Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jonge vechtersbazen (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jonge vechtersbazen
Afbeelding van Jonge vechtersbazenToon afbeelding van titelpagina van Jonge vechtersbazen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

Scans (10.46 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jonge vechtersbazen

(1913)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

II.
In vaders spreekkamertje.

Piet stond voor zijn vader in het donkere kamertje. Het gordijn was nog op, de lantarens op straat waren nog niet aangestoken. In het duister kon Piet de menschen, als zwarte figuren, zien voorbijgaan.

Mijnheer Trezoor draaide de gaskraan open, stak een lucifer aan. Het gas suisde, met een pof brandde het.

Piet liet langzaam, plichtmatig het gordijn zakken.

Zijn hart klopte.

Mijnheer Trezoor begon.

‘Weet je dat de scholen vanmiddag weer gevochten hebben?’

‘Ja, vader.’

‘Ook, dat kleine Robert Bergstra een hersenschudding gekregen heeft?’

Mijnheer Trezoor wachtte in spanning.

Piet ontstelde.

‘Neen, vader, dat wist ik niet, dat het een hersenschudding was.’

[pagina 14]
[p. 14]

‘Dus wel, dat hij gevallen was?’

‘Ja, vader.’

‘Je hebt toch niet meegedaan, Piet?’

Het klonk zoo ernstig.

O, wat zou Piet dolgraag ‘neen!’ gezegd hebben. Hij had zijn vader zoo dikwijls beloofd, niet te vechten, niet mee te doen aan die schandelijke kloppartijen. Maar hij kon niet anders dan bekennen. Hij boog het hoofd en met een kleur van schaamte zei hij: ‘Ik was er ook bij!’

Mijnheer Trezoor zuchtte. Dat was wél een teleurstelling! Hij had zoo gehoopt, dat zijn zoon er ditmaal niet bij was geweest.

‘Dat spijt me, Piet! - Ik had je voor beter gehouden. - Maar je hebt toch Robert Bergstra niet aangespoord om mee te doen?’

Toen mijnheer Trezoor zijn zoon aanzag, die stil en bleek naar het ronde mahoniehouten tafeltje staarde, wist hij het.

‘Schaam je!’ zei hij. ‘Kleine Robert, die twee jaar jonger is dan jij, en voor wien jij zorgen moest omdat hij je vriendje is! Hoe kon je hem tot zoo iets overhalen! - 't Is schande!’

Piet gaf zijn vader gelijk. Ja, nu schaamde hij zich ook.

[pagina 15]
[p. 15]

Wat dacht hij nu heel anders dan een paar uur geleden! Toen lachte hij ieder uit, die niet mee optrok met riemen en tasschen om de Leeuwen te bevechten. Toen noemde hij Robert een lafaard, omdat die niet wou. En - kleine Robert was meegegaan.

O, had hij toen toch alles maar beter ingezien! Had hij toen maar begrepen dat dát laf was, wat hij deed: meegaan met de jongens, alleen omdat de anderen het deden. Meegaan en meevechten, tegen het uitdrukkelijk verbod van zijn vader in!

Piet stond daar nog altijd tegenover zijn vader. Mijnheer Trezoor draaide het licht weer uit.

‘Ga mee naar binnen,’ zei hij koel, ‘ik zal je niet straffen, maar dat zeg ik je, Piet, je hebt er me een groot verdriet mee gedaan!’

Piet zuchtte. Dat had hij niet verwacht. Hij had gedacht, een strenge straf te krijgen. Och, hád hij die maar gekregen, dat was nog beter geweest.

Dat was nu zijn straf, dat Robert ziek was, gevaarlijk ziek. En ook, dat hij zijn vader verdriet had gedaan.

Mijnheer Trezoor zette zich aan tafel, ook Piet ging zitten. Tante Line deed op.

[pagina 16]
[p. 16]

Er werd niet veel gesproken. Ieder merkte, dat er iets niet in den haak was. Zelfs kleine Wim fluisterde toen hij tante om ‘nog een bordje’ vroeg.

De maaltijd was afgeloopen. Mimi zag tersluiks van vader naar Piet. Piet had zeker wel een heel slecht cijfer, dat vader zoo boos was.

Mimi schilde een appel voor vader, tante had een bellefleurtje voor Wim onder handen.

‘Dank je,’ zei mijnheer Trezoor tot Mimi.

Toen bood ze hem Piet aan.

Zoo ver ging anders haar zusterlijke liefde niet om appelen voor Piet te schillen; maar voor ditmaal deed ze het.

Piet bedankte ook.

‘Wel, dan is het zeker 'n één,’ dacht Mimi, ‘'n één voor gedrag, dat is het allerslechtste.’ En dat zou dan ook wel valsch van den onderwijzer zijn geweest, want een één zou Piet toch wel niet verdiend hebben. Dan moest je het al allerschandelijkst gemaakt hebben!

Haar boosheid over den onderwijzer maakte haar medelijden met Piet nog grooter. En in alle stilte at ze nu den versmaden appel op, terwijl ze meewarig in Piets richting tuurde.

[pagina 17]
[p. 17]

Mijnheer Trezoor stond op en ging naar zijn kamer.

Mimi zette de borden in elkaar en nam toen verder met tante de tafel af.

Kleine Wim trok Piet nederig aan zijn blouse.

‘Wat is er?’ vroeg Piet, maar toen hij het kleine ventje met het potlood in de lucht figuren zag maken, begreep hij hem al. ‘Daar heb je een stuk papier,’ zei hij, een blad uit zijn kladcahier scheurende, ‘nu zoet teekenen!’

Wim legde het papier op het tafelkleed, ging met de knietjes op een stoel liggen en begon uit alle macht op het papier te krasssen. In een oogenblik was het dóór, en de punt van het potlood gebroken. Wim schrok er zóó van, dat hij het papier stilletjes wegbergde en het potlood in den zak stak. Heel zoet ging hij nu in zijn eentje een huis bouwen in een hoek van de kamer. Zijn liefde voor het teekenen was tijdelijk verflauwd en dat was maar gelukkig ook!

Toen Mimi in de kamer terugkwam, zag ze met genoegen, dat Wim op een behoorlijken afstand zat. Hij zou hen niet verstaan als ze met Piet sprak. Zachtjes stootte ze nu haar broer aan.

[pagina 18]
[p. 18]

Piet was aan zijn schoolwerk begonnen.

‘Wat is er?’ vroeg hij, hoewel hij haar al vooruit begreep.

Mimi kwam nu heel dicht naar hem toe.

‘Waarom is vader zoo boos?’ vroeg ze.

‘We hebben gevochten,’ zei hij, ‘kleine Robert is gevallen, hij heeft een hersenschudding.’

Kleine Robert? Mimi schrikte. Ze waren er zoo dikwijls aan huis geweest. De Bergstra's waren vroeger hun buren geweest. Ze hadden beneden in het huis gewoond. En bijna dagelijks werden Piet en Mimi beneden geroepen om met Robert en Clara in den tuin te spelen.

Piet had zelf behoefte om over zijn verdriet te spreken en nu vertelde hij haar alles.

‘'t Is vreeselijk!’ zei Mimi alleen, toen Piet zweeg.

‘Maar weet je wat ik eigenlijk vind, Piet,’ ging ze na een poosje voort, ‘Robert is mans genoeg. Als jij zegt: “Ga mee!” en hij wil niet, dan kan hij dat wel zeggen ook. Hij is bijna twaalf, en toen ik bijna twaalf was, zou ik me niet aan je gestoord hebben, al zei je ook honderdmaal: “Ga mee!” als ik niet wou.’

‘En als ik dan tegen je zei: ‘Je gaat niet mee

[pagina 19]
[p. 19]

omdat je niet durft, omdat je een lafaard bent,’ vroeg Piet, ‘wat dan?’

‘O, dat is wat anders,’ zei Mimi dadelijk, ‘ja, dan zou ik zeker ook mee zijn gegaan, al was het nog zoo verkeerd.’

‘Zie je wel,’ zei Piet met een zucht, ‘daar heb je het al.’

Mimi zag hem ernstig aan. Ze wou Piet zoo graag troosten.

‘Is het heel erg?’ vroeg ze. ‘Het zal toch nog wel beter worden, denk je niet?’

Piet haalde de schouders op.

‘Weet je wat,’ zei Mimi, ‘we moeten eens samen bij mevrouw Bergstra gaan hooren. Zou dat niet goed zijn?’

Piet knikte. ‘Ga je mee?’ vroeg hij verrast. Alléén zou hij er niet den moed toe gehad hebben.

Mimi beloofde het en Piet ging naar de kamer van zijn vader om te vragen of die het goedvond.

‘'t Is goed!’ zei mijnheer, ‘en zeg dan meteen aan mevrouw hoe alles geloopen is, zul je?’

Piet beloofde het.

Hij aarzelde, hij wou nog wat zeggen. Op den drempel keerde hij terug.

[pagina 20]
[p. 20]

‘Vader,’ vroeg hij ‘,ik heb nog vijf en vijftig cent, mag ik die gebruiken om wat voor Robert mee te brengen?’

Piet was aan het sparen. Hij wou een paar nieuwe schaatsen koopen, het paar dat hij had, werd te klein.

‘Ga je gang!’ zei mijnheer alleen. Hij liet niet merken, dat hij het aardig van Piet vond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken