Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn roman (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn roman
Afbeelding van Mijn romanToon afbeelding van titelpagina van Mijn roman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.91 MB)

Scans (30.42 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn roman

(1901)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 323]
[p. 323]

XLII.
Een krantennieuwtje.

Maanden zijn voorbijgegaan, maar alles is bij het oude gebleven.

Mijn vertaling is af, ze ligt bij den uitgever. ‘Heb geduld, meid,’ zegt Pa, ‘het kan nog een tijdje duren eer je de drukproeven krijgt.’

Ik heb geduld, het kost me niet veel te wachten, want zóó interesseeren die proeven me niet.

'k Heb soms een gevoel of ik veel meer kan dragen dan vroeger. 'k Ben tammer geworden. Ik wind me niet, zooals vroeger, over allerlei op.

'k Voel me ouder.

Dat is het, er is iets rustigs over me gekomen, ik werk geregeld, ga geregeld uit, slaap geregeld.

Toen Meta een week of drie geleden hier was, vond ik haar druk. Toen 'k van den zomer op Tante Rudi's verzoek een paar weken bij haar gelogeerd heb, trof me de weelde niet meer, en toen ik thuis kwam, werd ik niet gekweld door het gemis er van.

Den tijd, dien ik in Utrecht doorbracht, was de famillie Reinders naar Lochem.

[pagina 324]
[p. 324]

‘Dat tref je slecht,’ zei Moe goedig, ‘je hadt met Meta zulke prettige dagen kunnen hebben.’

‘Och,’ zei ik terug, ‘'t is goed dat ik het vooruit weet, dan is de teleurstelling zoo groot niet. En voor Tante zou het ook niet aardig zijn, als ik zoo uitliep.’

Een paar dagen was ik pas bij Tante, toen Martha me onder andere schreef:

‘Jan is hier geweest, Hij is niet mee naar Lochem omdat hij dat al kent; hij logeert bij een vriend in Amsterdam, - je weet wel, Roelofs, bij wien hij ook was toen jij hem dien avond nadat je gevallen was, tegenkwam. Begrijp je hoe iemand liever in Amsterdam kan zijn dan in Lochem, waar de natuur zoo heerlijk schoon is?

‘Jij geniet zeker ook en gaat naar Zeist en Driebergen en Doorn, en misschien wel naar Ede, waar het ook zoo mooi moet zijn.’

Na Martha's brief heb ik, toen ik 's avonds alleen op mijn kamer was, geschreid, zonder zelf recht te weten waarom.

Het was zacht weer, vredig gleed de blauwe maneschijn de kamer in.

Toen mijn tranen weer gedroogd waren, bleef ik verwonderd, peinzend staren in het bleeke manegezicht, dat met zijn schijnsel het halve wereldrond verlichtte en neerzag op zoo vele volken. Ik, nietig menschenkind, ik wist niet eens, hoe ze het thuis nu maakten, en hoe het Meta ging in Lochem. De maan zag allen, vader, moeder en - Jan, die zeker ijverig met zijn vrienden ‘fuifde.’

[pagina 325]
[p. 325]

Het is opmerkelijk hoe de tijd soms slijt, stil voortschrijdt als een kalme wandelaar.

Vanavond schrikte ik op. 't Was het theeuurtje.

We zaten allen met een blad van het Nieuws.

Opeens zegt Pa opgewekt: ‘Dat doet me plezier, dat is mooi. Jan Reinders is geslaagd voor semi-arts!’

‘Hè,’ zegt Martha met een zucht, ‘wat is dat toch een knapperd!’ En meteen legt ze haar krant neer en gaat voort aan haar werk voor de Industrieschool.

Terwijl Moe met tinteloogjes van tevredenheid en blijdschap met Pa Jans deugden bespreekt, zijn ijver én zijn kranigheid, voel ik dat Jo me opneemt.

En ik weet, dat ik gloei, - je kunt soms zonder aanleiding rood worden, - ik lach om Martha en wensch haar zijn boftalent toe.

‘Nu,’ vindt Moe, ‘het zou wel wonder zijn, als iemand, die zoo geleidelijk door élk examen is gekomen, telkens geboft heeft.’

Martha ziet me, geprikkeld voor haar doen, over tafel aan.

‘Ik geloof, dat jij altijd wat van Jan te zeggen hebt. Laatst ook, toen vondt je hem ouwe-heerig met zijn zwarten stok.’

‘Kom, kom,’ zei Jo, goedig ernstig, ‘Rudi meent het zoo kwaad niet.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken