die een drukte!’ riep een ander. ‘Juffrouw, hij kan nog geen eens een m en een n schrijven!’

‘Hij komt ook pas op school,’ zei de juffrouw vergoelijkend.

Hannie, die op het punt was kwaad te worden, knikte ernstig.

‘Ja, ik kom er pas op,’ zei hij, ‘als het strakjes is, dan kan ik het ook, het mooist van allen.’

Toen het ‘strakjes’ was, ondervond Hannie, dat hij het nog niet kon. Hij bracht er nog niets van terecht.

[pagina 16]
[p. 16]

‘Ik vind het niet eens prettig om te schrijven, ik lees veel liever,’ zei Hannie, toen de anderen hem weer uitlachten om zijn hanepooten.

‘Kan je dan lezen?’ vroegen de anderen.

‘Ja, zeker,’ zei Hannie, ‘ik kan een heel boek lezen. Niet alle boeken.’

‘Wat staat hier dan?’ vroeg Eénoogje, het woord paa opschrijvend.

‘Niks,’ zei Hannie verachtelijk, in het minst niet verlegen.

Hij werd boos toen Eénoogje zei, dat hij zeker niet kon lezen, want dat hij anders wel zou weten, wat daar stond.

‘Ik zeg toch niet, dat ik álles lezen kan,’ riep hij, ‘alle boeken en alle kranten en alle woorden; maar ik kan één boek lezen. Het boek van A is een Aapje.’

Eénoogje sprong op van pret. ‘Je kent het uit je hoofd,’ zei hij.

Hannie haalde de schouders op, hij vond de jongetjes niets aardig en de school ook niet. Hij wou maar liever naar huis.

Maar dat mocht niet.

‘Dan wil ik lezen leeren,’ snikte Hannie zielsbedroefd, ‘ik moet van mijn moeder lezen leeren.’

[pagina 17]
[p. 17]

‘Lezen èn schrijven,’ zei de juffrouw; ‘probeer nu eerst die streepjes eens op je leitje.’

Hannie slikte zijn tranen in en zette zich moedig aan het werk. Als hij eenmaal die streepjes maken kon, had de juffrouw gezegd, dan zou hij later gemakkelijk ook die m's en n's leeren schrijven.

Hannie knikte onder het werk. Hij zou ze zeker allemaal inhalen, en mooi leeren schrijven en mooi leeren lezen, tot hij álles beter deed dan álle andere jongetjes; vooral wou hij het jongetje overbluffen, dat ‘maar één oog’ had.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken