Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn roman (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn roman
Afbeelding van Mijn romanToon afbeelding van titelpagina van Mijn roman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.91 MB)

Scans (30.42 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn roman

(1901)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 41]
[p. 41]

VIII.
Tusschen twee vuren.

Alles scheen in dien tijd wel samen te loopen, om mij te ergeren. Op de H.B.S. was het ellendig. Behalve dat we repetitietijd hadden, waren er duizend dingen, die me hinderden. De winter was begonnen en iederen dag zag je meisjes verschijnen in nieuw, degelijk wintergoed. 't Kwam me voor, dat er nog nooit zooveel werk van de japonnetjes was gemaakt als dat jaar, dat er nooit zoo'n sprekende verandering in de mode was geweest. Je hoorde niet anders dan praten over moffen en mantels en winterhoeden en winterstoffen.

Ik hield me een beetje achteraf, me schamend voor het zomergoed, dat ik nog droeg.

Maar dikwijls werd ik er ingehaald, om mijn oordeel over het een of ander te zeggen. Dan maakte ik me er maar af, zoo gauw ik kon, met een enkel onverschillig gezegde. Ik kon niet anders. Als ik me verrukt getoond had over een mooien mantel, of erg ingenomen was geweest met een bepaalden hoed, wat was dan natuurlijker geweest, dan dat ik

[pagina 42]
[p. 42]

er ook zoo een ‘genomen’ had? En in het andere, geval, als ik mijn meening gezegd had over sommige stoffen, die wel duur, maar toch smakeloos waren, zouden ze mij dan niet hebben uitgelachen, die er zoo kaal uitzag?

Op zekeren dag kwam ik tot de ontdekking, dat ze me in de klas hielden voor een meisje, dat niet om mode of toiletjes gaf.

't Was toen Nonnie Stevens voor het eerst met haar rood ripsen japonnetje school kwam. Er was verschil van meening in de klas. Sommigen vonden het beeldig, de stof zijïg, de kleur rijk. Anderen zeiden: de stof is te zwaar voor een meisjesjurk, en het rood is te hel, te gedurfd.

Ik zat over een boek gebogen en hield me of ik las.

‘Wat zegt Rudi er van?’ vroeg Rina Wannink.

Ik spitste mijn ooren, maar sloeg, als verdiept in mijn lectuur, een blad om.

‘Rudi Willenborg? Die hoef je niet eens te vragen, die zegt er niemendal van, die bemoeit zich niet met zulke dingen.’

‘Wat, Rudi niet?’

‘Welneen, anders zou ze niet...’

De rest verstond ik niet; de hoofden werden bij elkaar gestoken. Ik deed mijn best een stalen gezicht te zetten, maar ik had moeite me goed te houden.

't Is alles behalve prettig, als er over je gepraat wordt, als je wordt nagewezen om je kleeren. Een gevoel van bitterheid kwam in mijn hart.

Ik nam me voor de meisjes in haar waan te laten.

[pagina 43]
[p. 43]

Dat gaf me nog een houding. Dat redde me een beetje.

En voortaan gaf 'k nog minder acht op kleeren van anderen, in stilte zorgend, dat ik er zoo goed uitzag als mogelijk was met onze zeer bekrompen middelen.

Den dag, nadat ik Jan Reinders had gezien, kwam ik verdrietig thuis.

De meisjes waren vol geweest van al de pret op de dansles. Rina vooral. ‘O, Rudi, 'k wou dat ik je overhalen kon!’

Ik zuchtte. ‘Zeur nu maar niet langer,’ zei ik. 't Was wel bruusk, maar 't baatte en Rina zweeg.

Dan was er nóg iets.

Een van de leeraressen, juffrouw Wijsman, zou de school verlaten. Ze ging trouwen. Er werden plannen beraamd om haar een afscheidscadeau te geven en een comité van meisjes was benoemd om geld in te zamelen. In iedere klas ging een inteekenlijst rond.

Juffrouw Wijsman was erg bemind. Het speet ons allen, dat ze wegging, en er was bepaald, dat we haar iets heel moois zouden geven. Maar een bedrag was nog niet genoemd.

Ik zat er erg mee in. Thuis had ik er nog niet over gesproken, er was al ellende genoeg.

Opeens werd me op school de lijst onder den neus gelegd. Ik schrok er van. Ik las: ƒ 5, ƒ 5, ƒ 1, ƒ 5, ƒ 2.50 en voor de rest meest rijksdaalders.

Nonnie Stevens schoof haar houten stoel bij me en reikte me den pennenhouder over.

Ze boog zich even naar me toe en zei fluisterend:

[pagina 44]
[p. 44]

‘Zeg, vindt je het niet schriel van Betsie Sanders, om voor een gulden te teekenen? Begrijp jij hoe ze het durft?’

‘Ze is zeker slecht bij kas,’ veronderstelde ik lachend.

Nonnie haalde de schouders op. ‘Kom, dat is maar nonsens!’ zei ze. ‘En het is heel billijk dat onze klas het meest geeft, want wij hebben de meeste lesuren van juffrouw Wijsman gehad. En iederéén vindt Wijsmannetje een snoes.’

Ik zat nog steeds met de pen in de hand, de inkt verdroogde. Ik zei niets.

Het prikkelde Nonnie blijkbaar, dat ik zweeg.

‘Gesteld al, dat Bets op het oogenblik slecht bij kas is, dan vind ik het nog erg onaardig van haar. Ze kan het toch thuis vragen en zich de volgende maand wat bekrimpen. Iedereen zou haar het geld willen leenen, als ze er maar om gevraagd had. - Ze had de lijst ook wel kunnen bederven. Maar aardig vond ik het, dat Alice Sulpke vlak onder haar weer voor vijf gulden teekende!’

Dat ik zoo ellendig laf was! Ik had geen moed om te besluiten. Wat moest ik in 's hemelsnaam geven, ik, die niets had!

Toch stond het bij me vast, dat ik wel verplicht was een rijksdaalder....

Neen, een rijksdaalder, het was onmogelijk. Hoe moest ik er aankomen? Hoe zoo ik het thuis durven vragen?

Wat was het leven toch moeilijk! Het stond vast, dat ze me allen voor gierig en schraperig zouden houden. Maar er was niets aan te doen. Ik kon toch

[pagina 45]
[p. 45]

Moe, die al zoo in zorg zat, niet lastig vallen, om mezelf maar groot te houden.

En toch, een gulden, - en dat na al wat Nonnie had gezegd?

Als 'k eens één vijftig schreef? Ik zuchtte.

Toen, terwijl ik zoo vroolijk keek, als me maar lukken wou, zei ik, na even gehemd te hebben, los, luchtigjes: ‘Zeg, verwacht van mij ook heusch niet te veel. 'k Zit toch al diep in schuld en Sinterklaas staat voor de deur.’

‘Neen, maar, Rudi, jij geeft natuurlijk vijf gulden! Verbeeld je, dat jij en ik en Rina en Hes Doyer en Adèle, de vijf meisjes, die ze nogal con amore geholpen heeft, toen we voor Adèle's ouders dat Fransche tooneelstukje instudeerden, stel je voor dat die minder gaven! Dat zou wel schande zijn! Dan zou ik haast gaan gelooven....’

‘Wat?’ Ik voelde dat ik een kleur kreeg. ‘Wát zou je haast gaan gelooven?’

‘Och, niets, Rudi, dat is maar gekheid. Betsie Sanders zei... maar het doet er niets toe, hoor. Betsie heeft nogal veel recht om aanmerkingen op anderen te maken!’

Maar ik wou weten wat Betsie Sanders zei, ik Het me zoo niet afschepen. ‘Je begrijpt wel, dat je nu verplicht bent, om te spreken,’ drong ik.

‘Wat ben je opeens heftig. Zóó erg is het niet, hoor. Ze zei, dat je zeker aan het potten was van den winter omdat je niet naar de dansles wou en je niet abonneerde op ‘Ons blad’ en omdat je ook niet mee bent geweest toen de heele klas de ‘Gijsbrecht van Amstel’ ging zien. Dat is nu alles!

[pagina 46]
[p. 46]

Flauw, hè? Was dat nu om zoo heftig te zijn? Ik vind het van Bets veel naarder, dat ze zich zoo krap houdt nu er wat te geven valt’

Ik dipte opnieuw in, veel te diep, er viel meteen een klad op de lijst.

‘Zeg, weet je nog van die inktvlek op juffrouw Boon's voorhoofd? Toen ze voor gek voor de klas stond en maar niet begreep, waarom we zoo'n pret hadden?’

Ik knikte, en schreef lachend mijn naam.

Toen gaf ik de lijst terug.

Nonnie gluurde er eens in, en vloeide toen de letters af.

Ze lachte tevreden. ‘Ik ga er dadelijk mee naar Betsie Sanders!’ riep ze.

‘Och, spreek er maar niet over,’ zei ik, moe.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken