Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier
Afbeelding van Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestierToon afbeelding van titelpagina van Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.40 MB)

Scans (211.09 MB)

XML (3.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/economie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aaloude en hedendaagsche scheeps-bouw en bestier

(1970)–Nicolaas Witsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Architectura navalis et regimen nauticum


Vorige Volgende

Negende Hooftstuk.
Evenmatige grootheit van Scheeps leden; mitsgaders eenige byzondere Scheeps Certers.

DE benaminge, gestalte en gebruik onzer Scheeps leden nu bekent zynde, zoo vereischt het vervolg dat men hun maat geve, met eenGa naar margenoot† even-redige grootte.

Stelle danGa naar margenoot* d'even - maat van alle de voornaamste Scheeps deelen in 't algemein ten toon, en de maat van die geene welke minder van belang zyn in 't byzonder; nemende tot voorbeeldt een Schip, als boven is gezegt, van 134 voeten lang over steven, in het welke, de kleine deelen uitgezondert, alle de voorname leden, in volle maat, en met getallen uitgedrukt, vertoont staan.

Even-maat te geven van d'alderminste kleinigheden des timmermans in een Schip, zoude een onnutte zaak, en van te grooten arbeidt zyn; want deeze volgen van zelfs, als de groote deelen hunnen eisch, en even-matige schik, bekomen hebben.

Om dan een aanvang te maken, zoo werdt alleen de lengte van het Schip gegeven, waar uit de bequame wydte, en holte volght.

Van de wydte uit de lengte.

2. De lengte van het Schip in vieren gedeelt zynde, zoo neemt tot de wydte een vierde deel. By voorbeeldt, 100 voet lengte, komt 25 voet tot de wydte op de hals. Als een Schip onder de hondert voet lang is, moet de wydte minder wezen als zyn vierde part, na het gevoelen van eenige Meesters. Doch andere maken het Schip 3 of 4 voet wyder als het vierde part, om niet zeer rank te zyn. Een Koopvaarder mag wel 2, 3, 4 of 5 voet naauwer zyn, na dat hy lengte heeft. Om met gemak voor hunne touwen te ryden, en met weinigh volk licht bestiert te konnen werden, maakt men de Scheepen vaak smalder, als wel anderzins zoude geschieden. Scheepen van 165 of 170 voeten mogen wel 6 voet naauwer zyn als de vierde part van hun lengte. Tot Fluiten neemt men mede wel een vyfde van de lengte tot de wydte.

Van de holte uit de lengte.

3. Tot de holte uit de lengte, neemt voor 10 voet lengte 1 voet holte. By voor-

[pagina 105]
[p. 105]

beeldt, 100 voet lengte, komt 10 voet holte op de hals; doch op deeze holte vindt men wel Scheepen 4 voet langer, ook wel 2 voet korter, maar zelden.

Van de Kiel.

4. De kiels dikte is ¼ meerder als de binnen-kant van de steven, en de breedte is 1½ breeder als de steven, namentlyk, op den hals ⅓ van vooren, daar 't Schip het wydtste is, achter en voor over een komende met de stevens; de sponning is zoo dik, wydt en diep, als de planken dik zyn; de planken zyn ¼ van de dikte der steven.

Van de Voor-steven.

5. De voor-steven is aan de binnen-kant dik 10 duim, deeze dikte vindt men uit de lengte van 't Schip: by voorbeelt, 10 voet lengte, 1 duim dikte.

2. De dikte van de voor-kant zy ⅗ van de dikte der binnen-kant.

3. Tot de hooghte van deeze steven addeert, of brengt t'zamen, de holte, het opzetten, en dat daar boven zyn moet, als 't kot, de bak, enz. by voorbeeldt, 10 voet hol, 2 voet opgezet, hier neemt men ook wel 3 voet toe, 6 voet verdek aan boort, komt 18 voet tot de hoogte van de steven. Een Fluit valt minder, en een Fregat meerder. Als men de hooghte van de steven neemt, moet men te vooren weten of het Schip een bak zal hebben, of niet: zoo daar geen bak op gemaakt zal worden, dan moet de steven zoo veel laeger zyn als de hooghte van 't kot is. Of men neemt twee elfde parten van de lengte over steven, tot de hooghte van de steven, in de winkel. Andere neemen mede hier toe elf zestigste parten van de lengte. Tot het vallen van de voor-steven neemt men, of kan men neemen, 28/29 deel van de hooghte van de steven, in de winkel. Het kot voor is ten minsten hoog 3½ voet. De voor-steven heeft bogt 5 voet.

Van de Achter-steven.

1. Tot de lengte van de achter-steven brengt t'zaam, of addeert, de holte, het opzetten, en dat daar boven is: by voorbeeldt, neemt 3 voet voor 't achter boven, hol 10 voet, opgezet 5 voet 10 duim, zoo dat dees steven hoogh is 18 voet 10 duim. Andere neemen ieder 10 voet lengte, drie quart voor 't opzetten, 't geen hier 10 voet opgezet zoude zyn: of voor 10 voet lengte 7 duim het opzetten.

2. Het vallen van deeze steven is aldus, ieder 6 voet hoog valt 1 voet, het valt dan in 't geheel 3 voet.

3. De dikte is als de voor-steven, binnen en buiten: ¾ parten van de voor-stevens hoogte, in de winkel, blyft mede des voor-stevens binnenste dikte, als men multipliceert met den teller, en divideert met den noemer, en het zelve dat'er af komt voor duimen rekent. Op Scheepen met bakken maakt men deeze dikte meerder, als op Scheepen zonder bakken.

Stevens breedte.

1. De voor-steven, in de midden drie maal breeder als de dikte, onder en boven breeder.

2. De achter-steven, boven ⅕ breeder als de dikte, en onder vyf maal breeder als de dikte.

3. De sponning hier een weinig minder als in de kiel. De binnen-kants dikte van de steven twee maal, is de voor-stevens breedte boven, volgens eenige: en voor ¾ van de voor-stevens binnenste kants dikte, komt de dikte van de buitenste kant. De voor-steven blyft met zyn lasch zoo lang op de kiel gezet als doenlyk is, en zyn lasch toelaat. Op 9¼ van de voor - stevens dikte aan de binnen-kant zyn de planken in de steven ingevoert.

Van 't Opzetten.

6. Het opzetten komt op ieder 10 voet lengte 2¼ duim, en achter 6½ duim.

Van de Hek-balk.

7. Om de lengte van de hek-balk te bekomen, zoo neemt ⅔ van de wydte van het Schip.

2. Tot de dikte, breedte, en boght, neemt zoo veel duimen als 't hek voeten lang is.

De hek-stutten zet men veeltydts zoo lang boven 't hek als de steven lang is.

Van de Spiegel.

8. De rantzoen-houten zet men op de helft van de lengte van de steven, namentlyk de achter-kant. Aan Last dragers komen deeze houten laeger als aan Fregatten.

2. De dikte is ⅚ deelen van de dikte van 't hek.

3. De breedte komt twee maal breeder als 't hek.

4. De wurpen ⅕ dunder als de stevens dikte.

5. Het broek-stuk 1 duim dunder als de steven.

6. De hek-stutten dik ⅔ van de steven.

7. Onder met de rantzoen-houten over een komende van bogt.

[pagina 106]
[p. 106]

8. De boven-einden zoo lang als het hek van de kiel is.

9. Boven wydts ⅗ der lengte van 't hek.

10. De rantzoen - houten moeten een rondtachtige bogt hebben.

Het boeisel moet geschikt zyn, na dat men de oplangen laat uithangen.

Op de plaat hier nevens is a op de uitwatering, by b zyn de kimmen, ofde boven-kant van 't boeisel, daar de oplang over de nagel uithangt, c is de kimmegang, en de buiten-kant van 't vlak, met de onderkant van de kimme, d is de kiel.

Van 't Vlak.

9. Tot de wydte van 't vlak neemt ⅔ van de geheele wydte, namentlyk op d'uitwatering: by voorbeeldt, 25 voet wydt, komt 16 voet 7½ duim tot de wydte van het vlak.

2. Het vlak moet ieder voet ½ duim op de hals ryzen. Het overige van des Schips wydte moet men wederzydts van 't vlak even veel uit timmeren, tot de uitwatering toe. Wanneer het Schip wyder is als de proportie, of even-maat, hier gegeven, dan laat men de laatste vlak - gang wat meer ryzen als anderzins wel zoude geschieden, op dat het met de kimme wel mooge over een komen, en niet zy gelyk een trogh.

Vlakken van Koopvaardy - scheepen werden in 't gemeen wyder gemaakt als van Fregatten.

De wydte van het vlak, hier boven gemeldt, moet verstaan werden op de hals van 't Schip, daar het op zyn breedtste is, te weten op een derden deel van vooren.

Vorders doet men het vlak ryzen, en dalen, maakt het scherp, en plat, na welgevallen, en na het gebruik der Scheepen.

In dit opgestelde Schip is het vlak wydt 21 voet in de hals, daar men het eerste buik-stuk legt: 12 voet na vooren laat het een duim naauwer zyn, of wel 1½ duim: ryst op de hals 5 duim, en na vooren wat meer: op 11 voet na vooren ryst 4 duim, daar het ook 2 duim naauwer is: 12 voet en 5 duim na achteren, van de hals af te meeten, is het 2 duim naauwer, doch ryst meer: noch 11 voet 8 duim na achteren, 2 of 2½ duim naauwer: noch 11 voet en 10 duim na achteren vernaauwt het 3 of 4 duim, doch ryst meerder, waar na het weder 8 of 10 duim vernaauwt en ryst, en zoo voorts naauwer en holder.

Van de holte en wydte der Kimmen.

10. De hoke is ⅓ van de geheele holte op de hals: by voorbeeldt, hol 10 voet, komt 3 voet 3½ duim.

2. Van de wydte op de kimmen, 10 voet langte van 't Schip doet de kimmen 1 duim naauwer zyn als de geheele wydte, zoo, dat de oplangen 10 duim uithangen over 't boeisel.

Van de dikte der Inhouten.

11. Deeze zyn op de kiel ¾, aan de scheer-gang op de helft, gelyk de stutten, op de cent ⅖ van de dikte van de binne-kant der steven.

2. Achter en voor lichter, boven en onder zwaarder.

Van de Wagers, in de kimmen, en in 't vlak.

12. De kim-wager is een weinig dikker als de boei-planken.

2. De wagers in de kimmen, en in het vlak, zyn een weinigh dunder als de boei-planken.

Van de Balken in 't ruim.

13. 10 Voet langte van 't Schip geeft 1⅛ duims tot de dikte en breedte van de balk.

2. Tot de boght, ieder 10 voet lengte van 't Schip geeft 1 duim: by voorbeeldt, 100 voet lengte, komt 1 voet en ½ duim tot de dikte en breedte, tot de boght 10 duim.

De onderste balken werden veeltydts zoo dik gemaakt als de steven binnen is, en de huts balken ⅓ deel van de steven. De last-balken werden veeltydts 3½ voet laeger gelegt als d'andere balken, op de holte van 13½ voet. Hier op wert in veele Scheepen de koe-brugh gemaakt; waar op het kot achter de mast komt, daar de soldaten slapen, en de koe-brug het hoogste is.

Van de Balk-wager in 't ruim.

14. Tot de dikte van de balk-wager neemt de helft van de dikte van de binnenkant der steven, als 10 duim, 5 duim.

Van 't inkomen der Stutten op de hals.

15. Op de hooghte van 't verdek aan boort 1 en ⅔tot het inkomen: by voorbeeldt, 't verdek hoogh aan boort 6 voet, zoo moeten zy inkomen 2 voet, en ⅓ voor 't vallen hebben.

Om zeker te gaan in 't zetten van de rantzoen-houten, zoo stelt die 1 voet hoger als de helft van de steven, namentlyk met de achter of buiten-kant.

De steven onder wat meer als ⅓ breeder als boven.

Het hek dat is ook geschikt van dikte, breedte, en bogt, als de binnen-kant van de steven.

[pagina 107]
[p. 107]

De worpen zyn ⅓ dunder als het hek.

De rantzoen-houten dik op de helft van de steven.

De planken dik op ¼ van de steven.

De buik-stukken ¾ van de steven.

De zitters dik op 't boeisel de helft van de steven.

De oplangen op de scheer-gang dik ⅖ van de steven.

De stutten om laegh ¼ van de steven.

Het kolsem moet dik zyn ⅔ van de steven.

De ribben ¼ van de steven.

De buik-stukken 2 duim dunder als de steven binnen dik is, of op de kiel ¾ van de steven, op de scheer-gang de helft, aan de centen ⅔.

De hek-stutten zoo verre boven 't hek als de steven lang is.

Veeltydts komen de stutten in ⅓ van de hoogte van 't verdek.

De planken neemt men veeltydts een weinig dikker als ¼ van de steven.

De lengte van 't hek, op de wydte van 't vlak.

De boei-planken ¼ van de dikte der steven.

Van de dikte van 't Lyf-hout.

16. 't Lyf-hout moet ⅓ van de dikte der steven dik zyn.

2. De breedte als 1⅔ maal de steven.

Van de verdeks Balk-wager.

17. Tot de dikte van de verdeks balkwager ⅕ van de dikte der steven.

Van de balken tot het verdek.

18. Tot de dikte van de balken des verdeks ⅔ van de dikte der steven.

2. Tot de bogt ⅚.

3. Tot de breedte ⅔ van het zelve.

Van de Schaer-stokken, Karviel-houten, en Ribben.

19. ¼ Van de dikte der steven tot de dikte van de schaer-stokken.

2. De breedte ¼ meerder als de dikte van de steven: karviel-houten ⅓: de ribben ¼.

Van de Bark-houten.

20. Het onderste bark-houts dikte op de helft van de steven.

2. De breedte als de steven dik is.

3. De hooger bark - houten minder. Maar als de Scheepen 170 of 180 voeten lang zyn, dan zyn de bark-houten 2 duim dunder.

Van het opzetten der Bark-houten.

Opzetten van 't Bark-hout op 7 ten 100.

180 voet 12 voet en 6 duim.
175 12 2
170 11 9
165 11 6
160 11 2
155 10 9
150 10 5
145 10 1
140 9 8
135 9 4
130 9  
125 8 8
120 8 4
115 8  
100 7 7
105 7 3
100 7  
95 6 8
90 6 3
85 5 10
80 5 6
75 5 2
70 4 9
65 4 6
60 4 2
55 3 9
50 3 5
45 3 1
40 2 8

Opzetten van 't Bark-hout op 6½ ten 100.

180 voet 11 voet en 7½ duim.
175 11 4
170 11 ½
165 10 7½
160 10 4
155 10 ½
150 9 8
145 9 4½
140 9 ½
135 8 8½
130 8 4½
125 8 1
120 7 8½
115 7 5
110 7 ¾
105 6 9
100 6 5½
95 6 ¾
90 5 9
85 5 4½
80 5 2
75 4 9½
70 4 6
65 4 2
60 3 9½
55 3 6

[pagina 108]
[p. 108]

50 voet 3 voet en 2½ duim.
45 2 10
40 2 6½

Opzetten van 't Bark-hout op 6 ten 100.

180 voet 10 voet en 8 duim.
175 10 5
170 10 2
165 9 9
160 9 6
155 9 3
150 8 10
145 8 7
140 8 4
135 8 1
130 7 8
125 7 5
120 7 2
115 6 9
110 6 6
105 6 3
100 6  
95 5 7
90 5 4
85 5 1
80 4 8
75 4 5
70 4 2
65 3 9
60 3 6
55 3 3
50 3  
45 2 7
40 2 4

Opzetten van 't Bark-hout op 5½ ten 100.

180 voet 9 voet en 9½ duim.
175 9 6½
170 9 3½
165 9 ½
160 8 8½
155 8 5½
150 8 2½
145 7 10½
140 7 7½
135 7 4½
130 7 1½
125 6 9½
120 6 6½
115 6 3½
110 6 ½
105 5 8½
100 5 5½
95 5 2
90 4 10
85 4 7
80 4 4
75 4 1
70 3 9
65 3 6
60 3 3
55 voet 3 voet en 0 duim.
50 2 8
45 2 5
40 2 2

Opzetten van 't Bark-hout op 5 ten 100.

180 voet 9 voet en 0 duim.
175 8 8
170 8 5
165 8 2
160 8  
155 7 8
150 7 5
145 7 2
140 7  
135 6 8
130 6 5
125 6 2
120 6  
115 5 8
110 5 5
105 5 2
100 5  
95 4 8
90 4 5
85 4 2
80 4  
75 3 8
70 3 5
65 3 2
60 3  
55 2 8
50 2 5
45 2 2
40 2  

Van de Knies.

21. De knies in 't ruim ⅔ van de dikte der steven.

2. De knies op het verdek ¼ van de dikte der steven.

Van de hoedanigheden in de Kajuit.

22. 't Lyf-hout ¼ van de dikte der steven.

2.De balk-wagery ⅕.
3.De balken ½.
4.De knies zoo dik als daar ter plaatze de stutten zyn.

Van de Lyf-houten, Balken, Balk-wagers, en Knies, in de Bak.

23. 't Lyf-hout ¼ van de dikte der steven.

2.De balken ½.
3.De balk-wagers ⅕.
4.De knies ½.

Van de Hut, en des zelfs hoedanigheden.

24. De balkjes ⅓ van de dikte der steven.

2.De balk-wagertjes ⅙ dik.
[pagina 109]
[p. 109]
3.De balken hebben 10 duim bogt.
4.'t Waterbortje dik ⅙ van de binnenkant der steven.

Op zeer groote Scheepen werden zomtydts voor de hut losse verdekken gezet, die men op stellen, en af nemen kan.

Men maakt ook wel water-steenen in de hut, waar boven dan een bak is, die met versch water gevult wert, daar kranen in gemaakt zyn, tot gemak van den Schipper.

De hut wert ook wel in tweën verdeelt, blyvende een gedeelte na achteren afgeschooten voor een binnewaarts in getrokken galderye, voornamentlyk in Scheepen die om de West varen.

Ter zyden scheeps, voor de hut, op het verdek, maakt men zomtydts trappen, gelyk voor uitstekende galderyen, waar langs de Officieren na beneden treden: 't geene wel gemak toebrengt, maar, myns oordeels, minder sterkte maakt; want aldus is het boven-schip niet te recht afgesloten. Deeze wyze van doen was voor veele jaren gebruikelyk, en in lange niet gezien, doch wert nu weder ingevoert.

Van de Beting.

25. De speenen ⅓ dikker als de steven.

2.De beting-balk ⅓ dikker als de steven.
3.De wang aan de achter-kant de helft dikker als de steven.

Van de Rusten.

26. De groote rust lang ⅛ van de lengte van het Schip.

2.De dikte ⅓ van de steven.
3.De breedte als de dikte van de steven.
4.De fokke rust een weinig minder van lengte, dikte, en breedte.
5.De bezaans rust ⅓ van de lengte en breedte der groote rust, maar de dikte als de fokke rust.

Van de Luiken.

27. De hoofden van de luiken hebben ⅓ van de stevens dikte.

2.De binnen-lyst dik en breedt ⅕.
3.De sponning ⅛ wydt.
4.De ribben ¼.
5.De marker ⅓, de andere minder.

Van 't Galjoen.

28. De uitlegger ⅕ van de lengte der kam, achter zoo veel duimen breedt als de uitlegger voeten lang is.

2.Voor ¼ breedt.
3.De uitlegger aan steven zoo breedt als de steven binnen dik is.
4.Voor ½
5.De regeling achter breedt ½.
6.Voor ¼ van de steven.
7.En half zoo dik als de breedte is.

Van de Galdery.

29. 't Onderste hakkebort is in de midden zoo breedt als de steven, en ⅛ daar van dik.

2.Het dek daar op is zoo breedt als 't hakkebort.
3.De wulft-stutten zyn dik ½ van de steven, en hebben zoo veel bogt als men goet dunkt.
4.'t Andere hakkebort, en dek, heeft minder bogt, als mede de wulft-stutten, en 't kruis.
Met bloem-potten, en ander fhy-werk, wert de galdery geciert.

Van de Spil.

30. Het boven-endt van de spil is dik 2½ duim op ieder 10 voet lengte van 't Schip.

2.De klampen zyn half zoo lang als het hooft van de spil.
3.De gaten zyn ⅙ van de dikte wydt.

Van de Poorten.

31. Op de hals deelt men de hooghte van 't verdek in drie deelen, laat een deel onder, en een deel boven de poorten zyn.

2. De onder-kant van alle de poorten na deeze hooghte, achter en voor wat wyder.

Van de Spoors.

32. Het Schip van achteren af in 5½ gedeelt zynde, zoo stelt op het eerste deel de bezaans mast, op het derde deel de groote, en op het vyfde deel de fokke mast.

2.De groote mast moet op ieder 10 voet holte in 't ruim 1 voet 8 duim vallen.
3.De fokke mast valt op ieder 10 voet 2 duim, of staat recht op.
4.De bezaans mast valt op 10 voet 1 duim.

Van 't Roer.

33. Ieder 12 voet lengte van het Schip geeft 4 duim tot de breedte van 't roer. By voorbeeldt, steldt 100 voet lengte aldus: 12 voet geeft 4 duim, wat 100 voet? komt 33⅓ duim voor de breedte van het roer.

Van de Bouts.

34. In een Schip van 120 voet zyn de bouts 1 duim dik, meer en min.

Van de Nagels.

35. De nagels daar toe zyn 1¼ duims; 100 voet scheeps lengte geeft 1 duim dikte.

[pagina 110]
[p. 110]

Van de Spykers.

36. De spykers moeten de helft langer zyn als 't plank-werk dik is, enz.

Van de Knecht.

37. 8 Voet lengte van het Schip geeft hem 1 duim breedte, zynde een weinigh dunder; doch de schyven zyn even zoo breedt.

Op Fluiten, of Fluit-scheepen, stelt men schyven tegens scheeps boort aan, in stê van knechts.

38. De Kruis-houten, 8 voet 1 duim.

39. Karviel-nagels, ¾ duims.

Van de bogten en kromten in de scheeps ribben, als daar zyn stutten, oplangen, enz. kan geen vaste even-maat gegeven werden, om dat die veranderen na 't gebruik der Scheepen: zy moeten op het oogh gebouwt werden, en althans zacht verminderen.

Na deeze gegevene even-maat dan, is de schik, maat, order, of certer, van het opgestelde Schip, lang 134 voet, als volght:

1. Van de Kiel.

1. De kiel breedt 2 voet, onder lang 104 voet, dik 16 duim. De lengte van de Scheepen wordt gemeten over de steven, te weten aan de buiten-kanten: de holte meet men op een derde van vooren, dat is op de hals, alwaar het Schip op zyn laegste is: de wydte wert mede op een derde van vooren gemeten, te weten op het vlak, boeisel, en scheer-gang, daar de uitwatering op den overloop komt.

De sponning, die achter draeit na dat het Schip vlak of schaars zal geboeit werden, is wydt 3½ duim, diep 3¼ duim; de kant boven de sponning breedt 4 duim.

2. 't Lasch van de kiel lang 8 voet, de lippen van 't lasch dik 3½ duim, 't lasch met 8 bouts, nagels, en spykers, vast geklonken.

Korte kielen zyn van een stuk, lange van twee, en de langste van drie.

3. De kiel gestapelt 6 duim.

Een Schip lang over steven 180 voeten, vereischt een kiel breedt in de midden 2½ voet, na de lesse van veele Scheeps-bouwmeesters. Waaruit even-matig volgen zoude dat een kiel van 175 voeten in de midden breedt is 2 voet 4½ duim.

van 170 voet 2 voet 4 duim.
165 2 voet 2½ duim.
160 24 duim.
155 23½ duim.
150 22½ duim.
van 145 voet 2 voet.
140 21 duim.
135 21 duim.
130 19½ duim.
125 19 duim.
120 18 duim.
115 17½ duim.
110 16½ duim.
105 16 duim.
100 15 duim.
95 14½ duim.
90 13½ duim.
85 12½ duim.
80 12 duim.

De breedte van de kielen, voor en achter, verandert dikmaal, na dat het hout getopt is, en na de dikte van de steven, altydt smalder toe loopende in hoogte en breedte. Het diep gaan der Scheepen wert voor en achter van d'onderste kant des kiels gemeten. Als een kiel van drie stukken is, brengt men het beste en gaasste hout in de midden, en lascht de andere stukken op de einden daar aan: deeze lasschen moeten wel over malkanderen heen schieten: d'onder lasschen moeten altydt naar het achterste deel van't Schip strekken, en met plathoofde bouts wel vast aan malkanderen gemaakt zyn, voornamentlyk in groote Scheepen, en de bouts wel aan de binnen zyde des kiels geklonken, ook de einden van de lasschen met groote spykers, na de dikte der lassche, wel gespykert. Dusdanige kiel van drie stukken wort sterker gehouden dan of men die van twee stukken maakte, dewyle in een kiel van drie stukken de lasschen voor en achter zyn, en in het midden, alwaar de kiel de meeste last heeft te lyden, van wegen de groote mast, geheel zonder lasschen komt te blyven; 't geen zeer goet is, en het Schip stevig maakt, dewyle het spoor van de groote mast gemeenlyk omtrent of in het midden van de kiel gestelt wort. Het breedtste van de kiel stelt op een derde van vooren af. De kiel moet onder wel gladt geschaaft werden, op datze niet en hinder of haper als het Schip te water gaat. Een kiel stapelt men achter hooger als voor, op dat het Schip te bequamer af loope; waar toe de werf ook wel vast dient te zyn.

2. Van de Voor-steven.

1.De voor-steven, hoog 25 voet, valt 26 voet. Het vallen van de steven meet men uit het kinnebak, tot de hangende streep of perpendiculaar van de boven kant der steven.
2.Binnen dik 13¼ duim, voor dik 9 duim, onder breedt 3 voet, boven 2 voet, binnen 5 voet bogt.
[pagina 111]
[p. 111]
3.'t Kinbak lang 8 duim.
4.'t Lasch lang 6 voet, het eindt dik 3½ duim, 't lasch geklonken met vier bouts.
5.De lip op de kiel lang 5 voet 5 duim, het eindt dik 4 duim.

De voor-steven is de richt-snoer daar men alle grootte in een Schip uit trekt: deeze vindt men uit de lengte van 't Schip.

3. Van de Achter-steven.

1.De achter-steven, hoogh 24¼ voet, valt 4 voet. Men meet de achter-steven, als vooren, op 't eindt van de hieling.
2.Achter, of buiten onder 't vierkant, dik 9 duim, binnen dik 13¼ duim.
3.Boven breedt 19 duim, onder breedt 6 voet.
4.De sponning van de kant 4½ duim, wydt 3½ duim, diep 3 duim.
5.De streek lang of hoog 5½ voet, buitewaarts dik 6 duim, het vierkant dik 13 duim.

Als men de planken tegen de steven zet, zoo werden zy veeltydts rondtom wel beteert. Om zeker te gaan in 't vallen van de achter-steven, zoo neemt men mede wel op elke 6 voet, die de achter-steven lang is, 1 voet voor 't vallen; zoo iemandt meer wilde laten vallen, dat zoude in 't Schip schadelyk zyn. Al wat hy te veel valt zoude men in 't midden moeten verliezen; want het zogh moet evenwel zyn eigenschap hebben. Op de achter-steven stelt men getallen, waar naar men ziet hoe diep het Schip gaat. De voor-steven is gemeinlyk van twee stukken, en de achter-steven van een stuk. De stevens zyn dus benaamt, om dat zy het Schip zyn stevigheit geven.

Van de achter-steven zeght een voornaam Scheeps-bouwmeester aldus: ‘De achter-steven is het achterste voornaamste deel van 't Schip, en dient wel gemaakt te werden van een stuk hout, het welke goet, gaaf en sterk is, door dien het veel te lyden heeft, en het roer daar aan komt te hangen, 't welk in storm-winden veel aanslagh van water onderworpen is.

Deeze achter-steven maakt men gemeenelyk zoo hoogh als de voor-steven aan de binnen-kant is, en naar dat het Schip hol is, ofte naar dat d'eerste overloop geleght wert. Men moet ook wel in achting nemen dat de schut-poort achter in de spiegel, onder het hek, ruim 2 voet boven de overloop komt te staan, om dat de steven daar na zyn behoorlyke langte hebben moet.

De achter-steven aan een Schip van 180 voet, moet aan de binnen zyde, scheep-waart in, wel 1¼ voet dik wezen, en boven aan de achterste zyde 1 voet. Zoo verre als het hek van de spiegel breedt is, laat men de steven vierkant blyven.

Men maakt dat het onderste deel van deeze achter-steven wel 6 ofte 7 voeten (naar dat het steven-hout breedt is) op de kiel komt te staan, en men laat aan de achter-kant der steven, een voet of anderhalf daar van af, van zyn eigen hout een pen blyven, welke men in de kiel inlaat, door een gat naar de pen zyn dikte, op dat de steven van de achter-zyde zoo veel te vaster mogte staan: aan de voor-kant maakt men de zelve vast met spykers. Op de voor-kant van de steven wort noch een knie gezet, welke wel vast gemaakt wort, zoo aande kiel als aan de binnen-kant van de steven, op dat de steven wel vast mag blyven staan.

4. Van de Hek-balk.

1.De hek-balk zy lang 19 voet 6 duim, dik 1 voet 2½ duim, breedt 1 voet 3½ duim.
2.De hek-balk heeft 1 voet 2 duim boght, de sponning is lang 3½ duim, diep 3 duim.
3.Het hol boven de sponning zy lang 3 duim, diep ½ duim, al wat daar meer is dat blyft vierkant: 't is half over de steven ingelaten, en met een zwaluw vast; twee bouts slaat men daar door, welke ook op een duim na door de steven zyn.

De knies aan 't hek zyn in de midden dik en breedt 1 voet, het eindt aan boort lang 9 voet; de andere einden zyn wat platter, en dik 6 duim.

In de figuur, hier nevens, is a het hek of hek-balk, b zyn wurpen, c het broekstuk, dat de einden van het rantzoen-hout aan malkander houdt, d is het rantzoen-hout, e zyn de klossen van de poorten in de spiegel.

Tot de Spiegel.

5. Van de Rantzoen-houten, Wurpen, en Hek-stutten.

1.De rantzoen-houten breedt 1 voet 9 duim, dik 8 duim: de einden komen 1 voet beneden de helft van de steven. De rantzoen-houten zyn aan 't hek met een verlooren lip vast, en op de steven met een rechte lip.
2.De bovenste wurp leght 2 voet van 't hek, na de wydte van de poorten; zy zyn 13 duim dik. De worpen komen zoo laeg als de onder-kant van de sponning, en de rantzoen-houten, zyn aan de einden met een zwaluw ingelaten: zy zyn zoo dik en breedt als het hek: de bovenste leit 2 voet van 't hek. Het broek-stuk is dik 7 duim, en komt over de onder-einden van de rant-
[pagina 112]
[p. 112]
zoen-houten; maar de klos, die in de hoek van de rantzoen-houten komt, is aan de zyde scherp.
3.De hek-stutten zyn lang boven 't hek 23 voet, boven wydt 10 voet 6 duim, dik 8 duim, onder breedt 20 duim, boven dik 6 duim, breedt 7 duim. De hek-stutten zyn onder zoo breedt als de rantzoen-houten, komen zoo veel boven de steven als de zelve lang is, en boven 2 voet wyder als de helft van 't hek: zy leggen recht over de worpen, en vlak op de rantzoen-houten, met nagels en bouts vast geslagen.

Men pleeg hier te Lande veel te zien dat de Scheepen breede hek-boorden en spiegels hadden, 't geen uit hovaerd, en om de pronk geschag; doch is niet dienstigh, alzoo te veel windt vangt, en zwakheit toebrengt.

6. Van 't Knie op de kiel, aan de achter-steven.

1.'t Knie op de kiel, aan de achter-steven, dik 1 voet 3 duim, breedt 50 duim: de einden lang 6 voet.
2.Door elken eindt zyn 4 bouts geslagen. Men zet ook wel knies boven tegen de achter-steven aan. Door 't lasch van de kiel zyn 8 bouts, en door 't lasch van de voor-steven 4 bouts met plaatjes geklonken. Door de kiel en d'achter-steven zyn 6 bouts, eerst gaande door 't knie, dat daar op staat, en dan door 't lasch van de kiel en voor-steven. De scheiding van de kiel en achter-steven is met schei-nagels geboort.

7. Van't Vlak.

1.'t Vlak wydt 21 voet.
2.Ryst 6 duim.
3.De planken dik 4 duim.

8. Van de Kimmen en Tingel.

1.De kimmen zyn hol geboeit 4 voet 5 duim.
2.Wydt 27 voet.
3.De tingel aan de kiel dik 2 duim: de andere zyde is scharp aan de kant van de kiel breedt 6 duim, leggende van de kiel 4½ duim.

9. Van de holte en wydte op de uitwateringe.

1.Op d'uitwatering is het hol 13 voet.
2.Wydt 29 voet.

10. Van de Buik-stukken, Zitters en Oplangen, of van't Inhout.

1.De buik-stukken zyn op de kiel dik 9½ duim, de worpen insgelyks: op 't vlak dik 9 duim, en in de kimmen dik 10 duim.
2.De zitters op 't boeisel dik 7¼ duim.
3.De oplangen, op de scheer-gang, dik 6 duim, staan op haar bogt wydt van d'overstaande 29 voet; op de cent zyn zy dik 5½ duim, zyn breedt, en staan van elkander 9 duim: die achter en voor staan zyn lichter, dunder, en smalder. De eent komt op het boeisel 1 duim in: achter en voor is het hout een half duim dunder als in de midden. De buik-stukken leggen ook van malkander 9½ duim, en zyn zoo breedt als de oplangen. De stuinders zyn dik 9 duim. De stekers voor op het boeisel zyn dik 6½ duim, op de steven 9 duim, op de scheer-gang 5½ duim, op de cent boven de scheer-gang 5 duim: zy leggen op een zelvige wydte van malkanderen onder op 't vlak 9 duim. De twillen zyn diep 1 voet, na achteren dik 6 duim, achter de poort op de kiel dik 10½ duim.

11. Van de Kim-wager, en andere.

1.De kim-wager breedt 1 voet 8 duim.
2.Dik 4½ duim.
3.De andere wagers dik 4 duim.
4.Breedt 1 voet 10 duim.

Van 't Wageren.

Als men wageren wil, zoo moet men eerst wel geslecht hebben.

De kim-wager legt men recht op de kim-gang, welke veeltydts een stuk verby het kinnebak loopt, doch niet geheel tot aan de steven, daar men dan de wager op stelt, die tot aan de steven loopt; en voor 't eerst zet men vier wagers op de kim-wager, en drie daar onder, tot der tydt dat men het vlak ook begint te wageren, en zoo voorts.

Op de hals, of op 't hals spant-hout, staat de balk-wager in myn Schip beneden de scheer-gang 5½ duim.

12 Voet na vooren, beneden de scheer-gang 6½ duim.

11 Voet navooren, beneden de scheer-gang 8 duim.

12 Voet en 5 duim na achteren, te weten achter het hals-spant, beneden de scheer-gang 5½ duim.

11 Voet en 8 duim na achteren 5½ duim.

11 Voet en 10 duim na achteren, beneden de scheer-gang 5½ duim.

18 Voet en 5 duim na achteren, beneden de scheer-gang 6½ duim.

14 Voet en 6½ duim na achteren, en beneden de scheer-gang, te weten beneden de bove-kant, 1 voet 5½ duim.

12. Van de Balk-wager, en andere.

1.De balk-wager in de midden breedt 2 voet 6 duim, achter 1 voet 10 duim, voor 1 voet 8 duim.
[pagina 113]
[p. 113]
2.In 't midden dik 5½ duim, voor 1 voet 8 duim, achter 4 duim.
3.Het achter-endt legt 2 voet beneden de eerste wurpen, en is daar breedt 1 voet 10 duim. Die op de hals staat 5½ duim beneden de scheer-gangen, ook na vooren, 26 voet van de spiegel, daar hy begint neer te gaan, en aan de spiegel leit hy 3 voet laeger als het eerste wurp, 2 voet beneden het hek.
4.De wager daar onder dik 3 duim.

13. Van de Balken.

1.De balken zyn breedt 13 duim, dik 12 duim, meer en min.
2.Hebben 8 duim bogt.
3.Leggen van elkander 3 voet 3 duim, ook meer en min.
4.'t Groote luik wydt 7 voet.

De voorste balk komt met de achter-kant 1½ voet achter 't hals spant-hout, de andere leit 7 voet na achteren toe.

De einden van de balken leggen omtrent 5½ duim boven de balk-wagers, met zwaluwen ingelaten.

14. Van de Knies in't ruim.

1.De knies in 't ruim dik 7½ of 8 duim.
2.De onder-einden lang 7, 8, 9, 10, 11 voet, na zy voor, in de midden, of achter komen.
3.De nebben lang 4, 5, 5½ voet, hebbende een borst onder de balk.
4.Laet achter en voor de twee laatste balken winkel-knies zyn: aan elken wurp 2 knies, en aan het broek-stuk 4 knies.

De knies in de bak hebben onder-einden lang 4 voet 4 duim, de nebben lang 3 voet, dik 5 duim, breedt 6 duim.

15. Van't Kolsem.

1.'t Kolsem dik 9 duim.
2.Breedt 2 voet 4 duim.
3.'t Lasch lang 5 voet.
4.De einden van't lasch dik 2½ duim, achter en voor smalder en dunder.

16. Van 't Fokke spoor, en Klos.

1. 't Fokke spoor breedt 2 voet 5 duim.

2. Dik 2 duim.

3. De klos op het slemp-hout zy dik 10 duim: dit komt met de voor-kant op 1/9 van de lengte over steven, te weten de voor-kant van het spoor, vallende de mast 2½ duim achter over uit de visscher, en komt met een lip zoo hoog als 't spoor zelf. Dit spoor leit 4 voet 7 duim van de balken.

17. Van de Banden onder en boven het spoor.

1.De banden zyn breedt 12 duim, dik 10 duim.
2.Onder leggen vier en boven twee zitters: zyn dik 9, en breedt 10 duim.
3.De einden lang 7 voet.

18. Van't groote Spoor.

Dit spoor is in de midden op 't kolsem, en komt 6 voet na achteren toe, uit het midden van 't Schip.

1.Aan 't groote spoor zyn twee banden.
2.Deeze zyn dik 12 duim, en breedt 14 duim.
3.Zy leggen van elkander 3½ voet.
4.De voorste bandt legt achter de balk van het groote luik. Aldaar komen vier zitters, twee aan de voor- en twee aan de achter-kant: deeze zyn dik 10 duim, de breedte onder komt over een met de banden: de onder-einden zyn lang 8 voet, de boven-einden lang 7 voet, en 2 duim smalder als onder, na gelang zich vleijende.

Aan elke zyde van het kolsem komt hier een klos, 4 duim boven 't kolsem stekende, dik 4 duim.

19. Van de Achter-banden, en Zitters.

1.Achter zyn vier banden, met zitters.
2.Deeze banden zyn dik 7½ duim, breedt 10 duim.
3.De einden lang 6, 7, 8 voet.

20. Van de Stuinders.

1.De stuinders dik 10 duim.
2.De onder-einden komen tot over de kimmen toe.
3.En boven aan 't verdek.
4.De breedte zy na gelang, of proportie. De zelve zyn omtrent zoo dik als de knies, doch wat styver uitgehouwen in 't lyf-hout, en aan wederzyden van het lyf-hout uitgehouwen, als de knies aan de nebben: zy loopen boven aan de verdek-balk, en onder over de kim-wager.

21. Van de Stutten, en 't Verdek.

1.De stutten komen 2 voet in, zyn boven, zoo wel op de uitwatering als op de hals, dik 4½ duim.
2.'t Verdek is hoogh 6 voet, en op de hoogte van 8 voet daar komt het 3 voet in: 't andere na vooren zy even eens, na gelang van hoogte.

Daar de stut op de hals 2 voet in komt, dat is op de hooghte van 6½ voet, en op de hoogte van 8½ voet komt de zelve 3 voet in: de aldervoorste, op de hoogte van 6 voet, komt 1 voet 10 duim in, op de hoogte van 9 voet komt hy 3 voet in, en op de hoogte van 12 voet komt hy 3 voet 6 duim in: deeze komt achter 't spant-hout, en is even eens van inkomen.

[pagina 114]
[p. 114]

De zevende stut komt op de cent in 2 voet 8 duim. Deeze komen te staan op de spant-oplangen.

De vierde stut van vooren komt in, op de hoogte van 6½ voet, 2 voet, 4 duim; op de hoogte van 8½ voet komt hy in 3 voet.

De vyfde stut komt, of laat in komen, op de hoogte van 6½ voet, 2 voet 6 duim; op 8½ voet laat de zelve in komen 3 voet.

De achtste stut komt in, op de hooghte van 14 voet, uit de balk te meeten, 5 voet; op de hooghte van 10 voet, 4 voet; op 7 voet, 2½ voet.

Dus magh men de stutten buigen, en het Schip zal niet wanschapen zyn; doch ieder buige die na dat hy't beloop van zyn Schip wil hebben.

22. Van 't onderste Lyf-hout.

1.'t Onderste lyf-hout breedt 19 duim, dik 6 duim.
2.Komende 2 duim boven de balken.

Op de achterste balk, over het lyf-hout, komt een knie, zynde aan de wurp vast; de deel, die daar tegen aan komt, wert met een sponning in 't knie gemaakt.

23. Van de Schaer-stokken.

1.De schaer-stokken breedt 17 duim, dik 4½ duim, onder de bak breedt 14 duim, dik 3 duim, en op de bak breedt 7, 8, of 9 duim, dik 2 duim; de voorste wydt 2 voet, achter de mast 3 voet 2 duim. De eene gaat tot aan de voor-kant van 't groot luik, van achteren af; de andere gaat van de visscher af na vooren toe onder de bak: zy zyn achter en voor wat smalder, en worden op de helft over de balken heen gelaten: de balk wort aan de kant een duim afgenoomen, doch boven op heel gelaten, en dit maakt de borst.
2.De sponning is breedt en diep 2 duim.

24. Van de Wager op 't lyf-hout.

1.De wager op 't lyf-hout dik 3½ duim, breede 15 duim.
2.De wager daar op dik 3 duim en 2½ duim, breedt 16 duim.

25. Van de verdeks Balk-wager.

1.De verdeks balk - wager zy breedt 19 duim.
2.Dik 3 duim.

26. Van de verdeks Balken, en Knies.

1.De verdeks balken zyn dik 8 duim, breedt 9 duim.
2.Hebben bogt 13 duim. Deeze leggen voor hoog 5 voet 9½ duim, in de midden hoogh 6 voet 2½ duim, achter hoogh 6 voet 6 duim. De achterste verdeks balk leit 2 voet 4 duim van de voorste balk van de konstapels kamer. De balken van den overloop 9, 10, 11 of 12 duim, de boght 8 duim. Hun getal is na dat men het Schip stevig wil hebben, en het veel schut voeren zal. Boven balken zyn lichter als onder balken. Aan ieder endt van de balken zet men een knie. In dit Schip zouden twintig balken komen te leggen. Op de krop van het Schip legt een bandt.
3.De knies lang 6 voet.
4.De nebben lang 3 voet.
5.Dik 7 duim.
6.Breedt 8 duim, leggen mede 2 voet 8 duim van de konstapels kamer. Als men zware en lichte knies heeft, zet men die overhandts tegen de balken aan.

27. Van 't Lyf-hout op 't schan-dek.

1.'t Lyf-hout op het verdek zy breedt 16 of 19 duim, dik 4 duim.
't Lyf-hout van de onderste overloop zy breedt 19 duim, dik 5 duim; in de bak breedt 18 duim; op de kajuit dik 3 duim, breedt 16 duim; op het verdek breedt 17 duim, dik 3½ duim; op de bak breedt 10 duim, dik 3½.
2.De wager daar op breedt 10 duim, dik 2½ duim.

De balken leggen van den ander 3 voet 9 duim.

Van 't Schan-dek.

Het schan-dek dik 1½ duim, de banden zoo dik als de balken 10, 12 of 13 duim.

De lyf-houten leght men op de balken dicht aan boort, en maakt die dik naar de grootte van het Schip, veeltydts van een dikte met de overloops planken: hier in maakt men de spygaten, zoo veel als noodigh is; welke spygaten worden gemaakt in bossen, die in het lyf-hout werden ingevoegt, datze gelyk met de overloop uitwateren. Men maakt deeze lyf-houten wel vast op de balken met bouts, en ook van buiten het Schip met bouts, die door de lyf-houten heen gaan. Het lyf-hout leit omtrent 2 duim boven de scheer-gang; en de balken worden zoo veel afgenoomen, als het lyf-hout wordt ingelaten, omtrent 2½ duim.

28. Van de Klossen, of Kalven, boven de poorten, en Drumpel.

1.De klossen boven de poorten zyn dik 4 duim.
2.De drumpel dik 4 duim, zynde binnen en buiten met de stutten gelyk.

Men maakt de poorten nu wyder als eertydts, om 't kanon beter te bestieren.

[pagina 115]
[p. 115]

29. Van de Bark-houten.

1.Het onderste bark-hout staat 1 voet 8 duim beneden de uitwateringe, en is breedt 13 duim, dik 6½ duim.
2.Het tweede bark-hout staat 2 voet 5 duim hoger als 't onderste, en is breedt 13 duim, dik 6 duim.
3.De schut-vulling wydt 3 voet 1 duim, voor aan steven wydt 2 voet 9 duim.
4.Het bark-hout daar boven breedt 9½ duim, dik 4½ duim, aan steven wydt 9 duim, op de hals 10 duim, achter 1 duim.

Zoo wanneer een Schip 170 of 180 voet lang is, maakt men de bark-houten 2 duim dunder als de helft van de steven. Het getal der bark-houten is na de grootte der Scheepen. Achter zet men veeltydts de bark-houten laeger, om der poorten wil.

Van 't Ra-hout, en andere leden.

Het ra-hout is 't bovenste van de bark-houten: werdt alzoo genoemt, om dat'er in zommige Scheepen zomtydts de raa op leit: het heeft een andere gestalte als de bark-houten.

1.'t Ra-hout 8 voet van steven, wydt 9 duim, breedt 8½ duim, dik 3½ duim.
2.De kant breedt 2½ duim: het ander is rondt op de hals, en wydt 5 voet, achter 1 duim: 9 voet van de boegh af, of van de steven by de boegh om te meeten, begint de zet-gang, op't ra-houtjen, en is daar breedt, tusschen de regeling en 't ra-hout, 19 duim, en boven d'eerste poort wydt 16 duim, achter aan 't eindt van de bak wydt 18 duim, dik 1½ duim: het gat komt 3 voet 7 duim verby d'achterste balk van de bak: de gilling komt na vooren toe: de zet-bank is breedt 20 duim, en boven, met de stutten ingekeept gelyks de regeling, breedt 3½ duim, dik 1½ duim; 't biesjen dik 1 duim: de andere regeling is daar wydt 8½ duim, voor 9 duim, breedt 5 duim, en dik 3 duim, 't biesjen is dik 1½ duim, boven recht en onder krom.

De zet-gang op 't ra-hout achter breedt 18 duim, dik 1½ duim, voor 2 voet.

De poorten zyn uit den overloop 2 voet 2 duim hoogh en breedt, doch ook wel 2 duim wyder, staan van malkander 8½, 9, 9½ of 10, ook wel 11 voet: de hengzels breedt 2½ duim, dik ¼ duim: de duimen dik 1 duim: 't opslagh van de poorten is ¾ duims: de voering zy wat dunder als de poort.

D'achterste poort maakt men bequaamlyk van de hek-stut af, en dat op 2½ voet: d'andere poort 11 voet van de achter-kant, of 13 voet van de hek-stut: de derde poort 10 voet van de achter-kant, de vierde poort 9 voet, de vyfde poort 10 voet, de zeste poort 10½ voet, de zevende poort 11½ voet, de achtste poort 12½ voet, de negende poort 12 voet, en zoo voort.

Voor in de bak, 6½ voet van de steven, by de boeg om te meeten, komt de eerste poort, op 17 voet de tweede, en op 31 voet de derde, enz.

30. Van de hoedanigheden in 't Kot.

1. De balk-wager in 't kot voor hoogh 4 voet, achter 4 voet 9 duim: de balk-wager breedt 18 duim, dik 3½ duim: de knies lang 4½ voet: de nebben lang 3 voet, en achter 4 voet 8 duim, zyn dik en breedt 8 duim.

Van de Balken.

2. De balken zyn dik 9 duim, breedt 10 duim, hebben boght 7 duim. De lyf-houten breedt 2 voet, dik 4½ duim. Deeze leggen over de andere balken van de overloop, en van malkander styf 3½ voet, hoog voor en achter 4 voet.

De bak gaat by wylen met een tree neder: zyn balk - wager is breedt 1 voet 8 duim, dik 2½ duim; voor laat men die 5 duim hooger zyn als achter: daar zyn zeven balken, dik 5 duim, breedt 8 duim.

31. Van onderscheide zaken in de Konstapels kamer.

1.De balken voor hoog 5 voet 9 duim, achter hoogh 6 voet 5 duim.
2.De balken zyn dik 9 duim, breedt 10 duim, hebben bogt 5½ duim: daar leggen zeven balken; die aan de hek-stut leit is 1 voet 8 duim boven't hek. Het lyf-hout zy hier breedt 1½ voet, dik 3½ duim.
3.De kamer lang 29 voet.

Van de Balk-wager op't Lyf-hout.

1. De balk-wager zy breedt 18 duim.
2. Dik 3 duim.
3. De knies breedt 8 duim, dik 7 duim. Daar achter zyn twee winkel-knies, de nebben lang 3 voet, de onder-einden lang 5½ voet.

Tusschen 't kot en de konstapels kamer leggen 13 balken. Onder de bak leggen 6 balken.

De ribben dik 2½ duim, breedt 3½ duim: tusschen elke balk zyn 3 ribben. Het schot komt tegen de achter-kant van de bezaans mast tusschen de tweede en derde balk in: de deur komt aan bak-boort, en is 4 voet van boort, onder wydt 4 voet, boven 3 voet 9 duim: de stylen zyn dik 3 duim, breedt 4 duim: de rigchels dik 1½ duim, breedt 2 duim: de deelen dik 1 duim. De tingel onder breedt 2½ duim.

[pagina 116]
[p. 116]

Van de Knies aan 't hek.

1.De knies aan 't hek lang 6 voet.
2.Aan boort lang 9 voet.
3.De knies dik 1 voet, breedt 1 voet 2 duim.

32. Van onderscheide hoedanigheden in de Kajuit.

Achter de kajuit komt altemet een galdery. In zeer groote Scheepen is de kajuit zomtydts in tweën gescheiden. Men gaat ook wel met een trap na bovenen in een achter-hut, of boven-kajuit. Ook werden in de kajuit wel twee deuren gemaakt, schoon men de deur aan bak-boort maar gebruikt; doch zulks geschiedt om dat, als men veght, het geschut daar door kan gehaalt werden, en de opening meer bequaamheit tot veghten geeft. De kajuits zolder werdt zomtydts van onderen met vakken verdeelt, die na de konst beschildert werden. Vensterkens, of liever schuilven, werden mede wel in de kajuit gemaakt, om dwars over 't Schip te konnen zien. Achter ziet men de banken, die ook wel met drempels zyn gemaakt, 't geen om het overhellen van 't Schip geschiedt. In de galdery, in welke voortydts mede wel drie toorens, daar de middelste de hoogfte van was, gemaakt wierden, doet men zomtydts wentel-trappen naar boven toe gaan. Van oudts wierden de Scheepen hier te Lande zeer opgepronkt, en met toorens geciert, zoo wel achter, daar het hakkebort staat, als ter zyden, en by ieder gilling, op de regelingen. In groote Scheepen stelde men zelfs te midden in den overloop, en voor de hut, ronde toorens, die tot verweering dienden, want daar lagen lichte bussen op.

1.De balken zyn dik 7 duim, breedt 8 duim, en hebben bogt 10 duim.
2.Voor hoogh 6 voet 3 duim.
3.Achter hoog 7 voet. De voorste balk legt 6 voet 5 duim achter van de steven af.
4.De knies tusschen de stutten lang 5 voet.
5.De nebben lang 12½ voet.
6.'t Lyf-hout is breedt 1 voet 5 duim, dik 3 duim.
7.De ribben zyn dik 2½ duim, breedt 3½ duim.
8.Tusschen ieder balk leggen drie ribben in.
9.Het schot komt tegen de bezaans mast aan.
10.De deur aan bak-boort staat 4 voet van boort, en is onder wydt 4 voet, maar boven 3 voet 9 duim: in Fluit-scheepen staat hy meest aan stuur-boort.
11.De stylen zyn dik 3 duim, breedt 4 duim.
12.De rigchels dik 1½ duim, breedt 2 duim.
13.De deelen dik 1 duim.
14.De tingel onder breedt 2½ duim, dik 2 duim.

33. Van de Stuur-plecht.

1.De stuur-plecht is hoog 6 voet, lang 16 voet.
2.De knies lang 5 voet 16 duim, de nebben lang 3 voet, de knies dik 5 duim, breedt 6 duim, de boght 12 duim.
3.De ribben zyn dik 2½ duim, breedt 3½ duim.
4.Tusschen ieder balk leggen drie ribben in.
5.'t Lyf-hout en wager komen uit de kajuit: de wager is breedt 19 duim, dik 2 duim, insgelyks d'andere deelen: het lyf-hout is breedt 16 duim, dik 3 duim. Hier leggen zeven balken.

34. Van het bezaans Spoor.

1.Het bezaans spoor komt op 't vyfde deel van het Schips lengte.
2.Het spoor is dik 8 duim, en breedt 14 duim.
3.'t Spoor valt 8 duim.
4.'t Gat in 't spoor lang 8½ duim, diep 4 duim.
5.Achter wydt 6½ duim.
6.Voor wydt 5¼ duim.

Van de Visscher.

7. De visscher breedt 2 voet 5 duim, dik 4½ duim.
8. 't Gat in de visscher wydt 15½ duim.

De groote visscher is lang 5 voet 3 duim, breedt 4 voet 7 duim, dik 6 duim. De visscher van de spil is lang 8 voet, breedt 2 voet 3 duim, dik 4 duim, het gat wydt 15½ duim: het spoor is lang 4 duim, dik 8 duim, breedt 17 duim, het gat wydt 7 duim, diep 4 duim: de banden zyn dik en breedt van 10 tot 13 duim, en gaan tot aan de kimmen: de zitters als vooren; maar het achterste twil is dieper. De twee banden aan 't groote spoor leggen van malkanderen 3 voet 8 duim, en tusschen beide, aan elke zyde van 't kolsem, legt een klos. D' Achter-kant van 't bezaans spoor komt van 't schot 5 voet 10 duim. Het fokke spoor is breedt 2½ voet, dik 10 duim: daar leit een klos onder, breedt 18 duim: het spoor legt aan de einden 4¼ voet beneden de balken, en is wydt aan de voorkant 1 voet, aan de achter-kant 7½ duim, diep 6 duim, langs scheeps wydt 10 duim, diep 6 duim, het komt van de achter-kant

[pagina 117]
[p. 117]

omtrent 2 duim: de visscher daar boven, op of in de bak, lang 15½ voet, breedt 3½ duim, dik 4½ duim: de voor-kant van het gat komt van het twil 10 voet, is wydt 1 voet 8½ duim, en valt 3 duim achter over uit de visscher.

35. Van de Speenen.

1.De speenen zyn dik 15 duim, breedt 16 duim.
2.De hoofden lang 15 duim.
3.Hol een half duim.
4.De onder-einden dik 1 voet, breedt 1 voet 1 duim.
5.De speenen staan 4 voet boven den overloop.
6.De hoofden van de kruis-beting lang 15 duim.
7.De beting-knies lang 10 voet, dik 10 duim. De beting-knies aan de speenen breedt 2 voet 7 duim, voor 12 duim. De speenen staan van malkanderen 23 duim.

36. Van de Kluizen.

1.De eerste kluis is wydt 12 duim, de tweede 10 duim, de derde 9 duim.
2.Aan stuur-boort zyn twee kluizen, een van 1 voet, en eenvan 10 duim wydt.

37. Van de Zet-gang.

1.De zet-gang op 't ra-hout zy voor breedt 19 duim.
2.Achter breedt 18 duim.
3.Dik 1½ duim.
4.Boven ingekeept, en komt daar aan buite-kant met de stutten gelyk.

38. Van de voorste Regeling.

1.De regeling zy hier breedt 3 duim, dik 1½ duim.
2.'t Biesje breedt 1 duim.
3.De andere, 8½ duim daar boven staande, zyn breedt 5 duim, dik 3 duim.
4.Het biesje is breedt 1½ duim.

39. Van de Zet-gang achter de mast.

1.De zet-gang achter de mast breedt 19 duim, dik 1¾ duim.
2.De regeling daar breedt 3½ duim, dik 1½ duim.

40. Van de bovenste Regeling.

1.De bovenste regcling by de groote mast staat uit het ra-hout 2 voet 8½ duim.
2.De andere, na achteren, staat 3 voet 6 duim uit het ra-hout.
3.De derde 4 voet 5 duim.
4.De vierde 6 voet 1 duim.
5.De vyfde 7 voet 1½ duim.
6.Achter recht op 7 voet 9 duim.
7.De achterste lang 18 voet 9 duim.
8.De andere, van daar na vooren toe, 10 voet 5 duim.
9.De derde na vooren 13 voet 6 duim.
10.De vierde na vooren 14 voet 5 duim.
11.De vyfde na vooren 14 voet 4 duim.

Van de Vullingen.

Deeze werden vullingen genaamt, om dat zy de plaats tusschen de bark-houten vervullen: men maakt hare breedte na de gelegentheit van 't Schip. De onderste vulling moet zoo wydt wezen dat de spygaten daar bequaam in konnen gemaakt werden; en dat de bossen, onder het tweede bark-hout, bequaam uit komen. De schut-vulling maakt men wydt na de gelegentheit van de poorten. De vulling boven de schut-poorten moet ook na de gelegentheit van het bove-net gemaakt zyn, en zoo wydt dat de spygaten van 't bove-net daar bequamelyk konnen uitwateren. De bovenste vulling, in een Schip dat geschut voert, maakt men ook wydt na de poorten hoogh zyn. Staat wel te letten, dat de vulling-planken naar boven hoe langer hoe dunder moeten zyn, en dat van de schut-vulling af.

41. Van de Vertuining.

1.Het onderste bladt breedt 10 duim, voor 9½ duim, dik 1 duim.
2.Aan de tweede regeling van vooren een bladt.
3.Aan de derde twee bladen.
4.Aan de vierde drie bladen.
5.Aan de vyfde vyf bladen.
6.Dik 1 duim, breedt 1 voet.
7.Boven ingekeept.
8.De vierde regeling staat van elkander 5 duim.
9.De vyfde gilling is boven recht, onderkrom.
10.De gilling is zoo dik en breedt als de regelingen zyn.

Boven het ra-hout, zoo voor als achter, van de gilling af, wort het na behooren op vertuint; en gemeenlyk maakt men achter de mast vier gillingen, of zomtydts drie, naar men het Schip hoog of laeg achter op vertuint: de onderste gang op het ra-hout wort voor en achter altydt even breedt gemaakt. Daar na vertuint men voorder met wageschot-bladen, van zoodanige dikte als noodig is. Men moet wel letten, dat men de vertuining-bladen achter aan de groote wulft-stutten wat breeder maakt als scheepwaart in, op dat de vertuining achter niet schynt neder te druipen. Als het naar behooren is vertuint, zoo laat men het Schip tusschen de rok-gangen open blyven, zoo wydt als noodigh is; en op

[pagina 118]
[p. 118]

elken gilling maakt men de vertuining een voet, of wat minder, hooger, na dat het Schip groot of klein is; doch achter maakt men het tusschen de rok-gangen toe, en dat om de hut, die zoo veel te hooger kan gemaakt werden.

42. Onderscheide hoedanigheden van de Hut.

In zeer groote Scheepen is de hut in tweën gedeelt, en heeft daar by noch een derde boven-hut. Voor zyne deur maakt men veeltydts een af-dak, ondersteunt met pylaartjens, en ten einde het half verdek leuningen, onderscheidelyk gemaakt, hoog of laeg, zwaar of licht, cierlyk met beeldt-werk, en snakerye, of zonder. Boven de hutten, tegen 't hakkebordt aan, wert veeltydts een zit-bank gemaakt, en daar onder een hoender- of duive-kot. De schotten, zoo van de hut, kajuit, als bak, die in de lucht staan, maakt men schuins of bultig buiten uit, om 't afwateren, en ook cieraats halven. Het dek van de boven-hut behoort achter een weinig laeger te komen als de regelingen, om de cier-lykheit.

1.Het water-bortje is lang 17 voet, breedt 6 duim, dik 2 duim.
2.Voor aan boort hoog 5 voet, achter 6½ voet.
3.De balkjes hebben bogt 13 duim, zyn dik 3½ duim, breedt 4 duim.
4.Tusschen ieder balk leggen drie ribben, dik 1½ duim, breedt 2 duim.
5.Met 1¼ duims deelen gestreken.
6.De knietjes lang 3½ voet: de nebben lang 2 voet 3 duim, breedt 5 duim, dik 4 duim.

Om licht te scheppen maakt men achter vierkante glazen, of ronde open gaten, en boven ook wel een tralie-luikjen.

7.Achter zyn de wagers schoot-vry.
8.En met 1¼ duims deelen gewaert.
9.Het schot nevens de deur is insgelyks schoot-vry.
10.De deur wydt 3 voet 6 duim: de stylen breedt 3½ duim, dik 3 duim.
11.De boogh hoogh 13 duim, breedt 3½ duim, dik 3 duim.
12.De poorten wydt 14½ duim, hoogh 13½ duim.

43. Van de groote Rust.

1.De groote rust lang 27½ voet, breedt 17 duim, dik 3½ duim.
2.Het voorste eindt komt met de voorkant van de groote mast gelyk, en met de boven-kant van 't bovenste bark-hout.
3.De lat, die'er buiten op legt, breedt 3½ duim, dik 2½ duim.
4.De voorste putting met de achter-kant van de groote mast gelyk.
5.Daar zyn zeven puttings.
6.De putting bouts dik 2 duim.

Van het boeisel der Kimmen.

Op de hals is 't hol geboeit 4 voet 5½ duim.

12 Voet na vooren is 't hol geboeit 4 voet 8 duim.

11 Voet na vooren is 't hol geboeit 4 voet 4 duim.

12 Voet en 5 duim na achteren is 't hol geboeit 4 voet 5½ duim.

11 Voet en 10 duim na achteren is 't hol geboeit 5 voet 1 duim.

18 Voet en 5½ duim na achteren is 't hol geboeit 7 voet en een half duim.

14 Voet en 6½ duim na achteren is 't hol geboeit 9 voet 9 duim.

Wydte der Oplangen, van de scheer-gang te meeten.

Het is wydt, uit de middel-lyn te meeten, aan de buiten-kant van 't spant-hout als volght:
Het eerste hals spant-hout, 14 voet en 7 duim.
Het tweede na vooren, 14 voet 6 duim.
Het derde na vooren is wydt op de middel-lyn 14 voet 4 duim.
Het vierde, doch na achteren, 14 voet 6½ duim.
Het vyfde na achteren, 14 voet 6½ duim.
Het zevende na achteren, 14 voet en 6½ duim.
Het achtste na achteren, op de middellyn, 13 voet 4¼ duim.

Van de wydte op het boeisel in by zondere plaatzen, uit de middel-lyn te meeten.

Op de hals is 't wydt 13 voet 6 duim.

12 Voet na vooren is 't wydt 13 voet. 5 duim.
11 Voet en 4 duim na vooren is 't wydt 12 voet 7 duim.
12 Voet en 5 duim na achteren, achter 1 het spant-hout, is 't wydt 13 voet 6 duim.
11 Voet en 8 duim na achteren, 13 voet 5½ duim.
11 Voet 10 duim na achteren, 13 voer 5½ duim.
18 Voet en 5 duim na achteren, 13 voet 1½ duim.
14 Voet 6½ duim na achteren, 11 voet 6½ duim.

Deeze wydte moet wezen op de voorige holte van 't boeisel.

[pagina 119]
[p. 119]

Hoe men de Scheer-gang zet, en hoe hoog die uit het boeisel te meeten is.

De scheer-gang staat op de hals, boven het boeisel te meeten, 8 voet 3½ duim.

12 Voet na vooren staat de boven-kant hoog, van 't boeisel af, 8 voet.
11 Voet en 4 duim na vooren, 7 voet 8 duim.
12 Voet en 5 duim achter 't hals-spant, 9 voet 6 duim.
11 Voet en 8 duim na achteren staat de scheer-gang 9 voet boven 't boeisel.
11 Voet 10 duim na achteren, 9 voet 4 duim.
18 Voet 5½ duim, 9 voet 5½ duim.
14 Voet 6½ duim, 8 voet 9 duim.

Van de Cent onzes Schips.

De cent, boven aan de oplangen, staat boven de scheer-gang, voor aan de steven, 1 voet 10 duim.

Aan 't eerste spant-hout, 1 voet 9 duim.
Aan het tweede spant-hout, 2 voet.
Aan het derde spant-hout, 2 voet.
Aan het vierde spant-hout, 2 voet.
Aan 't vyfde spant-hout, 2 voet 1 duim.
Aan't zeste spant-hout, 2 voet 1 duim.
Aan het zevende, 2 voet.
Aan het achtste, 2 voet boven de scheer-gang, en boven 't hek 2 voet 5 duim.

Van de boght die men de Oplangen geeft, tusschen de scheer-gang en het boeisel.

Het oplang dat op de hals staat heeft 3 duim bogt.
Het volgende na vooren 3½ duim.
Het voorste 4½ duim.
Het eerste achter 't spant-hout 3 duim.
Het volgende na achteren 4 duim.
Het derde na achteren 4 duim.
Het geene dat volgt heeft 6 duim bogt.
Het hier op volgende heeft 7 duim bogt.
De cent, die boven de scheer-gang komt, wort gemaakt na dat men de stutten boven wil laten invallen.

Van het overhangen der Oplangen over het boeisel, op de voorige hoogte, en boven-kant van de Scheer-gang.

Het spant-stut op de hals hangt over het boeisel 1 voet.

12 Voet na vooren, 1 voet 1 duim.
11 Voet en 4 duim na vooren, 1 voet 8 duim.
12 Voet 5 duim na achteren, achter het hals spant-hout te meeten, hangt het over het boeisel 1 voet en ½ duim.
11 Voet en 8 duim, 1 voet en ½ duim.
11 Voet 10 duim na achteren hangt het over 1 voet en ½ duim.
18 Voet 5½ duim, 1 voet 1¼ duim.
14 Voet en 6½ duim na achteren, 1 voet 9 duim.

Men maakt altydt dat voor en achter tegen steven, zoo wel als daar bezyden, oplangen komen te staan; 't geen dient om de steven vast en in zyn plaats te houden.

44. Van de Fokke rust.

1.De fokke rust lang 22 voet 3 duim, breedt 16 duim, dik 3 duim.
2.'t Voor-endt komt 6 duim voorby de fokke mast, leggende op 't ra-hout.
3.De lat daar op breedt 3 duim, dik 2 duim.
4.De voorste putting met de voor-kant van de fokke mast gelyk.
5.Daar zyn zes puttings.
6.De putting bouts dik 2 duim.

45. Van de Bezaans rust.

1.De bezaans rust lang 10 voet, breedt 9 duim, dik 2½ duim.
2.Het voor-endt komt met de achter-kant van de bezaans mast gelyk, leggende op 't ra-hout.
3.De lat breedt 2½ duim, dik 2 duim.
4.De voorste putting komt over een met de achter-kant van de bezaans mast.
5.Daar zyn vier puttings.
6.De putting bouts dik 1½ duim.

46. Van 't Venster in de kajuit.

1. Het venster in de kajuit, lang 1 voet 3 duim, wydt 1 voet, komt 3 voet uit den overloop, en anderzins.

47. Van de Galdery.

1.De boven-kant van 't onderste hakkebort komt 12 duim boven de boven-kant van het tweede bark-hout, en is aan de einden breedt 1 voet, in de midden breedt 13 duim, dik 4 duim; de onder-kant heeft 5 duim bogt, en boven zoo veel meer als 't in de midden breeder is.
2.Het staat achterwaarts van de steven 2 voet 2 duim, zynde half in de vulling gevoegt. Men maakt die met of zonder toorentjens, doch meest zonder.

2. Van het Dek daar op.

1.Het dek dik 2 duim, in de midden breedt 13 duim, en aan de einden breedt 1 voet en een half duim.
2.Aan de einden is het 7 duim langer als 't hakkebort.
[pagina 120]
[p. 120]

3. Van het Voetje op zyde.

1.Het voetje op zyde is lang 5 voet 6 duim.
2.Achter breedt 7 duim.
3.Voor breedt 5 duim.
4.Dik 2 duim.
5.Het komt over een met de smalte van 't bark-hout.

Men maakte eertydts achter wel twee galderyen buiten om, en dat om daar op te konnen gaan, zoo uit de kajuit als konstapels kamer, met yzere bogen boven vast gemaakt, en open.

4. Van het tweede Hakkebort.

1.Het tweede hakkebort is 2 voet en 7 duim hooger als het eerste, en staat 19 duim meer achter uit: 't is ter zyden, 1 voet breedt, doch in de midden breedt 14 duim, dik 2 duim. Het dek, by C, op de plaat, is in de midden dik 2 duim, aan de einden, by A, breedt 13 duim.
Het hakkebort is de grondt en voet van de galdery, daar de onder-einden van de beelden aan komen. Het dek leit op het tweede hakkebort, en is dat geene daar men op legt als men uit ziet. 't Voetje op zyde is aan 't hakkebort vast, om het oogh van de galdery te maken. De stutten houden de galdery achter vast.
Het onderste hakkebort staat met zyn boven-kant 12 duim van de boven-kant des tweeden barkhouts: het is aan de einden breedt 1 voet, in de midden 13½ duim, dik 4 duim, heeft bogt achter uit 5 duim, aan de onder-kant heeft het mede 5 duim boght; het staat achter uit van de steven 2 voet 2 duim.
2.De hoeken springen 3½ duim, hebben onder bogt 7 duim.
3.Dit hakkebort heeft 4 duim boght achter uit.

5. Van de Stutten des rechten wulfts.

1.De stutten van 't rechte wulft vallen ieder voet 1 duim.
2.Zyn breedt 5 duim, dik 4 duim.
3.Daar zyn vyf stutten, staande op het onderste dek, de middelste breedt 6 duim, dik 4½ duim; de andere, die aan de zyden staan, zyn 5 duim breedt, en 4 duim dik: het onder-eindt heeft inwaarts 2½ duim boght: het begint 3½ duim van de boven-kant van het tweede hakke-bort: het staat 3 duim van de kant van 't onderste dek: de gaten zyn wydt 2 voet 4 duim: de middel- en boven-einden zyn aan het balkje vast; het is daar recht, maar aan't balkje komt een lip.

6. Van 't Kruis in 't rechte wulft.

Het kruis dient tot stevigheit, en om de deelen van 't rechte wulft te konnen spykeren, daar men dan gemeenlyk het wapen op zet. Het wulft boven het roer wert genaamt het kromme wulft, tot aan het hakkebort toe.

1.'t Kruis staat boven het tweede hakkebort 2 voet 3 duim, en is dik 2½ duim, breedt 5 duim.
2.Het boven-endt staat 12 voet uit het hakkebort.
3.De stutjes in 't kruis zyn dik 3½ duim, breedt 4½ duim.
4.'t Wulft is met duims deelen dicht gemaakt.
5.De middel-stut in 't kruis, daar de vlagge-spil aan komt, is dik 6 duim, breedt 7 duim.

Het wulft in de galdery is dicht gemaakt met duims deelen. De middel-stut, daar de vlagh aan komt, is 6 duim dik, en een weinigh breeder als d'andere, boven wat dikker als onder: de boven-einden staan van boort 1 voet 8 duim: de onderste staan van elkander 1 voet 5 duim, zyn gestreken met duims deelen.

7. Van de Galdery op zyde.

Deeze wert gelegt volgens het beloop van 't Schip, om niet wanschapen te vertoonen, waarom hy ook onder en boven schuins tegen 't Schip aan komt: werdt veeltydts met koper of geslagen loot gedekt: dient tot byzonder verblyf van de Schipper of Kapitein, om 't een of ander ding in te bergen, en ook vaak tot gemakhuisjes, als mede om uit te zien. Men maakt de zelve veeltydts doorluchtigh, en slechts tot cieraat; ook wel met kleine spitsjens, pronks halve.

1.Het voetje lang 6 voet, voor breedt 5 duim, achter breedt 7½ duim.
2.Het boven-endt 1 voet van 't Schip.
3.Het scheer-gangetje daar aan breedt 9 duim, dik 2 duim.
4.Het booghje komt 8 duim verby het stutje.
5.Het stutje hangt 5 duim na achteren, en is breedt ½ duim, dik 3½ duim.

8. Van het tweede Achter-dek, op het Bark-hout.

1.Het achter-dek is breedt 8½ duim, heeft boght achter uit 4½ duim, 't eindt is breedt 13 duim, dik ⅘ duim, en komt 2 voet voorby het Schip.
2.'t Knietje, in de hoek van de scheer-gang en het tweede hakkebort, is lang 2 voet, breedt 5 duim, dik 4 duim.
[pagina 121]
[p. 121]

9. Van 't Dek op zyde.

1.Dit is achter breedt 9 duim, voor op het stutje breedt 6½ duim, en is dik qualyk 2 duim, op het booghje breedt 7 duim.
2.Achter met een in en uit springende hoek.

10. Van de Hoek-mannen, anders Termen.

1.De hoek-man breedt 9½ duim, dik 8 duim.
2.De middel-man breedt 8½ duim, dik 7½ duim.
3.D'andere vier mannen breedt 8 duim, dik 7 duim: de mannen op de borsten zyn breedt 12 duim.
4.Onder staan zy op een architraab, welke recht door gaat, breedt 2¼ duim, dik ⅘ duims.

11. Van de Beelden op de zyde.

1.Het beeldt op 't stutje breedt 9 duim, op de borst breedt 10 duim, dik 8 duim, onder breedt 8 duim.
2.Aan 't eindt staat, of laat staan, een stompje, boven breedt 8 duim, dik 7 duim.

12. Van de Vazen.

1.De vazen tusschen de beelden breedt 5½ duim, dik 1½ duim: deeze vazen komen onder 't bovenste dek.
2.De onderste vazen breedt 6 duim, dik 1⅔ duim.
3.De vazen op de zyde breedt 4 duim, dik 1½ duim; aan 't eindt breedt 3 duim.
4.De vazen onder het hakkebort, aan 't rechte wulft, komen met de onderste gelyk, en zyn breedt 8 duim, dik 3 duim.
5.Aan het eindt breedt 7 duim, dik 3 duim, en hebben bogt 8 duim.
6.Het hakkebortje heeft bogt ½ duim, aan 't eindt heeft het bogt 1 duim.

13. Van 't derde Dek.

1.Dit dek staat 2 voet 5 duim vanhet ander dek, in de midden by de stut op te meeten. Het staat in de midden van het tweede 2 voet 4½ duim: het is aan 't eindt wydt 2 voet 10 duim, in de midden breedt 9 duim, aan 't eindt 8 duim, dik 2 duim.
2.Op zyde is het achter breedt 1 voet, lang 1 voet, en omgekeept breedt 9 duim, voor breedt 8 duim, lang 8 voet 6 duim, is achter een weinigh in 't bark-hout ingehecht, en met een scima.

14. Van de Hoek-man die op de thorus staat.

1.De hoek-man op de borst zy breedt 17 duim, dik 10 duim, onder met de buite-kant van 't dek gelyk.
2.Het gilling-hout komt 3 voet boven de regeling: de eerste gilling zy breedt 14 duim: d'ander staat onder, wydt 2 voet 5 duim, boven wydt 2 voet 6 duim: de volgende is boven en onder wydt 2 voet 4 duim, dik 9 duim, onder over een komende met de hoek-man.

Van de Luiken.

Het groote luik lang en breedt 7 voet, de sponning wydt 1 duim, de binnen-lyst dik en breedt 2 duim, de marker breedt 4¾ duim, de hoofden 4 duim binnen en buiten. De hoofden van't groote tralie-werk breedt 9 duim, dik 5 duim, zyn in de midden wydt en breedt 7 voet, 't hooft is breedt 8 duim, dik 5½ duim: de ribben breedt 2½ duim, dik 2 duim: de latten breedt 3½ duim, dik ½ duim.

Het luikjen voor de mast 2 voet 5 duim lang, en breedt 2 voet 4 duim.

Het tralie-luikjen achter de mast lang en wydt 3 voet: de hoofden dik en breedt 7 duim: de latten, dik ½ duim, en breedt 3½ duim, leggen langs scheeps op de ribben.

Het tralie-luik voor het groote luik, en dat op de bak, zyn even wydt: de hoofden op de bak breedt 8 duim, dik 4 duim: de ribben breedt 1½ duim, dik 2 duim: de latten breedt 3½ duim, dik ½ duim: d'andere op het verdek als vooren.

Het luik achter de beting, zynde 3 voet daar van, is lang en wydt 3 voet: het binnen-lystjen breedt 2 duim, dik 1 duim: de ribben dik 2½ duim, breedt 3 duim: de sponning wydt 1 duim: de lyst buiten om breedt 8 duim, dik 2½ duim, binnen en buiten ½ duim, aan wederzyde een schuinse plank hebbende, en in de midden leggen duims deelen.

De luikjens boven de speenen zyn 2 voet wydt en breedt.

Op groote Scheepen wort voor om de boeg-spriet een luikjen gelegt, gelyk ook om de masten, die door de bovenste over-loop steken.

D'overloops deelen dik 2½ duim, in de bak 2 duim, ook zoo in de kajuit, op 't verdek dik 1½ duim, op de bak en hut 1¼ duim.

Het luikje achter by de wurpen is wydt en lang 20 duim, zynde van een deel.

Achter de bezaans mast is een stolp-luik.

De marker is in de midden een weinigh uitgeholt. Aan elk luik is een ring. De markers zyn dwars scheeps. Het groote luik, en het luik achter de knecht, zyn aan een zyde zonder marker.

Boven aan de zyden van 't groote luik worden wulft-stutten gemaakt, cieraats halven, naar gelegentheit van de galdery, steunende op de leggers van de galdery.

[pagina 122]
[p. 122]

Van de Pompen.

Achter de groote knecht, 1½ voet van 't luik, staat een pomp. De twee achterste pompen staan op de stuur-plecht, 5 duim van de bezaans mast. De achter-kant van de pomp komt omtrent in 't midden van de mast. De gaten zyn wydt 12 duim. De pompen staan met de onder-einden in een koper keteltje, dat vol gaten is, 't geen op de huit van 't Schip, en op de kant van de kiel neder staat. Het gat in de pomp is wydt 11½ duim, breedt 1½ duim, en dik ¼ duims. Het oogh daar de gek in komt is lang 4 duim, en wydt 4½ duim. De gek is boven lang 1½ voet, dik en breedt 7½ duim: 't onder-eindt is lang 14 duim. Op den overloop en stuur-plecht is een rondt lystje onder om de pomp. De daal komt 6 duim achter de mast, en is wydt 8 duim, lang 14 duim. De lip komt onder tegen de stuur-plecht aan. De pyp is aan wederzyden duim wydt, en gaat door het Schip heen, zynde met duims deelen beschoten: zy is aan elke zyde van twee stukken; het stuk dat aan de ketel vast is, dat is aan boort los; het andere stuk is aan boort vast, om dat het aan de ketel niet zal lekken: het eindt aan boort is buiten om in de krans vast, en die is breedt 8½ duim, dik 3 duim. Boven om de looden daal, of ketel, komt een lystje, 't geen hoogh en dik is 2 duim; het dekzel daar op is dik 2 duim, zynde 1 duim ingelaten: het andere, daar boven, dat staat daar over heen, en daar komt een gat of twee, daar de mamiering in hangt; de mamiering is aan de pomp hoog 1½ voet: het gat boven in de pomp is wydt 5 duim; de stok in de pomp lang 9 voet; de stok in de gek is lang 8½ voet, boven 't vierkant is de zelve lang 2 voet, en daar dik 3 duim, breedt 5 duim: het onder-eindt is dik en breedt 2 duim: de bouts hebben aan elken eindt een plaatjen. De gek staat aan zyn onder-eindt met een pen in een huisje.

Van de Broodt-kamer.

De voorste balk leght 9 voet van den overloop, de achterste 8 voet; de voorste, die 1 voet achter de pomp leit, is dik en breedt 5 duim; de tweede leit 'er 2 voet achter, en is breedt 10 duim, dik 6 duim; de derde leit van daar 2½ voet, en is breedt 7 duim, dik 5 duim: daar is een luik, wydt 17 duim, lang 2 voet: de schaer-stokjes dik en breedt 4 duim. De broodt-kamer zelve zy lang 9 voet, en ook zoo diep: de latten onder de deelen, dik 1 duim, breedt 2 duim, leggen van elkander 1 voet: de deelen zyn dik 1 duim, en komen met een vlerking over elkander aan. Voor de kruit-kamer staan zes stylen, zynde dik en breedt 3½ duim: in de midden is een luik, om in de zood te gaan. Voorde broodt-kamer staan mede zes stylen, dik 3½ duim, breedt 4 duim; en nevens het luik aldaar staan twee stylen. Aan de voor-kant van de balk-wagers staan ook zes stylen, en vier aan de zood om de pomp, dik en breedt 3½ duim. Dicht aan de voor-kant van 't ruim is de hel aan de voorste balk, wiens stylen als vooren.

15. Van 't bovenste Hakkebort, enz.

1.Dit hakkebort is breedt 3 voet en 6 duim, dik 5 duim.
2.Staat 10 duim boven de vaas.
3.De tralien zyn breedt 4½ duim, dik 2 duim.
4.De tralien staan 5 duim van elkander, zynde onder in de vaas vast.
5.De vaas breedt 6½ duim, dik 2 duim.
6.De gordynen zyn dik 2 duim.
7.De pylasters in de vensters zyn breedt 3 duim, dik 1½ duim.
8.De booghjes daar boven dik 1 duim: de breedte komt boven tegen het dek, aardigh gesneden.

Boven op 't hakkebort, daar men over leunt, maakt men een cierlyk booghjen, of een gehouwen dolphyn, en leeuwen, of iets diergelyks.

48. Van 't Galjoen.

1.De uitlegger is lang 22 voet, achter dik 14 duim, breedt 17 duim, heeft bogt 17 duim.
2.Voor breedt 12 duim: 9 voet na achteren breedt 11 duim: aan 't eindt van de leeuw breedt 9 duim: 2 voet van vooren breedt 5 duim, te weten op de boven-kant.

De uitlegger moet men na het oploopen van de bark-houten aan de voor-steven vast maken, en wel toezien dat het galjoen niet druipt, of uit het Schip schynt te hangen: het voor-endt is breedt 4 duim.

Onder de uitlegger komen knies. Om een goede gedaante te bekomen, en tot vastigheit, maakt men hem aan de voor-kant, tusschen de pooten van de leeuw en het water, omtrent 4 duim hol.

2. Van de Leeww.

De leeuw zy lang 9 voet, dik 19 duim: het eindt komt 14 duim voor uit, en 't ryst 2 voet 7 duim, achter is 't 1 voet dik.

3. Van de Kam.

De kam is de plank die doorgesneden is, staat tusschen beide de leggers, en wordt breedt of smal gemaakt, na dat de vulling tusschen de twee onderste bark-houten

[pagina 123]
[p. 123]

breedt of smal is: zy is op 't smalste na het voor-endt. De leeuw komt met zyn achter-endt tegen de kam aan.

1.De kam voor breedt 7 duim.
2.Achter breedt 20 duim, dik 3 duim, ingelaten 1½ duim. De kam zy altydt voor een half duim breeder als op een derden deel van achteren.
3.De bovenste uitlegger voor breedt 6 duim, achter breedt 1 voet, voor dik 9 duim, achter dik 12 duim.

4. Van de Es.

Dit is het hout dat op de leeuws rug leit, zynde met een krul.

1.De es leght 2 voet 2 duim boven de leeuw, en is boven breedt 14 duim, dik 10 duim.
2.Komt onder 3 voet voorby de leeuw.

5. Van de Knies.

Deeze komen aan de einden van de balken, om het Schip vast te houden.

1.'t Knie aan de voor-kant van de steven is breedt 12 duim, dik 6 duim, lang 6 voet: het ander is lang 5½ voet, zonder tong.
2.Het ander knie breedt 9½ duim, dik 4½ duim, voor breedt 8 duim, dik 4 duim.

Van de Knies in 't galjoen.

Het eerste knie staat aan de steven.

Het ander 2 voet verder, en zyn dik 5 duim, breedt 7½ duim.

Het derde wydt 2 voet, dik 6 duim, en breedt 1 duim.

Het vierde wydt 2 voet 2 duim, dik 4½ duim, breedt 6½ duim.

De knies zyn op de uitlegger wel vast gemaakt, en de regelingen daar aan wel vast gespykert.

Tegen deeze knies aan werden veel-tydts, op groote Scheepen, open gemakken gemaakt.

Het galjoen en de boeg-spriet zyn met touwen, door de uitlegger, t'zaam gebonden.

6. Van de Regelingen.

Deeze maken het fatzoen of gedaante van 't galjoen: zy komen tot aan de es, en zyn gemeenlyk aan wederzyden drie in getal.

1.De bovenste regeling achter breedt 8 duim, dik 4½ duim, voor breedt 5 duim, dik 3½ duim.
2.De ander breedt 6 duim, dik 4 duim, voor breedt 4½ duim, dik 3½ duim.
3.De onderste breedt 6½ duim, en dik 4 duim, voor breedt 5 duim, dik 4 duim.

Van de wydte der Regelingen.

1.De bovenste regeling is achter wydt 14½ duim, voor wydt 6½ duim.
2.De onderste is achter wydt 12 duim, voor wydt 5 duim.

De bovenste regeling maakt het fatzoen of gestalte van het galjoen, loopende met het eene eindt van de verkeerde stutten af tot aan de es, alwaar men de zelve onder de krul wel vast spykert.

D'andere moet men strooken naar de bovenste, en mede het eene eindt aan de es, het andere aan 't Schip, wel vast spykeren.

Aan de bovenste regeling wert tot cieraat een mans hooft gesneden.

7. Van 't Dekje.

Dit dekje is voor dik 4 duim, en breedt 10 duim.

8. Van de Beting-balkjes.

1.Daar zyn twee beting-balkjes, dik 5 duim, breedt 5½ duim.
2.Hebbende bogt 3½ duim.
3.Met vier karviel-nagels gehecht.

9. Van de Latten.

1.De latten dik 1 duim, breedt 1½ duim.
2.Leggende van elkander 2 duim.
3.Zy leggen 1 duim beneden de boven-kant van de tweede regeling.
4.Daar zyn zes rigchels, dik 2½ duim, breedt 3 duim.
5.Aan 't eindt zyn zy dwars over de ribben, dik 3 duim, breedt duim.

49. Van de Vensters in byzondere plaatzen.

1.Het venster op zyde van de galdery zyhoog 1 voet 5 duim, en wydt 16 duim.
2.De onderste klos is breedt 5 duim, hebbende een punt in de midden: aan de zyde is het met wagen-schot van 1 duim dik beschooten.
3.Komende 16 duim van achteren.
De bovenste klos moet zoo breedt zyn dat het met de bogt gelyk is. Het is boven vierkant, en komt 1 voet 4 duim van het rechte wulft te staan.
4.Boven de boog is een klos, die vierkant in gemaakt is, boven en onder uitgehouwen, aan de voor-kant luy, en achter kort uitgehouwen.

De achterste vensters zyn binnen wydt 18 duim, de buiten-kant 16 duim, om dat de pylaartjes daar over komen, en die zyn breedt 3 duim, dik 3 duim: de pylaartjes staan op een tuigeltjen, voor 't inwateren, dik 1½ duim. De vensters zyn van gezaagde deelen, ook zoo de klampen.

[pagina 124]
[p. 124]

De vensters in de kajuit wydt 1 voet, hoogh 1 voet 3 duim. Buiten om de vensters zyn lysten, dik 3 of 4 duim, en ook zoo breedt.

Het venster in de hut is wydt 1 voet, hoogh 14 duim: het komt boven omtrent tegen de ribben aan: buiten om is een trek gemaakt, dik 2 duim, en breedt 3 duim. Om het venster in de galdery is de trek dik 3 duim, breedt 4½ duim: en om 't venster in de kajuit is de trek breedt 4 duim, dik 2½ duim.

50. Van de boght boven de Kolderstok, en andere deelen.

Dees komt van 't schot 18 duim, en is wydt 15 duim, hoog in 't midden 19 duim, 1½ voet van boort loopt de zelve te niet: de zyden zyn van een schuinse plank, dik 1½ duim, en daar boven op is 't met duims deelen gedekt.

De luywagen leit aan boort hoog 4 voet 9 duim, en leght 4 voet 4 duim achter het gat daar de kolder-stok door gaat, dik en breedt 4½ duim. De pen leit op twee klampen, en is lang 14 duim. Het gat komt van 't schot 2 voet, en is wydt 4 duim. Het schildt is lang 4 voet, breedt 3 voet, dik 3½ duim. De roer-pen is achter en voor 6 duim dik en breedt, en lang 19 voet. De kolder-stok is lang 8½ voet, en dik 14 duim, onder 1 voet breedt.

De voorste schaer-stokjens dik 2 duim, breedt 7 duim: d'andere daar achter dik 2 duim, breedt 9 duim: de vierde en vyfde als vooren: de zeste wydt 4 voet, 8 duim, dik 1 duim, breedt 8 duim.

Het water-bortje op de bak dik 3½ duim, breedt 10 duim.

Op de plaat, by letter K, staat te zien het bewegendt houtje dat in den overloop komt, daar de kolder-stok door gaat, anders een bril, of klos, genaamt.

51. Van het Schot voor de Kajuit.

De deur-stylen, daar buiten beelden op staan, zyn dik en breedt 4 of 5 duim: daar is in de midden een rigchel: de deur is boven wydt 3 voet en ½ duim, onder 3 voet 2½ duim: de deur staat boven van boort 20 duim, is dik 1½ duim: het schot is dik 1½ duim. D'andere rigchels breet 2½ duim, dik 2 duim. Het kruis, breedt 3½ duim, dik 3 duim, komt aan de vierde balk van vooren, en leght onder op een balk. De deelen, dik 1½ duim, zyn van binnen beschooten met gezaaghde deelen. De kooijen, daar tegen aan, zyn breedt 2 voet 2 duim; daar leit een rigchel boven, om die recht te houden.

De poorten komen 4½ duim boven het onderste dek, zyn wydt en hoog 18 duim. Aan 't onderste hakkebort zyn twee knies, dik en breedt 6½ duim, het eene eindt is lang 3½ voet, het andere gaat tot aan de hek-stut. De deur-drempel dik 2 duim: de klampen breedt 7½ duim.

52. Van het Schot voor de Hut, en van de Balken, enz.

Het water-bortjen is breedt 6 duim, dik 2 duim, hoogh aan boort 6 voet 2 duim; de balken leggen daar onder tegen aan: 7 voet en 8 duim na achteren toe leit de voorste balk hoog aan boort 5 voet 5 duim, daar leit noch een klein balkjen tusschen twee groote in: achter aan 't schot leit een rib. De balken hebben boght 15½ duim: op de langte van 14½ voet zyn de zelve dik 3 duim, breedt duim; de voorste komt hoog aan boort 5 voet: de knietjes breedt 5 duim: de balk-wager dik 1½ duim: tusschen elke balk leggen drie ribben, dik en breedt 2 duim: 't schiltje is breedt 8 duim, dik 3 duim; daar zyn vier gaten in, wydt 3 duim; het staat 13 duim achter de derde balk: de stylen zyn dik en breedt 3½ duim. De poorten komen 1 voet van de deur, zy zyn hoog uit den overloop 1½ voet, en ook zoo wydt. Het schot staat recht op. De deur is wydt 2 voet 9 duim: de stylen dik en breedt 3½ duim, binnen en buiten met duims deelen beschooten: ook is de hut met duims deelen gestreken. De poort in de hut komt van 't schot 2 voet 2 duim, en uit den overloop 1 voet 8 duim, is hoogh en wydt 1 voet 6 duim. Achter aan het schot staan twee knies, zyn dik en breedt 5 duim, de einden lang 3 voet. Aan het schiltje is een schot van gezaaghde deelen. De deur is als vooren: de rigchels dik en breedt 2 duim.

53. Van het Schot voor de Stuur-plecht.

1.De deur van de stuur-plecht onder wydt 4 voet, boven wydt 3 voet 9 duim.
2.De deur-stylen breedt 4 duim: de eene styl, dik 3 duim, staat 2 voet van boort.
3.De deelen dik 1 duim, en tusschen beiden schoot-vry.
4.De tralien dik 3 duim.
Het schot hangt 2 duim achter over, zynde onder met een verlooren lip, breedt 4 duim, lang 14 duim. Binnen de stuur-plecht tegen 't schot aan zyn gaten, 2 voet vierkant, waar door men zich neder laat op 't verdek. Nevens de poorten in 't verdek komt een styl, breedt 5 duim: de poorten zyn wydt 1 voet 9 duim. Het beschooten hout-werk is schoot-vry. De lyst
[pagina 125]
[p. 125]
onder 't booghje, boven de tralie, breedt 8 duim, insgelyks het bladt, en de deelen, boven welke tralie een blaadtje met de buiten-kant gelyk komt, daar de booghjes in komen. De poort komt 10 duim van de deur, en van den overloop 1 duim: de klampen zyn breedt en dik 12 duim.
5.De boogh hoogh 15 duim, breedt 4 duim, dik 3 duim.
6.De poorten wydt 15 duim, hoogh 14 duim.
7.'t Schan-dek dik 1½ duim.
8.'t Lystje om de tralie dik 1 duim, breedt 8 duim.
9.'t Lystje onder dik 2 duim, breedt 3 duim. Boven de vaas breedt 7 duim, dik 1½ duim.

De stuur-plecht zy lang 14 of 16 voet, hoogh 6 of 7 voet.

54. Van de Bank achter in de galdery.

1.De bank in de galdery hoogh 1 voet 6 duim, breedt 1 voet 8 duim.
2.De styltjes zyn dik 2 duim, breedt 2½ duim.
3.Het dekzel breedt 1 voet 9 duim, dik 2 duim.
4.Voor dicht met duims deelen.

55. Van 't Schot aan de bak.

1.De stylen van 't schot aan de bak dik 5 duim, breedt 6 duim, hebbende boght 8 duim, hangen boven na vooren 16 duim.
2.Daar zyn twee deuren, ieder is wydt 2 voet 6 duim: de boogen hoogh 14 duim, dik 5 duim, breedt 6 duim.
3.De poorten wydt 21 duim, hoogh 18 duim.
4.Het schot met de deuren zyn schoot-vry.
5.De lyst breedt 5½ duim, dik 5 duim.
6.De deelen binnen en buiten zyn dik 1 duim.

Het baks verdek is plat, of rondtachtig.

Daar leggen zeven balken in de bak. De voorste vaste balk leght 6½ voet van de stevens binnen-kant, voorhoogh aan boort 5 voet 10 duim, achter 5 voet 3 duim, en heeft bogt 12 duim. De onder-einden van de knies zyn lang 4½ voet: de nebben lang 3 voet, dik 5 duim, breedt 6 duim. Het twil dik 9 duim: ook zoo de stuinders. Het schot voor komt kromachtig, het holle na bovenen toe, waar in men een of twee deuren maakt, met poorten daar beneven: ook zoo voor, en boven. Op de bak zyn leuningen, van welke de zwaarste en cierlykste na vooren komen, om dat die het meeste ten toon staan. Men maakt daar, behalven de poorten, ook voor en achter schiet-gaten in. In de Oorlogh-scheepen maakt men nu boven rondtom de bak een musket-schoot vrye schans. De bak gaat veeltydts met een tree neder, om hoogte te winnen, voornamentlyk in Scheepen die daar hun combuizen en kooijen hebben.

56. Van de Hals-mast, en Kruis-houten.

1.De hals-mast zy breedt 5 duim, dik 3 duim.
2.De stutjes, breedt 4 duim, en dik 2½ duim, zyn 56 op een zyde in getal.
3.De hals-mast staat 15 duim van't ra-hout, en de boven-kant komt over een met de boven-kant van de onderste regeling.

Hier zyn vier kruis-houten, boven breet 1 voet, wydt 18 duim, onder breetp 9 duim, wydt 9 duim, dik 3 duim.

57. Van de Regelingen op verscheide plaatzen.

Boven de bos bank staat een regelingetje, en is aan stutjes vast; deeze stutjes, lang 12 duim, breedt 3 duim, dik 2 duim, staan onder op het water-bortje neer: daar zyn zeven stutjes: de regeling is breedt 3 duim, dik 1½ duim; hy staat zoo hoogh dat'er 9 duim plaats tusschen beiden is.

Aan het eindt van de bak komt de regeling 1 voet inwaarts, na achteren toe.

Onder en boven in de stuur-plecht komt een regeling, alwaar vyf styltjes zyn, breet 2½ duim, dik 2 duim: de regeling is tusschen tween wydt 14 duim, breedt 3 duim, dik 1½ duim: de boven-kant komt over een met de boven-kant van d'andere regeling; doch deeze gilling komt 1 voet korter als de andere daar hy op staat, en deeze zyn op eene wyze als de hals-mast gemaakt. Aan de stutjes is de hals-mast met boutjes vast: het andere is spyker-vast gemaakt.

Van het gat daar het touw van de Boot door gaat.

Van binnen, boven de eerste wurp, tusschen de hek-stut en de klos van de poort, staat een endt planks op zyn kant, daar in en tegen aan komt dit gat, is dik 3 duim, breedt 16 duim, 1 voet van de wurp af wydt 3½ duim: buiten op de spiegel komt een kardinaals hoet om 't gat, dik 3 duim, breedt 6 duim.

De klampen van deeze kruis-houten zyn breedt 4 duim, dik 2 duim, lang 20 duim.

58. Van de Bos-bank.

De bos-bank leght op de boven-einden van de stutten, met een lip ingevoeght: hier worden eenige gaten in geboort, om karviel-nagels in te steken, daar men de touwen aan beleght.

[pagina 126]
[p. 126]
1.De bos-bank breedt 8 duim.
2.Dik 4½ duim.

59. Van de Hals-klamp.

1.De hals-klamp breedt 8 duim, dik 7½ duim.
2.Het groote gat wydt 3½ duim.
3.Het bovenste gat wydt 2 duim.
4.De hals-klamp staat van vooren op ⅖ der lengte van 't Schip, of recht boven de tweede poort, onder 't verdek.

60. Van de Kraan.

Het eene eindt van de kraan leght op 4 voet na aan de mast, het andere eindt midden op de rechte stut.

1.De kraan leght op de bak 2 voet over de regeling, is dik 8 duim, breedt 10 duim.
2.Aan 't ander endt is hy breet 8 duim, dik 4 duim.

61. Van de Beting-balk, voor de fokke mast, op de bak.

1.Deeze beting-balk zy dik 8 duim, breedt 9 duim.
2.Leggende 8 duim boven de bak.
3.Aan ieder endt staat een knie, lang aan boort 3 voet, aan de balk lang 2½ voet, breedt 8 duim, dik 6 duim.

62. Van de Karviel-houten, Karviel-nagels, en Kruis-houten.

De karviel-houten steken inde balken onder de ribben, want anders zoude het schot den overloop doen inbuigen.

De karviel-houten zyn dik en breedt 4 duim, de ribben 3½ duim: de karviels in de bak dik 3½ duim, de ribben dik 2½ duim, of 3 duim: onder elken eindt van de rib komt 'er een.

1.De karviel-nagels zyn lang 8 duim, breedt 6 duim, dik 2½ duim.
2.De kruis-houten zyn lang 10 duim, breedt 7 duim, dik 3 duim.

63. Van de Kruis-houten achter de fokke mast.

1.Aan ieder zyde zyn twee kruis-houten, dik 3 duim, breedt 4½ duim, boven breedt 8 duim, onder 7 duim, lang 1 voet.
2.De kruis-houten komen door de bos-bank in een klamp, dik 3 duim, breedt 4 duim.
3.De kruis-houten boven wydt 3 voet 8 duim, de onder-einden op de bos-bank wydt 7 duim, lang 15 duim.

64. Van de Kruis-houten achter de groote mast.

Deeze kruis-houten zyn tusschen de hielen wydt 18 duim, breedt 6 duim, dik 2 duim, lang 7 duim: onder lang 1 voet, kromachtig staande in een klamp, breedt 2½ duim, dik 1½ duim.

65. Van de Boogh boven de Stuur-plecht.

Deeze boogh is breedt 7 duim, boven dik 4 duim, onder dik 1½ duim, op de wyze als op de plaat, letter L, is te zien: onder leit een lat, daar de pylaartjes op staan, breedt en dik 2 duim, op de wyze als te zien is op de zelfde plaat, onder letter M, leggende 9 duim van't schot: de pylaartjes lang 1 voet, dik 2 duim, breedt 5½ duim, leggen van elkander 5½ duim: in de midden leit of staat een hooft, daar de bogt op leit, dit is dik 10 duim, breedt 1 voet.

66. Van de Kruis-houten achter de bezaans mast.

1.Het kruis-hout zy tusschen de hielen wydt 15 duim, breedt 6 duim, dik 2 duim.
2.Lang 7 duim.
3.Onder lang 1 voet, en kromachtig, staande in een klamp, breedt 2½ duim, dik 1½ duim.

67. Van de losse Regeling boven de bak.

1.'t Regelingetje boven de bak breedt 3 duim, dik 1½ duim, staande 9 duim boven de bos-bank.
2.De stutjes breedt 3 duim, dik 2 duim.

68. Van 't Regelingetje boven de stuur-plecht.

1.Dit regelingetje is lang 12 voet, dik 1½ duim, breedt 3 duim.
2.Hier zyn vyf stutjes, ieder breedt 3 duim, dik 2 duim.
3.De regeling staat 9 duim boven de bos-bank.

69. Van de Kombuis.

In Koopvaardy-scheepen staat de kombuis op den overloop; maar in Scheepen van oorlog op den bodem: men zet die of te midden in 't Schip, aan deeze of geene zyde, of ook wel dicht aan de kajuit, met den haert na het schot toe, of ook wel voor in de bak, in 't midden of ter zyden.

De kombuis moet wel hecht beslagen zyn met platen van koper, en den haert bemetzelt: 7 voet vierkant kan men metzelen met 1000 Leidtsche steenen, en tot ieder 3000 steen is noodig een hoet kalk.

1.De stylen zyn breedt 3½ duim, dik 3 duim.
2.De kombuis zy wydt 6 voet, lang 4 voet.
3.De deelen dik 1½ duim.
4.De voet dik 3 duim, breedt 15 duim.
[pagina 127]
[p. 127]
In het onderstelde Schip komt de kombuis 8 duim voor de groote mast, en is onder 6 voet van boort.
In Oorlog-scheepen komt het kot, of kabel-gat, tegen de kombuis aan, na vooren toe, waar in, of by, altemet wel een Bootsmans kamer afgeschooten wordt, recht voor de beting-balk neder; gelyk de Schippers kamer tegen de broodt-kamer, en voor de bottelery, aan komt: dewyle in de zelve het gantsche ruim in afzonderlyke gemakken verdeelt is; doch in Koopvaardy-scheepen houdt men het ruim ledig, en tot een stuk, om de goederen en vrachten te bergen.
5.De onderste lyst, breedt 3½ duim, dik 3 duim, is half rondt onder de ribben als een cimatium. De deelen komen 8 duim voorby de stylen.
6.De boven-lyst breedt 5 duim, dik 3 duim.
7.De schoorsteen lang 5 voet, boven wydt 12 duim, onder wydt 16 duim: de kap lang 15 duim.

70. Van de Bottelery aan stuur-boort.

De voor-kant komt 19 duim voorbyde mast, van boort 4 voet 8 duim; maar in Oorlog-scheepen komt de bottelery in 't ruim tegen de kombuis aan, in welke een gat is, daar de spys door gereikt wert.

1.De bottelery zy wydt 4½ voet, lang 5 voet.
2.De hoek-stylen dik 3 duim, breedt 4 duim.
3.De lysten, en deelen, als aan de kombuis: de deur-klampen breedt 7 duim. Daar zyn noch eenige stylen in de bottelery, doch maar alleen dienende om daar aan iets te spykeren.

De kooijen van de Kok, en Bottelier, zyn op Oorlogh-scheepen in hun kamers; maar op zommige Koopvaardy-scheepen daar bezyden, en vast.

71. Van de Trappen.

De trap voor de stuur-plecht zy dik 1½ duim, en breedt 9½ duim: de stylen dik 2 duim, breedt 5½ duim: daar zyn vyftreden; zy valt 18 duim, en is wydt 2 voet 2 duim. De tweede trap valt 15 duim, is wydt 16 duim: de stylen breedt 5½ duim, dik 7 duim: de treden wydt 9½ duim, dik 1½ duim.

De trappen voor de stuur-plecht maakt men dikmaal met leuningen op 't verdek, de trappen zelve vry breedt, en in 't rondt afdalende. Op Scheepen die halve verdekken hebben maakt men de trappen van de stuur-plecht na boven toe ook wel zoodanig, doch zelden, als op Oorlog-scheepen.

1.De trap voor de bak valt 19 duim, is wydt 2 voet: de stylen zyn breedt 5 duim, dik 2 duim. De tweede trap breedt 8 duim, dik 1½ duim: de treden wydt 8 of 9 duim: de klampen breedt 5 duim: het gat is lang 19 duim, dik 1½ of 2 duim.
2.De trap achter de bak is wydt 2 voet 2 duim: ook zoo de trap voor de mast, en voor de stuur-plecht, onder en boven.
3.De twee trappen voor de hut wydt 17 duim: de treden wydt 10 duim, dik 1½ duim, breedt 8 duim: de stylen breedt 6 duim, dik 2 duim: de klampen breedt 6 duim, dik 1 duim.

72. Van 't Roer.

1.'t Röer lang 26 voet 7 duim: onder breedt 3 voet 6 duim, boven breedt 1 voet 6 duim: voor dik 12 duim, achter dik 8 duim.
2.Het gat lang 8 duim: het onderste gat is wydt 3 duim, het bovenste 2 duim: het onderste komt van ieder kant 6 duim, het bovenste 5 duim.
Het roer is verdubbelt met duims deelen, en aan de voor-kant met koper beslagen. Achter aan de steven is 't met duim spykers verdubbelt: de ruiten zyn wydt 1½ duim.
3.De scheenen breedt 1½ duim, dik ½ duim.
4.De bengel zy breedt 2 duim, en dik ½ duim.
5.De pennen van de haaks zyn lang 17 duim. Daar zyn zes haaks, breedt 3 duim, dik ½ duim.
6.De roer-pen, dik 9 duim, voor dik 6 duim, lang 23 voet, is vierkant gehouwen.
7.De kolder-stok, lang 9 voet, en dik 4 duim, is boven rondt, of achtkant.

73. Van de groote Knecht.

1.De groote knecht breedt 18 duim, dik 17 duim.
2.De schyven zyn lang 17 duim, en dik 2 duim: de vierde aan de buiten-kant dik 1½ duim: het hooft lang 1 voet: de nagel dik 2 duim: de gaten van 't hooft breedt 9 duim: daar komt een rondt met een kant van 3 duim.

Op zyde, onder tegen de groote knecht aan, komen noch twee knechtjes, die daar 4 duim moeten af staan, zyn breedt 1 voet, dik 16 duim: het hooft, lang 7 duim, is boven ook zoo dik: daar boven is een beting, dik en breedt ½ voet: de hoofden lang 7½ duim: de schyven breedt 12½ duim, dik 2 duim: de nagels, dik ½ duim, zyn met een boutje aan elken endt vast.

[pagina 128]
[p. 128]

74. Van de Fokke knecht.

Deeze komt 13 duim achter de mast, ende binnen schyf komt gelyks de mast, staat 3 voet boven de bak, of overloop, en is daar dik 15 duim, breedt 16 duim: het hooft is lang 10 duim, boven dik 9½ duim, onder dik 8½ duim, breedt 1 voet, en wat uit gegilt, om het touw. De twee schyven zyn breedt 1 voet 6 duim: de derde is dik 1½ duim: ook zoo de nagel.

De twee voor knechtjes zyn dik en breet 9 duim: de schyven breedt 12 duim, dik 2 duim: de nagel dik 2½ duim: de gaten boven wydt 5 duim: 't hooft daar boven, lang en dik 8 duim, onder breedt 8 duim, dik 3 duim, staat een weinig rechter op als de mast: zy staan tegen de schaer-stokjes aan, en zyn onder aan de beting-knietjes vast, met een bout door de balk: boven de gaten komt daar een betinghjen aan, dik en breedt 5 duim, de hoofden zyn lang 8 duim.

Op Fluiten slaat men veel klampen, zoo aan masts als aan scheeps zyden, daar schyven door gaan, in stê van knechts.

75. Van de kleine Knechtjes.

1.De kleine knechtjes breedt 1 voet, dik 10 duim.
2.De schyven zyn breedt 12 duim, dik 1¾ duim.
3.De nagel dik 1½ duim.
4.De schyven onder 't hooft zyn dik 2 duim.
5.Het hooft lang 8 duim, boven dik 7 duim.

Van het Bezaans knechtje.

Het bezaans knechtje komt 1½ voet van de mast, en onder met de bak gelyk: het is boven lang 2 voet, breedt 10 duim, dik 8 duim: 't hooft lang 5½ duim, dik 6 duim: de gaten lang en breedt 12 duim, wydt 1½ duim: de nagel dik 1½ duim: de schyven breedt 8 duim. Het luikjen aan deeze mast is van gestalte als de andere.

1.Het beting-balkje zy dik 5½ duim, breedt 6 duim.
2.De hoofden lang 8 duim.

76. Van de Bossen, op 't verdek en overloop.

De bossen op den overloop zyn breedt 6 duim, dik 5 duim: de gaten zyn wydt 3 duim.

1.De bossen op 't verdek dik en breedt 4 duim.
2.De gaten wydt 2 duim: de boght is van 14 duim.

77. Van de Spil.

De spil komt in de midden tusschen de stuur-plecht en de voor-kant van de groote knecht, of te midden scheeps, 15 voet achter de mast: is boven de visscher lang 5 voet 3 duim: het gat in de visscher wydt 1 voet 4½ duim, langs scheeps vierkant, en boven dik 21 duim, onder de keep dik 20½ duim, daar onder dik 15 duim, en aan het onderste eindt dik 14 duim. Daar zyn zes klampen op, lang 2 voet 7 duim, dik 5½ duim, ingelaten ½ duim, onder breedt 8½ duim, en aan de keep 4 duim, de keep komt van onderen 20½ duim; daar zyn ook drie kanten aan: de tusschen klampen zyn 5 duim van onderen, dik 3½ duim. In de spil zyn vier gaten, wydt 4 duim, hoogh 4½ duim, hebbende bogt 4 duim: 't onder-eindt is lang 7½ voet: de scheenen onder de visscher lang 1½ duim: de pen onder lang 4 duim, en dik 7 duim, draaijende op een punt, staande op een yzere plaat. Boven om is een beugel, breedt en dik 3 duim. De bengel in de visscher is dik ½ duim, breedt 3 duim. Drie neuten, met zestien scheenen, lang 9 duim, breedt 1½ duim, dik ¼ duims. De pallen, breedt 6 duim, dik 5 duim, en lang 2 voet 5 duim, staan 1 voet 10 duim van de spil, en komen aan de voor-kant van de zelve: de achter-einden zyn met een bout vast. De achter-klamp is breedt 1 voet en 5 duim.

De boeg-spriet leit op de visscher neer: tegen de mast aan leit een klamp, aan de voor-kant van de knechtjes ingekeept, en slecht op de boegh-spriet, is dik 4 duim, breedt 12 duim, aan het endt legt daar een beugel over, die op de knies door een balk vast is: de bandt is breedt 4 duim, en dik ¾ duims: de bouts dik 2 duim. De spils balk is breedt 1 voet, dik 2½ duim, in de midden wydt 2¼ voet; de einden komen met de voor-kant van de poorten gelyk.

De bouts zullen ruim 1 duim dik zyn, en de nagels 5 duim dik.

De spykers moeten over al de helft langer zyn als 't hout dik is daar zy in komen.

De planken tot het boeisel dik 4 duim.

78. Van de Masten onzes Schips.

Dit Schip zy lang over steven 134 voet, wydt 29 voet, hol 13 voet, daar boven 6 voet, met een bak van 5½ voet, en een kot van 4½ voet.

De groote mast zy lang 80 voet, dik 18 palm, de top lang 7 voet.
De fokke mast zy lang 70 voet, dik 16 palm, de top lang 6½ voet.
De boegh-spriet zy lang 60 voet, dik 18 palm.
[pagina 129]
[p. 129]
De bezaans mast zy lang 60 voet, dik 11½ palm, de top lang 4½ voet.
De groote steng zy lang 51 voet, dik 11½ palm, de top lang 4½ voet.
De fokke steng zy lang 41 voet, dik 9½ palm, de top lang 3½ voet.
De groote bram-steng lang 22 voet, dik 4½ palm.
De voor bram-steng lang 18 voet, dik 4 palm.
De kruis-steng zy lang 26 voet, dik 4½ palm.
De boven-blinde steng zy lang 20 voet, dik 4 palm.
De groote raa dik 13 palm, lang 69 voet, dat is 26 ellen, zonder de nokken.
De fokke raa dik 11 palm, lang 60 voet 6 duim, dat is 22 ellen, zonder de nokken.
De bezaans raa dik 7½ palm, lang 62 voet, dat is 24½ ellen, zonder de nokken.
De blinde raa dik 7 palm, lang 45 voet, dat is 17½ ellen, zonder de nokken.
De groote marsse raa dik 7 palm, lang 36 voet, dat is 13½ ellen.
De voor marsse raa zy dik 6 palm, lang 32 voet, dat is 11½ ellen.
De boven-blinde raa dik 4½ palm, lang 20 voet, dat is 8 ellen.
Het groot bram-zeils raatje dik 4½ palm, lang 22 voet.
Het voor bram-zeils raatje dik 4 palm, lang 16 voet.
Het voor bram-stengetje dik 4½ palm, lang 18 voet.
Het kruis-zeils raatje dik 4 palm, lang 19 voet.
Het stengetje lang 26 voet.

Korte Scheepen passen lange masten en korte raas, maar lange Scheepen passen korte masten en lange raas; want terwyl de windt even wydigh langs het water waait, zoo zouden lange masten, op lange Scheepen, de boegen te veel in 't water doen zakken; 't geen op korte Scheepen zoo geen plaats kan hebben, om dat de hoek, die de boeg met het water maakt, zoo groot niet kan zyn. Hoe langer linien, hoe grooter kring-stukken zy beschryven, als bewoogen werden.

Evenredigheit der Masten.

Ga naar margenoot+Om de masten naar even-maat te schikken, zoo neemt twee maal de holte en wydte des Schips: als by voorbeeldt, de wydte is 29, de holte 12 voet: 29 en 12 is 41, twee maal 41 komt 82 voet voor des masts hoogte.

De dikte van de mast wordt getrokken uit de holte van het Schip: zoo menige 6 voet holte, 1 voet dikte.

Uit de dikte der mast in de visscher wort ¾ getrokken tot de dikte van des zelfs top, om een goede gestalte te bekomen: als by voorbeeldt, 18 palm dikte in de visscher, komt 13½ palm tot de dikte der top.

Om de dikte van de steng te krygen is deeze wyze gebruikelyk, namentlyk, men neemt ⅚ van de dikte der top tot de dikte van de steng: by voorbeeldt, 13½ palm dikte der top, komt 11¼ palm tot de dikte van de steng, te weten in 't ezels-hooft.

De lengte van de raa is twee maal de wydte, en eens de holte van 't Schip: by voorbeeldt, twee maal 28½ is 57 voet wydte, hier toe 12 voet holte, komt 69 voet voor de lengte van de raa.

De dikte van de raa is ¼ deel en ¼ van een palm minder als de dikte der mast.

De fokke raa is 1/7 korter als de groote raa, namentlyk 59 1/7 voet lang.

De bezaans raa 1 of 2 voet langer als de bezaans mast.

De blinde raa ¼ korter als de boeg-spriet lang is: by voorbeeldt, de boegh-spriet is lang 60 voet, komt 45 voet tot de lengte van de blinde raa.

De groote marsse raa is styf de helft korter als de groote raa.

De voor marsse raa qualyk de helft korter als de fokke raa.

De boven-blinde raa is ⅔ korter als de boegh-spriet: by voorbeeldt, de boegh-spriet is lang 60 voet, komt 20 voet voor de lengte van de boven-blinde raa.

De boven-blinde steng is 1 of 2 voet langer als ⅓ van de boeg-spriet.

De kruis- en bram-steng hebben tot lengte ⅓ van de groote steng, of weinigh meer.

De voor bram-steng is 1/9 korter als de groote bram-steng: by voorbeeldt, de groote bram-steng is lang 18 voet, komt 16 voet tot lengte van de voor bram-steng.

De masten zyn aan de top wat dikker, en achtkant, om dat daar touwen door varen.

Noodige waarneeminge van de Groote en Fokke mast.

De groote mast zet men omtrent te midden van 't Schip, de fokke mast op een vyfde deel van vooren, en de bezaans mast op een vyfde deel van achteren af, wanneer het geheele Schip in vyf en een half deel is gedeelt.

Om 't vallen van de groote mast te bekomen, zoo meet uit de holte van de kiel tot aan de onder-kant van den overloop, of boven-kant van de last-balken, en zoo veel voeten als dat hoogh is, zoo veel duimen zult gy neemen tot het vallen van de groote mast. Maakt het spoor onder vyf en een

[pagina 130]
[p. 130]

half voet uit de midden, na achteren toe. Wanneer men de masten in zet, werden zy met lichters, of bokken, opgewonden, en men laatze na den eisch, langs een loot-lyn, na beneden dalen. Op de plaat is A den overloop, B 't kolsem, C 't groot spoor: A is ook 't midden van de visscher, en men laat daar een loot hangen tot B, dan meet men wederom van B tot C, en zoo veel duimen als dit voeten hoog is van B tot A rekent men voor 't vallen van de groote mast. Het vallen van de bezaans mast maakt men even-eens. Het fokke spoor maakt men op de geheele hoogte die tusschen beide is, 2 duim na vooren toe. In de plaat is A de fokke visscher, B is het fokke spoor: in de ronde kring komt de mast te staan, en in het kantige C, 't spoor genaamt, staat het onder-eint van de mast: D is 't gat dat men de visscher noemt.

Van de Marssen, enz.

Ga naar margenoot+Onze groote mars heeft 10 voet in zyn middel-lyn, de fokke mars 9 voet, de andere marssen 4½ voet, op de haert, en zyn dik 2 duim, breedt 26 duim: de knies zyn breedt 4 duim, dik 2½ duim: op de haert leggen veertien knies: het schampelioen is breedt 5 duim, en komt ook zoo veel boven de haert, dik 2½ duim: de randen zyn breedt 3½ duim, dik ¾ duims: de haert dik 3½ duim: de juffers aan de mars zyn van 11 duim, ook van 7 en 8 duim. In de marsch zyn eenige gaten, daar touwen door varen, welke dienstig met yzer worden beslagen. Om de groote mars van pas breedt te hebben, neemt daar toe zoo veel maal 9 duimen als het Schip 10 voeten lang is. De gestalte van een mars staat op de plaat te zien. De meeste Scheepen voeren een mars alleenig aan een mast, doch zommige twee, en dat wanneer de bramstengen op gezet worden; waar toe de mars te scheep mede gevoert werdt. Aan de marssen op groote Scheepen ziet men dikmaal leuningen rondtom, een half man hoogh. In de marssen zet men zomtydts kleine stukjens, om het vyandtlyke wandt en zeilen te vernielen.

Ga naar margenoot+Het groote ezels - hooft is lang 3 voet 1½ duim, breedt 2 voet, hoogh 14 duim. Het fokke ezels-hooft lang 2½ voet, breedt 21½ duim, hoog 12½ duim. Die aan de bezaan, groote steng, en boeg-spriet, zyn lang 16 duim, breedt 12 duim, dik 7 duim. Die op de fok, en bram-steng zyn lang 14 duim, breedt 1 voet, hoogh 6½ duim. Dat op de vlagge-stok is lang 12 duim. Dat op de boven-blinde is lang 9 duim.

Ga naar margenoot+De zalen zyn zoo lang als de haert breedt is: de groote zaal is dik 4½ duim, breedt 7½ duim: d'overige zyn dunder, platter, en smalder; waar van beneden breeder.

Ga naar margenoot+De maten, zoo voeten als duimen, die hier werden genoemt, zyn alle Amsterdamsche maat, welke van een grootte zyn met die te Enkhuizen, en Zardam; tot Hoorn, en Edam, zynze op 40 voeten 1 kleinder; Maas-voeten zyn op ieder voet 1 duim grooter.

Maat van de Bloks eens Schips, lang omtrent 134 voeten.

Ga naar margenoot+Het groot kardeel-blok is groot 2¾ voet. Het fokke kardeel-blok is groot 2½ voet. De groote knecht, by de groote mast, om ree en zeilen op te hyssen, heeft drie pokhoute schyven, gelyk de kardeelen, of ook wel metale schyven. De fokke knecht heeft gelyke schyven. Twee dubbelde Spaansche takel-bloks in 't groote wandt, ieder van 28 duim: twee enkelde van 16 duim, tegen de dubbelde, in 't zelve wandt. Twee dubbelde in 't fokke wandt, ieder van 25 duim: twee enkelde daar tegen, ieder van 14 duim. Acht takel-bloks van 14 duim, voor en achter in 't wandt. Twee hangers onder de groote ree, ieder van 18 duim. Twee hangers onder de fokke ree, van 16 duim. Twee hangers onder de mars, van 18 duim. Twee stenge winter- of windt-reep bloks, om by hardt weer de steng mede te schieten, van 18 duim. Vier marsse-schoot bloks, op ieder nok van de twee rees een; de twee groote zyn van 27 duim, de kleinste van 25 duim. Een dubbelt Spaansch karnaat, met een enkelt daar tegen, (want een dubbelt vaart nooit zonder enkelt) om waaren over te zetten, als bier, water, wyn, enz. het dubbelde van 26 duim, het enkelde van 14 duim. Het anker-takel groot 26 duim. Twee boegh-reep bloks, groot na welgevallen. Drie schyven in ieder kraan, daar 't anker by opgehaalt wordt, van onbegreepen grootte. Twee groote schoot bloks, tot het groot zeil, van 18 duim. Twee fokke schoot bloks, van 16 duim. Een katte blok, wort beslagen met een wartel: zommige voeren dit blok, andere niet. Twee schyven van pok-hout, ofte metaal, in de stengen. Twee groote schoot houten, van onbegreepen grootte. Twee fokke schoot houten, van onbegreepen grootte. Twee kinnebakken, in ieder een schyf. Het groote dubbelde marsse val blok heeft 18 duim in zyn breedte: 't enkelde daar tegen 1 voet. Het voor marsse val blok 16 duim: het enkelde daar tegen 10 duim. Vier toppenants bloks, ieder van 18 duim. Vier trys bloks, twee van 16, en twee van 18 duim. Twee spruite bloks op de boegh-spriet,

[pagina 131]
[p. 131]

van onbepaalde grootte. Een kont-wachter, of juffer met een gat, daar de blinde schoot door loopt, van onbepaalde grootte: het touw dat daar door gaat wert mede dus benaamt. Een dubbeldt blok op de boegh-spriet van 8 duim. Een blinde val-blok van 20 duim, met twee schyven. Aan het groote stenge rak zyn de slees groot 16 duim: tien klooten daar toe van 8 duim. Daar zyn in de twintigh wandt-klootjens, daar keepen in gestoken worden. Tot het voor-stenge rak zyn de slees van 14 duim. Tot het bezaans rak de slees van 16 duim. Een groot rak is van 3 voet. Een fokke rak van 2½ voet. Vier slepers tot de twee zeilen van gegiste grootte. Het kinnebaks blok van onbepaalde grootte: daar tegen komt een dubbelt en enkelt mantel-blok. Een bezaans val-blok met twee schyven, van 18 duim. Acht schoote bloks, vier groote, en vier fokke, van 10 duim. Een metale of pok-houte schyf in de bezaans mast. Tachentigh gei-touw bloks, ieder van 10 duim. Vyftigh brasse bloks, ieder van 8 duim. Zeventigh bram - blokjens, ieder van 5 duim. Vier-en-veertig bram-juffertjes, ieder 5 duim groot. Vier in de groote zaal. Vier in de voor zaal. Vier in de bezaans zaal. Vier in de boegh-spriet. Vier juffers tot de boot, ieder van 8 duim. Een schyf voor in de boegh van de boot. Zeventig karviel-nagels, dienen boven in 't boort, om touwen aan vast te maken. Vier nagels in de beting. Een paar schoote bloks achter op de billen van 't Schip. Een juffertje, met een haak beslagen, aan de bezaans mast, van onbepaalde grootte. Twee klampen van 11 duim staan op ieder ree. Een kruis, waar van de schyf 20 duim groot is, met een metalen bos daar in, om zaat mede uit te luijen. Noch behooren tot het opgegeven Schip dertigh dubbelde talie-bloks tot het geschut, van 18 duim: dertig poort-blokjens, en voorts stel-houten, wiggen, wielen, enz. De scheer-tros bloks, groot 16 of 17 duim, zyn twaalf in 't getal, en worden gebruikt aan de raks van de drie masten.

Aan Fluiten, en kleinder Scheepen, van wat aart zy zyn, is dit alles naar even-maat van het Schip, alleen met verschil dat zommige bloks daar niet aan komen, die in het boven genoemde zyn gestelt.

De juiste plaatzen te beschryven, waar alle deeze bloks in 't Schip komen te staan, achte ik onnut te zyn, wyl bequamer vertoont als beschreeven werden: hier om gelieve den leezer zyn oogh na de plaat, voor ingelascht, te wenden, waar in de zelvige ten toon werden gestelt, zoo als zy in een waar Schip zelve geplaatst werden. Zommige bloks zyn rondt, andere lang-werpig: juffers zyn plat, en van eiachtige gestalte.

Wanneer hier te Lande Scheepen werden aanbesteedt te maken, zoo is de Besteder, of Kooper, gewoon den Bouw-meester, of Verkooper, wetten en voor-waarden voor te schryven, waar na het hem gevalt dat het Schip zal gemaakt werden: welke wetten, en voor-schriften, met een uitheemsch woordt, Certer, worden benaamt. Stelle hier van twee voor-beelden ten toon, zoo als de zelve by den Heer Tjassens heb gevonden, in zyne Zee-politie.

Certer van een Schip, lang over steven 125 voeten, wydt binnen zyn huidt 30 voeten, hol in 't ruim op zyn uit-watering 12 voeten.

De stevens zullen t'zamen vallen 22 voet, ofte voor 18½ voet, en achter 3½ voet. Voor niet meer dan eene hek-balk, lang 20 voet, breedt en diep na gelang, en na den eisch, van 't werk, ten minsten 15 of 16 duim. Een boven-net van 7 voet hoog aan boort. De overloop met het boven - net zullen recht door loopen van d'eene steven tot d'andere. Een lange stuur-plecht, daar bequaam vier stukken konnen staan, met twee poorten op het hek, in de kajuit, en twee achter uit, op dat men de stukken van de stuur-plecht op het hek, en achter uit, kan gebruiken. Noch zal het voor-schreevene Schip moeten hebben een kiel van twee stukken, en van goet, gaaf, en vierkant eiken-hout, breedt en dik 20 duimen: het lasch van de kiel zal lang moeten zyn 9 voet, en 't lasch van de steven 7 voet, met een goede knie achter op de lasschen: ook zal de steven lang in de winkel zyn 22 voet, en dik binnen de huidt 16 duim. De buik-stukken zullen in de midden wezen van 11 duim, enkelde houten, voor en achter naar gelang: de zitters 9 duim: de oplangen 8 duim: de stutten op het boeisel 6 duim; midts boven te verkieren, en uit te breken, tot welgevallen van den Besteder: ook de buik-stukken, zitters, en oplangen, wel te verscherven, ten minsten 5 voet; wel meer, maar niet minder. De planken van het onderste boeisel, tot aan het tweede bark-hout, zullen dik wezen 4 duim, of de drie van 1 voet. Het kolsem in 't ruim zal van twee stukken wezen, met een lange lasch, beslaande ten minsten drie houten in 't breede, zynde 20 duim, diep 9 duim. De wegers van binnen zullen goede Koningsberger planken zyn, dicht op malkanderen gestreken. Voorders zullen voor in de boeg zeven banden leggen, met

[pagina 132]
[p. 132]

een goedt fokke spoor: en achter over het zogh vier banden, met zitters tot voorby de knies toe. Aen de waring twee knies, langs het Schip aan de spiegel. De spiegel zal staan op 11½ voet. De hek-balken zal men met vier knies sluiten, te weten twee langs scheeps, en twee op en neder. De hek-stander zal aan ieder wulp een goede knie hebben, lang van slag: als mede goede balk-wegers, breet 2½ voet, dik 5½ duim. De balken in 't ruim zullen breedt zyn 14 duim, diep 15 duim, van malkanderen leggende 3½ voet; midts tusschen ieder balk drie eiken ribben, met een dwars ribbe, of karviel-hout. Aan ieder eindt van de balken zal wezen een goet gewassen knie, lang van slag, schietende na de kimmen toe, en wederom slaande na de balken. Aan ieder balk een goede steunder, komende uit de kimmen tot aan 't boven-net. Een katte spoor en zitter aan ieder steunder. Een plaat op het kolsem, met banden om de groote masts spooren. Het water-bordt, of lyf-hout, zal tegens de steunders aan komen, en zal dik wezen 6 duim, breedt 20 duim. Tusschen ieder steunder een goede klos, om te dryven; als mede buiten en binnen een goede kimme-plank, dik 5 duim. Op de water-gang een weger van 4½ duim. De wegers tusschen het boven-net, en die in den overloop, zullen wel gladt geschaaft zyn, dik naar eisch. De balken van het verdek zullen dik zyn 10 duim, en vierkant van malkanderen leggen, gelyk als onder den overloop: de bovenste balken gladt te schaven, en de kanten met een half rondtje; midts dat tusschen ieder balk drie ribben zullen leggen, en een karviel-hout: aan ieder eindt van de balken een goedt gewassen knie. Onder de breede gang zullen twee bark-houten leggen, van 13 duim breedt, en 7 duim dik, aan ieder zyde met lange lasschen, beslaande vier of vyf houten: de breede gang dik te maken 3¼ duims. De schut-poorten, zoo veel de Besteders zullen begeeren, boven de breede gang te leggen. Twee bark - houten, breedt en wydt na eisch van 't werk, met een raa-hout, gladt geschaaft, en de kanten met een half rondtje. De water-gang van het verdek zal 4½ duim dik wezen, breedt na behooren, en aan boort 1 duim aan gehouwen; midts een weger van 3½ duim daar op te zetten, en een plank daar boven, zoo hoog het vereischt. Voorts alles wel geschandekt, gebosbankt, en de vertuining van goet, dik, droog wagen-schot, te vertuinen naar eisch van 't werk. De regelingen, en rok-gangen, van eiken hout. Aan ieder zyde van 't Schip drie breede rusten, met alle de schooten, bloks, groote, fokke, en bezaans marsse-vals, ook marsse schooten, knechts, kruis - houten, bos-banken, en bossen, tot benoegen van de Besteder. De overloop te maken van eike planken, dik 2½ duim. De koe-brugh van goede balk- gezaagde- of Pruisse- deelen, dik 2¼ duim, 't spint af, van onderen gladt geschaaft: voor, onder en boven, tusschen den overloop en de koe-brug, schaer-stokken, daar de ribben in leggen, na eisch van 't werk. Twee banden aan de steven; met een goede twil, daar de boegh-spriet in komt te leggen. Desgelyks voor en achter de fokke, groote, en bezaans mast, te leggen een goede visscher, dik na den eisch des werks; met een goede spil: als mede een goede kruis-beting, wel bezorgt, en een voering daar op. Aan ieder zyde van de boegh twee kluizen en kluis-houten. Een goedt galjoen: kranen, en beting-balken in 't galjoen. Achter een galdery te maken, met uitstaande deuren. Een goede kajuit, en Stuurmans hutte: alle de schotten in de kajuit te beschieten; kassen, kooijen, banken, en spintjes, na behooren. Stuur-plechten, hutten, met de uitstaande deuren, kromme stutten, en beschot van de stuur-plecht, alles schoot-vry te maken. Ook de balken in de kajuit, die van de stuur-plecht, en hutte, gladt te schaven, met een half rondtje aan het schot van de kajuit. Twee winkel-knies. De kajuit, stuur-plecht, en hutte, met eike wagers; en aan ieder balk boven den overloop een knietje. Zoo veel poorten te maken als de Besteders zal believen. Voor een schildt, met de kromme stutten, hals-masten, en andere schilden, alle schoot-vry te maken. Voorts een kombuis, bottelery, kotten, en kooijen, Schippers kamer, kruidt- en broodt-kamer, als mede de zoden om de pomp, dit alles te maken na believen van de Besteder.

Noch zullen de Aannemers leveren een goedt eiken roer, met roer-pen, en kolderstok; midtsgaders hout tot de beelden: zullen ook het beeldt-werk bekostigen: als mede pek, teer, werk en mos. Zullen ook het Schip van buiten en binnen wel doen braeuwen, en deutelen: ook de bouten wel doen klinken. Voorts, het geene tot het werk vereischt wort, dewyle men alles niet bedenken kan, zal de Aannemer maken; midts dat daar niet aan gebreekt om mede in zee te gaan. Doch yzer-werk, en spykers, zal de Besteder zelfs bekostigen. De Aannemer zal ook het Schip eens doen verdryven, en verdeutelen. Het kielen tot kosten van de Besteder, Zynde dit alles Amsterdammer voeten en duimen.

[pagina 133]
[p. 133]

Bestek en Voorwaarden van een Schip, lang 130 voet, wydt 34 voet, hol 13½ voet, en daar boven 7½ voet, zoo als men het besteedt.

1.Ga naar margenoot+De kiel zal lang wezen, tusschen de lasschen van de stevens, 95 voet, (11 duim voor 1 voet gerekent) voor diep 19 duim, in de midden vierkant, dik 21 duim, aan de hieling diep 15 duim, van twee of drie stukken, goet gaaf Wezels hout, het lasch lang 10 voet, wel gebouwt, lang over steven 130 voeten.
2.De voor-steven dik 15 duim, boven breedt 28 of 29 duim, onder na den eisch, lang, by de boght om te meeten, 32 of 32½ voet, zal aan beide de binnen-kanten 6 voet boght hebben, en 24 voet vallen, of na goedtvinden van den Besteder.
3.De achter-steven zal dik zyn 17 duim, uit de onder-kant van de kiel lang 22 of 23 voet, 18 duim bogt, 7 voet streek, en 11 voet vallens, of na goetdunken als vooren.
4.De spiegel op 13 voet hoogte te maken: de hek-balk dik 15 duim, breedt 20 duim, lang 20 of 21 voet. De rantzoen-houten zullen dik zyn 9 duim, en breedt 22 duim, van goede, gave en bequame krommers gemaakt; met een goede, gave en sterke broek-wrange, en wel gebouwt.
5.De wrangen van de spiegel zullen 9 duim van den anderen leggen, op ieder eindt met een goet, gaaf en gewassen knie geslooten: op ieder eindt van de hek-balk van gelyken met een goet, gaaf en gewassen knie geslooten, en dubbelt gebouwt; met twee goede slapers, of spiegel-spooren, onder den overloop tegen de spiegel aan te leggen.
6.Van 't achter-spant af, tot beneden aan de kiel der spiegel, toe te maken met gewassen twillen: een goet gewassen knie te stellen op de kiel, met een haak aan de achter-steven gemaakt, hebbende op ieder eindt 6 voet slagh.
7.Dit Schip zal wydt wezen 34 voet, en hol 13½ voet.
8.De zant-strook dik 4 duim, breedt 22 of 24 duim. Het inhout in de vloer diep 11 duim, in de kimmen 10 duim, en hooger 9 duim, in den overloop 7½ duim; voorts, na den eisch van 't werk, breedt 9 of 9½ duim: zal in de vloer 8 duim van den anderen leggen, en 4, 5, of 5½ voet verschieten, wel meer, maar niet minder. De vloer-wrangen te maken van enkelde, geen gezaagde platen, zoo verre achter en voor als mogelyk is.
9.Het zaag-hout lang na den eisch, van twee gave stukken gemaakt, dik 10 duim, breedt 23 duim.
10.De huidt zal dik wezen 4 duim, de wegers zoo dik als de huidt, of 3 duim, naar believen van de Besteders; midts dat het vlak, met de kimme-gang, van Lubekze en Koningsberger planken zal moeten werden gemaakt.
11.De kimme-wegers aan elke zyde dik 5 duim, breedt 18 duim, achter rondt af gehouwen; naar de houten noch een weger, en boven dicht aan gestreken, dik 3½ duim, breedt 18 duim.
12.De bandt-wegers zullen dik zyn 6 duim, breedt 24 duim; de voor-stukken van de bandt-wegers uit krommers gezaaght. Onder den overloop vier banden, met een fokke spoor, en boven den overloop drie banden, elken bandt lang 14 voet, breedt 16 duim, en dik na den eisch van 't werk.
13.De balken onder den overloop, breedt in 't vierkant 15 duim, zullen van den anderen leggen 4 voet, tusschen de balken vier goede eike ribben, en aan elken zyde een kruis-ribbe van vooren tot achteren aan de balken, op elk eindt met een goede gewassen knie geslooten, met haken aan de balken vast, op elke balk slag gemaakt hebbende van 5 voet, en de onder-einden loopende tot de kimmen toe: de knies dik 8 of 9 duim.
14.De schaer-stokken dik 6 duim, en breedt 14 duim.
15.Aan de onderste balken in dit Schip, van vooren tot achteren, een steunder te zetten, loopende van de kimmen tot aan 't boven-net toe, dik 10 duim, en breedt 14 duim, en aan ieder spant-steunders te maken. Kruis-houten, en zitters, wel dicht gevoeght, en met bouts wel door malkanderen, zullen verscherven 4½ voet: alles met behoorlyke katte-spooren, naar vereisch van 't werk, geslooten met splissen en weijen.
16.De gang-boorden, dik 6 duim, zullen boven den overloop 26 duim breedt van hout blyven. Het boven-net dicht toe te wegeren met planken van 2½ duim dik, ofte na believen van de Besteder.
17.Den overloop dicht te maken met eike planken, dik 3 duim, Dantzikker ofte Simtmer planken, die goet en gaaf zyn, zonder strypen. Zes-en-twintigh poorten op den overloop te maken.
18.De balken van 't boven-net temaken op 7 voeten uit den overloop, diep 9 duim, breedt 10 duim, aan elken eindt met goede gewassen knies geslooten, met haken aan de balken, en zullen 4 voet van den anderen leggen. Op het boven-net moet het Schip wydt wezen 28 voet. De stutten moeten boven het boven-net wat
[pagina 134]
[p. 134]
verkeeren, om boven een ruim Schip te hebben, op dat het geschut, of stukken, vry moogen inloopen van de boot. Twee-en-twintigh poorten op 't boven-net, vier in de hut, en vier ronde voor de hut te maken.
19.Op het boven-net een gang-boort te leggen, van vooren tot in de kajuit toe, uitgehouwen, dik 5½ duim, en breedt 20 duim; een weger daar op te zetten, dik 2½ duim blyvendt hout, breedt 19 duim, daar men op schandekken zal.
20.De schaer-stokken op 't boven-net dik 5 duim, uitgehouwen 1 duim, breedt 15 duim. Tusschen elke boven-nets balk te leggen vyf eike grieten, en van boort af dicht te maken met gave balk-deelen, dik 2 duim, het spint en blaauw wel afgehouwen.
21.Tusschen de schaer-stokken te maken een boven-net van eike grieten, en na behooren te latten, van achteren tot vooren, met wagenschotte latten.
22.Boven op het laeghste van 't Schip, voor de groote mast, 4½ voet voor scheens te maken; met een verdek tot aan de groote mast, en daar voor een bequame schans.
23.Noch te stellen in 't midden van het Schip looze stutten door de bos-bank, om hare hals-masten aan te sluiten; ook voor en achter van gelyken stutten, om scheerkleden aan te hangen.
24.Ook te maken een bequame kajuit: de balken zullen dik zyn 6½ duim in 't vierkant, en van den anderen leggen 18 duim, met een goede en gave gewassen knie, aan de balken met haken gemaakt; boven gedekt met balk-deelen, het spint en blaauw wel afgehouwen, dik 2 duim.
25.Noch te maken een beschot voor de kajuit, op de stuur-plecht.
26.Noch binnen de kajuit te wegeren met goede bequame Hamburger planken, gladt geschaaft, om op te schilderen.
27.Achter op het Schip te maken een Stuurmans hut, met kooijen, alles na behooren, den ingang met een ronde boog.
28.Twee ingangen met ronde bogen te maken, om van 't boven-net in de kajuit te gaan.
29.De huit van 't Schip zal dik wezen als boven gezegt is, van de zandt-streek af tot het onderste bark-hout toe, en voorts tot het ree-hout, tot 3 duim, van goede en gave planken, op elke haak van de planken der huit een bout van Dantzikker of Smitmer planken.
30.Van 't onderste bark-hout as tot de kimmen toe de gangen niet breeder te maken als 15 of 16 duim, ieder gang met drie nagels op elken hout genagelt, in 't vlak van gelyken drie nagels, en elken haak van de planken lang te maken 4½ voet, wel langer, maar niet korter.
31.Noch vier spant bark-houten, met een ree-hout, waar van het onderste dik zal wezen 7 duim, breedt 14 duim, het tweede van gelyke dikte en breedte, het derde dik 6 duim, breedt 13 duim, het vierde van gelyke dikte en breedte als het derde, het ree-hout dik 5½ duim, breedt 9½ duim.
32.Boven op het ree-hout een drooge plank te zetten, dik 2 duim, met een sponning uitgehouwen, om de vertuining van wagen-schot daar in te maken: het wagen-schot van de vertuining zal 1 duim dik wezen; voor en achter zoo hoogh te vertuinen als de binnen-kanten zullen vereischen.
33.Alle de lysten buiten aan 't Schip te maken met een half rondt.
34.Noch te maken een bequaam galjoen; met een vierkante galdery, achter gesneden na des Besteders believen.
35.Een bequaam roer, en kruis-beting, lang tot beneden toe, in de wegers gelaten, daar toe een spil met vyf gaten. Voorts kruis-houten, schoote-bloks, klampen, groote en kleine knechten, alles naar behooren en den eisch van 't werk.
36.Luiken te maken, zoo onder als boven op den overloop, na eisch van 't werk.
37.Dit Schip te nagelen met binnelandtsche nagelen, die goet en bequaam zyn, op geen stoof gedroogt; en het Schip met twee werken wel te dryven, te pluggen, en te arken na behooren.
38.De vissingen van de masten zullen dik zyn 8 duim, en breedt na den eisch, van goet en gaaf geslooten hout gemaakt, met de kranen.
39.De Aannemer zal ook gehouden zyn aan alle de steunders, zitters, kruishouten, en knies, door elke gang een bout te smyten, en wel te sluiten.
40.Noch te maken alle de rusten, klampen van luiken, en bos-banken, alle de schermen, pylaren te stellen, met de voorscheeren van 't galjoen. Voorts alles te maken zoo als 't Schip in zee varen moet.
41.Onder den overloop te maken alle de beschotten, kooijen, en alles dat 'er onder den overloop gemaakt moet wezen, te weten, het vergat, het kabel-gat, de kombuis, de bottelery, de Schippers kamer, de Hoogh-bootsmans kamer, de broodt-kamer, de kruit-kamer, de zeil-kamer, en alle deeze kamers te maken na behooren, benevens het beschieten van de kajuit, zoo als 't Schip in zee varen moet, of na believen des Besteders.
[pagina 135]
[p. 135]
42.De Aannemer zal ook gehouden zyn het Schip van buiten eens te doen verdryven, en te kalefaten, de nagels noch eens te verpluggen, en de scheuren van de planken wel te verzien, om met een dicht Schip te moogen in zee gaan.
43.Ook het Schip te pekken, en te teeren na behooren.
44.En of in dit bestek eenige dingen vergeten waren, en nochtans in 't Schip noodigh gemaakt moesten wezen, dat zal den Aannemer gehouden zyn te maken, en te leveren, zonder voor eenigh buiten-werk iets te moogen eisschen, of te zullen genieten.
45.Het Schip zal ter bequame plaatze op stapel gestelt werden, om van dagh tot dagh volkome toezicht op 't werk te moogen nemen, ofte onderling te doen nemen, of alles wert gemaakt en gedaan volgens bestek, en zoo 't behoort.
46.De Meester, die 't werk zal komen aan te nemen, zal gehouden zyn het werk zelfs te voltrekken, zonder het zelve in 't geheel of ten deele aan andere te moogen over doen, ofte eenigh hoop-werk aan de knechts te besteden.
47.Het bedongen loon van 't Schip zal in drie paaijen, of termynen, betaalt werden, te weten, het eerste derde deel by 't oprechten van de steven, het tweede derde deel zoo wanneer het Schip in 't water zal gebragt wezen, en het laatste derde deel wanneer 't Schip volbouwt, en het werk opgenoomen zal wezen, en dat de leverantie zal konnen geschieden.
48.De Aannemers zullen de klamp-spykers daar zelfs moeten toe doen, zonder daar voor iets te moogen eisschen; en al het yzer-werk, by de besteders te leveren, moeten verwerken.

Wat tot den bouw van twee Scheepen, het eene 150, en 't ander 140 voet lang, behoort.

Tot een Oorlog-schip, lang 150 voet, wydt 39 voet, hol 15 voet, daar boven 7¾ voet, heeft men noodigh, 6 gangen in 't vlak, 3½ plank lang, t'zamen 42 planken: 5 kim-gangen, lang geboeit 4½ plank, te zamen 44 planken: 80 buik-stukken, en 180 oplangen: 200 stutten, en 180 zitters: 12 gangen voor wegers aan de balk-wegers, 4 lang, maken t'zamen 96 planken: 11 banden, zoo voor als achter: 20 stekers: 26 stuinders: 12 katte spoors: 24 zitters: 4 spiegel-knies, en 4 knies onder d'overloop: 28 overloops balken, en 56 knies: 4 eike gangen in den overloop van 3 duims planken, t'zamen 40 planken: twee breet balk-wagers in 't ruim: 2 banden voor in de boeg: 31 verdeks balken, en 62 knies: 26 half deks en bak balken, en 52 knies: 150 deelen tot het verdek: 4 gangen in 't huit-dicht, 4½ lank, zyn 36 planken: 2 spant-bark-houten, daar de puttings in komen: 2 spant-bark-houten onder de poorten: 1 dikke vollingh, daar 't Schip ingesloten is: de breede gang heeft 30 planken; noch is daar aan een volling, van 3 duims planken, twee breedt: 2 spant-houten van 6 duim, en spant-vollinge twee breedt: 1 of 2 ra-houten, met vollingen, en zet-gangen. Voorts zyn hier toe noodigh 6 tonnen teer, 5 tonnen pek, en 400 bos werk.

Aan een Pynas-schip, lang 140 voet, wydt 35 voet, hol 14½ voet, daar boven 7¼ voet, maakt men gemeenlyk 6 vlak-gangen, t'zamen 54 planken: 5 kim-gangen, en 4 huit-dicht-gangen, zyn 9 gangen, t'zaam 90 planken: 70 buik-stukken, zoo klein als groot: 160 zitters: 170 oplangen: 2 balk-wagers onder elkandere: 25 balken, en 50 knies: 8 banden voor in de boeg, en achter 4, te zamen 12:20 stekers: 8 knies aan de spiegel: 180 stutten: 26 verdeks balken, en 52 knies: 2 spant-houten, en 1 volling: 1 zet-gang: 2 katte spooren by de mast: 4 zitters: 180 stuks overloops deelen: 25 half verdek balken, en 50 knies: 180 stuks verdeks deelen: 180 stuks 2 duims deelen, tot boven-werk.

 

Doch om noch nader den toestandt deezer Scheeps - bouw te kennen, volgen hier eenige Certers van Pynas - scheepen, gemaakt by Dirk Raven, vermaardt Scheeps-bouw-meester tot Amsterdam, waar aan men gevolgelyk het veranderen van bouwen magh bespeuren, alzoo op onderscheidene tyden zyn gemaakt.

Een Schip gemaakt genaamt Deventer, in 't Jaar 1627.

Lang 112 voeten, wydt binnen zyn huit 26 voet, hol op zyn uit-watering 11½ voet. Een bove-net daar boven, hoog aan boort 6½ voet. De voor-steven hoog in de winkel 17¾ voet, heeft bogt 5 voet, valt 21 voet, dik 12 duim, aan de voor-kant dik 7 duim. De achter - steven hoogh in de winkel 19 voet, valt 5½ voet, dik 12 duim, aan de achter-kant 7 duim, onder breedt 6 voet. De spiegel staat van de boven-kant van de kiel hoogh in de winkel 10 voet: het hek van de spiegel is lang 15¾ voet. De kiel is dik in 't vierkant 15 duim. De hek-stutten staan boven het hek 22 voet, en daar staan

[pagina 136]
[p. 136]

zy wydt 8 voet. Het vlak is wydt 17 voet, hol geboeit 5 voet, en daar is 't boeisel wydt 24 voet, dan hangen de zyden uit 14 duim. Het bark-hout is voor opgezet 1½ voet, achter opgezet 9 voet.

Een Schip gemaakt, genaamt Prins Wilhelm, in 't Jaar 1630.

Lang 157 voeten, wydt 37 voet, hol onder zyn eerste overloop, namentlyk de koe-brug, 13 voet; daar boven, zynde de geschut overloop, 5½ voet; het boven-net daar boven hoogh aan boort 7½ voet. De kamer hoogh 8¼ voet, lang 26 voet. De voor-steven hoogh in de winkel 28 voet, valt 27½ voet, heeft boght van 't een eindt tot het ander 6 voet, is lang, by de boght om te meeten, 45 voet, dik 17 duim, aan de voor-kant 12 duim. De achter-steven hoog 28 voet, valt 5½ voet, dik 17 duim, aan de achter-kant 11 duim, breedt na behooren. Het hek is lang 22 voet. De spiegel staat van de kiel af 15 voet. De kiel is breedt 23 duim, diep 20 duim. De bossen lang 9 voet. De hek-stutten staan boven het hek hoogh 29 voet, boven wydt van malkanderen 12 voet. Het vlak is wydt 24 voet, ryst 9 duim, hol geboeit 5 voet 4 duim, daar is 't wydt 33 voet. De oplangen hangen over de nagel 2 voet. De buik-stukken diep 13 duim, op het boeisel 10 duim, op de scheer-gang 9 duim, boven dik 5½ duim. De balk-wagers zyn dik 6 duim. De balken zyn in 't vierkant dik 15 duim, leggen van den anderen 4 voet, voor opgezet 3 voet, achter 1¾ voet. De groote mast staat 3½ voet achter het midden van de onderste overloop. De bovennets balken diep 11¼ duim. De lyf-houten op de onderste overloop dik 5½ duim, op de geschut overloop dik 6½ duim. Achter in 't zogh 5 banden, en zitters. Voor in de boegh, tot den overloop toe, 9 banden. Het kolsem dik 12 duim, breedt 3 voet. Om de tweede balk een stuinder. 3 Spant-bark-houten onder de poorten, dik 8 duim, breet 14 duim. De onderste vulling breet 26 duim, de tweede 24 duim.

Een Schip gemaakt, genaamt Mauritius, in 't Jaar 1637.

Lang in 't ruim 128 voet, wydt 28 voet, hol op zyn uitwateren 13 voet. Daar boven een bove-net hoog 6¼ voet. Voor een bak lang 30 voet, hoogh 4¼ voet. Achter een lange stuur-plecht. De voor-steven hoog 25 voet, valt 20 voet, dik 14½ duim, heeft bogt tot aan 't kinnebak toe 4½ voet, is lang, by de bogt om te meeten, 38 voet, onder breedt 4 voet, boven breedt 2½ voet. De achter-steven, hoogh 23 voet, valt 4¼ voet, is dik 14½ duim. Het hek van de spiegel leght op 20 voet, en daar boven steekt de steven uit 3 voet: het hek is lang 16 voet, heeft boght 1 voet, dik in 't vierkant 13 duim. De spiegel staat hoogh van de kiel af 10¼ voet. Het vlak wydt 20 voet, ryst 3¼ duim, hol geboeit 4¼ voet, is daar wydt 26 voet 2 duim, dan hangen de zyden uit 10 duim. De buik-stukken diep 9 duim, op het boeisel 7½ duim, op de scheer - gang 6 duim. Het kolsem is dik 9 duim, breedt 20 duim. De banden over het zog breedt 3 duim, in de boeg 8 duim. De twee onderste bark-houten onder de poorten breedt 12½ duim, dik 6 duim. De volling breedt 27 duim. De poort-vulling breedt 3¼ voet. Het bark-hout daar boven breedt 11½ duim, dik 5 duim; daar boven een volling, breedt 1 voet; daar boven een bark-hout, breedt 9 duim, dik 4½ duim; daar boven een volling, breedt 12 duim; daar boven een ra-hout, breedt 8 duim; daar op vertuint naar behooren.

Een Schip gemaakt, genaamt Graaf Enno, in 't Jaar 1642.

Lang 126½ voeten, wydt 28 voet, hol in 't ruim op zyn uitwatering 12¼ voet, daar boven 6¼ voet. De bak lang 29 voet, hoog uit den overloop 5 voet. Achter een lange stuur-plecht, dat de bomen van het kardiel pas konnen gaan. De voor-steven hoog 22⅓ voet, valt 20 voet, heeft boght 4¼ voet, dik 12 duim, aan de voor-kant dik 8½ duim, onder breedt 3½ voet. De achter-steven hoogh 21¾ voet, valt 4¼ voet, dik 12 duim, aan de achter-kant dik 7½ duim, onder breet 6 voet. De kiel diep 14½ duim, breedt 16 duim. De spiegel staat hoog van de kiel af 10½ voet. Het hek lang 18 voet. De hek-stutten staan boven het hek hoogh 22 voet, boven wydt van malkanderen 9½ voet. Het vlak is wydt 20 voet, ryst 4 duim, hol geboeit 4¼ voet, is daar wydt 25 voet 7 duim; de zyden hangen uit 10 duim, is voor opgezet 3 voet, achter 9 voet: 't is wydt op de scheer-gang, van het hek te meeten, 25 voet, en 13½ duim naauwer dan 't in de midden is, derhalven op de daal ook zoo veel naauwer. De buik-stukken zyn diep 9½ duim, in de kimmen 8½ duim, op het boeisel 7 duim, op de scheer-gang 6 duim, boven 4 duim. De verkeerde stutten staan van de steven af 9 voet. Het hakkebort staat buiten de achter-steven 24 duim. Het onderste hakkebort is aan de binnen-kant breedt 1 voet. De balken van den overloop zyn krom op 28 voet 7 duim. De bove-nets balken zyn krom op 22 voet 13 duim. Het Schip zaalt op 23 voet langte 1½ duim. Toen het van

[pagina 137]
[p. 137]

de werf liep, ging het achter diep 7 voet, voor 5 voet.

Een Schip, genaamt d' Eendraght, door een ander Meester gebouwt, in 't Jaar 1660.

Lang 133 voet, wydt 29 voet 4 duim, hol 12½ voet. Het bove-net hoog aan boort 6½ voet. Voor een bak, lang 32 voet, hoog uit den overloop 5 voet, voor hoog 4¼ voet. De kajuit voor hoog 7 voet, achter 7½ voet: de vloer van de kajuit lang van de steven 16 voet, treedt neer ½ voet. De voor-steven hoog 23½ voet, valt 21 voet, heeft bogt tot het kinnebak 4½ voet, dik 13 duim, aan de voor-zyde dik 10 duim, onder breedt 3½ voet, boven 2½ voet. De achter-steven hoogh 23 voet, valt 4¼ voet, onder breedt 6 voet, dik 13 duim, achter dik 8 duim. Het hek leit op 20 voeten ¼ hoog, is lang 18¾ voet, dik 12⅓ duim, diep 14 duim, heeft boght 12½ duim. De spiegel staat op 11 voet. De kiel is breedt 20 duim, diep 17 duim. Het vlak is van 20 voet, ryst 3 duim, hol geboeit 4 voet 2 duim, daar is 't wydt 26¾ voet, dan hangen de zyden uit 1 voet. De overloops balken hebben op 28 voet langte 7 duim bogt. De bove-nets balken op 22 voet langte 13 duim bogt.

Certer van een Oorlogh-schip, genaamt de Vreede, gemaakt in 't Jaar 1667.

Lang over steven 170 voet, wydt binnen zyn huit 44 voet, hol op zyn onderste overloop, de koe-brug genaamt 13½ voet, daar boven, zynde de geschut-overloop, hoog aan boort 5½ voet. Het bove-net aan boort hoog 8 voet. Daar boven noch een overloop, het verdek genaamt, hoogh 7¼ voet, achter voor de kajuit hoog 9 voet. Aan de achter-kant van 't Schip een groote hut, lang van het achter-wulf af 36 voet, aan de voor-kant hoogh aan boort 6¼ voet, achter aan 't groote wulf hoogh 7 voet. Daar boven noch een kleine hut, lang 13 voet, aan de voor-kant hoog aan boort 4½ voet, achter aan 't groote wulf hoogh 5½ voet. De kiel van 't Schip van drie stukken, de lasschen lang 10 voet, de kiel is breedt in 't midden 2 voet 4 duim, diep in 't midden 2 voet 2 duim, achter diep 19 duim, voor diep 2 voet, achter en voor zoo breedt als de stevens. De voor-steven hoogh in de winkel 30 voet, valt 22 voet, is dik 20 duim, aan de voor-kant dik 14 duim, onder by de kiel breedt 5 voet, boven breedt 4 voet. De achter-steven is hoogh in de winkel 30 voet, valt 4 voet, dik 20 duim, aan de achter-kant dik 14 duim, onder op de kiel breedt 7 voet, boven breedt 2 voet: deeze steven steekt buiten de hek-balk 13 duim. De hek-balk is aan de achter-kant lang 30 voet, dik 20 duim, diep 2 voet, heeft bogt 20 duim. De spiegel staat hoogh van de kiel 16 voet. De rantzoen-houten dik 15 duim. De hekstutten hoogh boven 't hek 27 voet, staan daar wydt van malkanderen 22 voet. Het vlak is wydt 28 voet, ryst 10 duim. De buik-stukken op de kiel dik 14 duim, in de kimmen dik 12 duim. De oplangen op het boeisel dik 1 voet, by de scheer-gang dik 10 duim, boven de stutten dik 5½ duim. De balk-wagers onder de koe-brughs balken dik 5½ duim. De balk-wagers onder de geschut overloops balkeh dik 8 duim. De balk-wagers onder de boven-nets balken dik 5 duim. De balk-wagers onder het dek dik 4½ duim. De balken onder de koe-brug dik 14½ duim, hebben aldaar op de wydte van 't Schip 7 duim bogt. De balken onder de geschut overloop dik 16 duim, hebben 9 duim boght, leggen van malkanderen 3½ voet. De luik-balken leggen van malkanderen 5 voet. De bove-nets balken dik 14 duim, hebben 1 voet bogt. De verdeks balken dik 1 voet, hebben 14 duim boght. Het kolsem dik 13 duim, breedt 3 voet. Het lyf-hout op de koe-brug dik 6 duim. Het lyf-hout op de geschut overloop dik 8 duim. Het lyf-hout op het bove-net dik 5½ duim, op het verdek dik 4½ duim. De kajuit lang 24 voet. De Konstapels kamer lang 23 voet, achter hoog 9 voet. De drie onderste bark-houten breedt 16 duim, dik 8 duim. Het onderste bark-hout is achter opgezet 11 voet 4 duim, en voor opgezet 3½ voet. De vulling tusschen de bark-houten is in het midden van 't Schip breedt 16 duim, voor breedt 10 duim, achter aan de spiegel breedt 17 duim. De schut-vulling, of de breede gang, in 't midden wydt 3½ voet, aan de voor-steven wydt 3 voet 2 duim, achter wydt 3 voet 6 duim. Het bark-hout daar boven breedt 15 duim, dik 7 duim. De vulling daar boven in de midden wydt 16 duim, voor aan de steven wydt 13 duim, achter wydt 16 duim. Het bark-hout daar boven breedt 14 duim, dik 6½ duim. De tweede schut-vulling in de midden wydt 2½ voet, voor en achter even wydt. Het bark-hout daar boven breedt 13 duim, dik 5½ duim. De vulling daar boven in de midden breedt 2 voet, achter en voor even wydt. Het ra-hout daar boven breedt 1 voet, dik 5 duim. De eerste gilling staat scheepwaart in van het voor-eindt van 't hooft des galjoens 44 voet: de gilling is hier hoog 3 voet 6 duim: de gilling by de groote mast is even hoogh, en

[pagina 138]
[p. 138]

staat van de voorste 39 voet. De tweede gilling staat ook 39 voet van de gilling der groote mast, is hoogh 14 duim, en van de tweede gilling tot aan de wulft-stut lang 44½ voet. De onderste schut-poorten wydt 3 voet 2 duim, hoog 2 voet 8 duim, staan uit den overloop 25 duim. De tweede laag poorten wydt 2½ voet, hoog 2 voet, staan uit den overloop 2 voet. De poorten op het verdek wydt 2 voet, hoogh 18 duim, staan uit den overloop 18 duim. De poorten in de boven-hut wydt 2 voet, hoogh 1½ voet, staan uit de grondt 9½ duim. Het galjoen is lang 28 voet: de bovenste regeling van het galjoen gaat 12 voet scheep-waart in.

Certer van een Oorlog-schip met een koe-brugh, gebouwt in 't Jaar 1669.

Lang over steven 160 voet, wydt binnen zyn huit 40 voet, hol op de koe-brug 13 voet; daar boven, zynde de geschuts overloop, 5½ voet; een boven-net van 7½ voet, met een vinke-net; hol aan boort by de groote hals 6½ voet, voor aan 't schilt hol 7 voet; achter in de galdery hoogh 9 voet. Boven de galdery een hut, hoogh aan boort 7 voet, aan de voor-kant 6¼ voet, achter aan 't groote wulft hoogh 7½ voet, de vloer lang, van 't wulft af te meeten, 24½ voet. Daar boven noch een hutje, hoogh aan de voor-kant 4½ voet, achter hoogh 5½ voet, de vloer lang 7½ voet. De vloer van de kajuit is lang 24½ voet. De kiel is lang (het vallen van de stevens afgetrokken) 134 voet, de lasschen van de kiel lang 9 voet, de kiel is in 't midden breedt 24 duim, diep 2 voet, achter en voor diep 17 duim, voor en achter zoo breedt als de stevens. De voor-steven hoogh in de winkel 29 voet, valt 22 voet, boven breedt 3½ voet, onder by de kiel breedt 4½ voet, dik aan de binnen-kant 20 duim, aan de voor-kant dik 14 duim, heeft boght aan de voor-kant, van boven tot beneden, 4 voet 10 duim. De achter-steven hoogh in de winkel 28½ voet, valt 4 voet, dik aan de binnen-kant 20 duim, aan de achter-kant dik 14 duim, boven aan 't hek breedt 20 duim, onder op de kiel breedt 6 voet, steekt buiten de hek-balk uit 14 duim. De spiegel staat hoogh van de kiel 15 voet 4 duim. De hek-balk lang 28 voet, dik 20 duim, diep 20 duim, heeft bogt 1½ voet. De rantzoen-houten dik 13 duim. De hekstutten staan boven de hek-balk 29 voet, en daar wydt van malkanderen 19 voet. Het vlak van 't Schip is wydt 26 voet, ryst 10 duim. De buik-stukken op de kiel dik 13 duim, in de kimmen dik 12 duim. Op het boeisel is het inhout dik 10 duim, op de scheer-gang 9 duim, boven de top van de stutten dik 5½ duim. Het kolsem breedt 3 voet, dik 12 duim. Drie bark-houten onder het geschut, dik 8 duim, breedt 15 duim: het onderste bark-hout voor opgezet 4 voet, achter opgezet 10½ voet. De twee onderste vullingen tusschen de onderste bark-houten zyn wydt 19 duim. De schut-vulling, ofte breede gang, is wydt 3½ voet. Het bark-hout daar boven breedt 14 duim, dik 7 duim. De vulling daar boven is wydt 15 duim. Het bark-hout daar boven, onder het boven geschut, breedt 13 duim, dik 6 duim. De bovenste poort-vulling breedt 2 voet 4 duim. Het ra-hout breedt 12 duim, dik 5½ duim. De balken onder de koe-brugh dik 13 duim, hebben boght op de wydte van 't Schip 8 duim, leggen van malkanderen 2½ voet. De balken onder de geschuts overloop zyn dik 15 duim, hebben boght op de wydte van 't Schip 1 voet, leggen van malkanderen 4 voet. De groote luik-balken leggen van malkanderen 5 voet. De bove-nets balken dik 13 duim, hebben boght op de wydte van 't Schip 17 duim. De balk-wegers dik 7 duim. De koe-brughs balk-wegers dik 6 duim. De boven-nets balk-wegers dik 4 duim. De breedte van de balk-wegers na dien het hout is. De lyf-houten, of water-borden, dik op de geschuts overloop 7 duim, op de koe-brugh dik 6 duim, op het boven-net dik 5 duim. De geschut-poorten op den overloop staan 2¼ voet uit de zelve, en zyn wydt 3 voet, hoog 2½ voet. De poorten op het boven-net zyn wydt 2½ voet, hoogh 2 voet, staan uit het zelve hoogh 2 voet. De poorten op het verdek achter de mast wydt in 't vierkant 1½ voet, staan uit het verdek hoog 1½ voet. De onderste legger van 't galjoen is lang, te meeten van de bovenste kant tot aan de krul, onder de voorste pooten van de leeuw, 24¼ voet.

Nieuw model of Certer van een Fregat, genaamt de Zwermer, in den Jare 1681. gemaakt tot Koppenhagen, 't geene bevonden is zeer welte zeilen.

Dit Fregat is lang over steven 96½ voet, wydt 25½ voet, hol in 't ruim 10½ voet.

De voor-steven is lang 20 voet.

De achter-steven is lang 17 voet.

De kiel is lang 88 voet, krom 3 voet.

Op elke zyde zyn 10 poorten, leggende 2 voet van den overloop.

De roer-pen gaat onder den overloop, zoo dat de Konstapels kamer voor de bezaans mast is.

[pagina 139]
[p. 139]

Heeft een half dek, daar twee poorten in komen.

De overloop zaalt 1½ voet.

De hek-balk is lang 18½ voet.

Het ree-hout leit onder de poorten, en in het midden een schilt, daar de poorten in komen.

De achter-steven valt 2½ voet.

De voor-steven valt 6 voet.

In Scheepen die ten oorlogh gebouwt worden houdt men dienstigst dat de hollen zyn van 16 voet, byzonderlyk als de zelve in Texel, de Maze, of op wateren die niet zeer diep zyn, zullen gebruikt werden; vermits, een voet of anderhalf holder gaande, ranker zouden zyn, waar door het onderste geschut vervolgens minder zoude konnen gebruikt, en de Scheepen met meerder ballast moeten bezwaart werden: behalven dat by grooter holte een koebrugh, of last-balken moeten werden gemaakt; want zonder die zouden de Scheepen met zoo diepe hollen te zwak zyn om de zwaarte van 't kanon te konnen dragen, welke zwaarte, zoo van ballast als van last-balken, de Scheepen merkelyk dieper zoude doen treden.

De Scheepen oulings hier gebouwt wierden wel een voet dieper gaande bevonden als heden, die doch nu styf genoegh zyn, wel gemaniert, en goedt van zeilagie.

De galjoenen en voor-stevens werden heden aan de Scheepen steilder gemaakt, als toen dit Werk eerst maal is ter neder gestelt.

Tusschen den overloop en 't verdek, te midden scheeps, stut men zware Scheepen.

De spiegels zyn nu ronder als voor heen, en echter wel zoo breedt. Doch de spiegels te breken, en galderyen uit te zetten, schynt geen wyze meer te zyn, om brosheit te myden.

Aan groote Scheepen werden de kielen nu mede veeltydts van vier stukken gemaakt, en dikker als voor deezen.

De groote Scheepen, op Indien te varen toegelegt, werden veeltydts met een koebrug voorzien. Hebbe ook gezien dat de trappen, die meest in de hoek van de hut na beneden tot de kajuit dalen, te midden scheeps komen: en kleine galderyen ter zyden. De kajuit werdt ook wel in drie, of twee byzondere vertrekken verdeelt. Ook plaghten de slaap-plaatzen om laegh voor in 't Schip te zyn; doch nu werden die tusschen 't verdek gemaakt: de wydte wert recht op een derde van de lengte genoomen.

De koe-brugh is in 't gemeen 5 voet diep; doch voormaals minder.

De kolder-stok vaart in een huis, of scheede.

De broodt-en kruit-kamer zyn met een ingang, doch gescheiden, enz.

Volght een generale Certer, of liever Tafel, waar uit men zien kan alle groot-heden van de voornaamste Scheeps deelen, die men in het bouwen noodighst heeft te weten, en zulks van Scheepen lang over steven van 60 tot 200 voeten, voor omtrent zes-en-dertig of veertigh jaren evenredigh by een gestelt door wylen de vermaarde Scheeps-bouwmeester Jan Dirksz. Grebber, die wylen myn Vaders Meester in deeze konst was.

[pagina 140]
[p. 140]

Het Schip is lang over steven, Wydt binnende huit op zyn uitwatering, Hol op zyn uitwatering, Het vlak is wydt, Het ryst, Wydt op het boeisel, of op de kimmen, Hol op zyn boeisel, of op de kimmen,
voeten.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
60
15 0
6 0
10 0
0 6
13 10
2 5½
65
15 5½
6 5½
10 3¾
0 6½
13 10¼
2 6½
70
17 5½
7 0
11 7½
0 7
16 2½
2 7
75
18 8½
7 5½
12 2½
0 7½
17 4
2 5½
80
20 0
8 0
13 3¼
0 8
18 6
2 8
85
21 2½
8 5½
14 1¾
0 8½
20 3½
2 9
90
22 5½
9 0
15 0
0 9
21 1½
3 0
95
23 8¼
9 5½
15 9
0 9½
22 ¼
3 1¾
100
25 0
10 0
16 7¾
0 10
23 3
3 5
105
26 2¾
10 5½
17 3½
0 10½
24 8¾
3 7
110
27 5½
11 0
18 3¾
1 0
25 5½
3 9
115
28 8½
11 5½
18 9¾
1 ½
26 8¼
4 0
120
30 0
12 0
20 0
1 ¾
27 9½
4 0
125
31 2¾
12 5½
20 7¾
1 1
28 9
4 4¼
130
32 5½
13 0
21 7
1 ½
30 1½
4 5¼
135
33 8¼
13 5½
22 5½
1 1
31 3¼
4 5½
140
35 0
14 0
23 2¾
1 1½
32 7
4 7
145
36 2¾
14 5½
24 2
1 2
33 8¼
4 7½
150
37 5½
15 0
24 10¾
1 2½
34 8½
4 9
155
38 8¼
15 5½
16 1½
1 3
35 10¼
4 10
160
40 0
16 0
27 4
1 4
37 3
5 0
165
41 2¾
16 5½
27 5½
1 4½
38 2¾
5 2
170
42 5½
17 0
28 3¾
1 5
39 3½
5 5
175
43 8¼
17 5½
29 3¼
1 5½
40 6½
5 5½
180
45 0
18 0
30 0
1 6
42 1
5 7
185
46 2⅗
18 5½
30 10
1 6½
43 1¾
5 9
190
47 5½
19 0
31 7½
1 7
44 ½
6 0
195
48 8¼
19 5½
32 5½
1 7½
45 2½
6 2
200
50 0
20 0
33 4¾
1 8
46 4
6 5

De voor-steven hoogh, Hy valt, De achter-steven hoog, Hy valt, Het hek lang, Het hek dik, breet, en heeft hogt, maar altyt maakt men het 2 duim breeder als de maat, De bark-houten zetten voor op,
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
11 0
10 5½
10 5½
1 8½
10 0
0 6
1 5½
11 5½
11 0
10 5¾
1 9¼
10 3¾
0 6½
1 6½
12 0
11 5½
12 2½
2 0
11 7½
0 7
1 6½
12 5½
12 0
13 7½
2 9
12 2½
0 7½
1 6¼
13 7½
13 0
14 0
2 3¾
13 3¼
0 8
1 7½
14 9
14 0
14 6
2 4¾
14 1¾
0 8½
1 7¾
15 10
15 0
15 8
2 7½
15 0
0 9
2 2½
16 8
16 0
16 4
2 8½
15 9
0 9½
2 3¼
18 1
17 8
17 5½
2 9
16 7¾
0 10
2 6
19 1
18 5½
18 1½
3 2½
17 3½
0 10½
2 5½
19 6
19 0
19 3
3 2
18 3¾
1 0
2 6¼
20 3
20 0
19 9½
3 3¼
18 9½
1 ½
2 7½
21 3
21 0
21 0
3 5½
20 0
1 1
3 0
21 5
21 3
21 4
3 7½
20 7¾
1 1½
3 1
22 8½
22 8
22 8½
3 9½
21 7
1 2
3 3
23 4¼
23 4
23 3
3 10½
22 5½
1 2½
3 4
23 10½
23 10
24 5½
4 1
23 2¾
1 3
3 5
24 3
24 0
25 ½
4 2
24 2
1 3½
3 5½
25 4
25 4
26 3
4 4
24 10¾
1 4
3 8
26 0
26 0
26 9
4 5
26 1½
1 4½
3 9
26 6½
26 6
28 0
4 8
27 4
1 5
3 9½
27 2
27 2
28 5½
4 8¼
27 5½
1 5½
3 10
27 8½
27 8
29 8
4 9
28 3¾
1 6
3 10½
28 3
28 0
30 6
5 0
29 3¼
1 6½
4 0
29 5½
29 5½
31 2½
5 2
30 0
1 7
4 5½
30 1½
30 0
32 0
5 4
30 10
1 7½
4 6
30 8½
30 8
33 4
5 6½
31 7½
1 8
4 6½
31 6½
31 6
34 0
5 8
32 5½
1 8½
4 7
32 8
32 8
35 0
5 10
33 4¾
1 9
5 2½

De bark-houten zetten achter op, Het verdek hoogh aan boort op zyn hals, De oplangen hangen over het boeisel, De rantzoen houten staan van 't hek na beneden toe, De hek-stutten zyn boven het hek lang, De hek-stutten zyn boven wydt, De stutten komen op de hals in,
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
voet. duim.
4 5½
0 0
0 6
5 5
10 5
5 0
0 0
4 9½
0 0
0 6¼
5 5½
10 5½
5 3
0 0
5 2¼
0 0
0 7
6 2
12 2
6 0
0 0
5 4
0 0
0 7½
7 0
13 7
6 3
0 0
6 0
0 0
0 8
7 4
14 6
6 8
0 0
6 5½
4 6
0 8½
7 8
15 0
7 2
1 2
6 8¼
4 8
0 9
8 0
15 5
8 0
1 8
7 3½
4 10
0 9½
8 4
16 5
8 3
1 10
7 5½
5 6
0 10
9 0
17 6
8 8
1 10½
8 2
6 0
0 10½
9 5
18 1½
9 0
2 0
8 3
6 1½
0 0
10 6
19 3
9 3½
2 ¼
8 5¾
6 2
1 ½
10 6
19 9
9 5
2 ½
9 0
6 3
1 ¾
10 8
21 0
10 0
2 1
9 4
6 4
1 1
11 0
21 4
11 0
2 1¾
9 8
6 5½
1 2
11 8
22 8½
11 5½
2 2
9 8½
6 5¾
1 2½
11 10
23 3
12 0
2 2¼
10 5½
6 6
1 3
12 5
24 5½
12 5½
2 3
10 6
6 6½
1 3½
13 0
25 0
12 10
2 3½
11 3
6 7
1 4
13 6
26 3
13 6
2 4
11 3½
6 7½
1 4½
13 10
26 9
13 10
2 4¼
12 0
6 8
1 5
14 5
28 0
14 9
2 5
12 ¼
6 8½
1 5½
14 9
28 5½
14 10
2 5½
12 8
6 9
1 6
15 0
29 8
15 0
2 6
12 9½
6 10
1 6½
15 6
30 0
16 10
2 6½
13 5½
7 0
1 7
16 0
31 0
17 0
2 7½
13 6
7 1
1 7½
17 0
32 0
17 5
2 8
14 3
7 2
1 8
17 5
33 4
17 10
2 8½
14 5½
7 3
1 8½
18 9
34 0
18 0
2 9
15 0
7 5
1 9
18 9
35 0
18 0
2 10

[pagina *34]
[p. *34]


illustratie

[pagina 141]
[p. 141]

En dewyle my zeker Zweedts Scheeps-bouwmeester van Stokholm toegezonden heeft een evenmatige Tafel, waar na men aldaar de Scheepen timmert, zoo hebbe niet konnen na laten de zelve, doch vertaalt, hier nevens in te lasschen.

Gelyk boven voor oogen hebbe gestelt de wyze hoe men de Bouw-meesters het maken der Scheepen aan besteedt, midts-gaders de wetten, en maten, die men hen daar toe voor schryft, zoo late hier nu volgen eenige Certers, ofte voor-schriften, van 't rondt-hout, en bloks der Scheepen, wiens lengten aangetekent staan, zoo als men zulks gewoon is te doen, wanneer de zelvige, voor bedongen prys te maken, aangenomen werden.

Certer van 't Rondt-hout eens Schips, lang 136 voet, wydt 34 voet.

De groote mast dik 21 palm, en onder zyn achtkant 16 palm, lang 87 of 88 voet. De fokke mast dik 19 palm, en onder zyn achtkant ¼ minder, lang 77 of 78 voet. De boeg-spriet dik 21 palm, onder het stagh 16 palm, lang 64 voet. De bezaans mast boven dik 14 palm, onder het achtkant ¼ minder, lang 66 voet. De groote steng dik 13¾ palm, boven na behooren, lang 55 voet. De voor-steng dik 12 palm, boven naar behooren, lang 45 voet. De groote ree breedt 27 kleedt, of 32 ellen, dik 16 palm. De fokke ree zal zyn tot 24 kleedt, dik 14 palm. De blinde ree breedt 16 kleedt, dik na behooren. De groote marsse ree tot 14 kleedt, dik naar behooren. De voor-marsse ree na behooren. De boven-blinde steng, en rees. De bram-steng, en rees. De kruis-steng, en rees. De vleugel-stoelen. Vier boven-geiken. De bezaans roede: alle lang naar behooren. Twee onder-geiken. Een vlagge-stok achter op, tot een vlag van 12 kleedt.

Certer van 't Rondt-hout eens Schips, lang 130 voet, wydt 32 voet.

De groote mast dik 19¼ of 19½ palm, en onder zyn achtkant ¼ minder, lang 84 voet. De fokke mast dik 17¼ of 17½ palm, onder zyn achtkant ¼ minder, lang 74 voet. De bezaans mast dik 13 palm, onder zyn achtkant ¼ minder, lang 62 voet. De boeghspriet dik 19 palm, en onder de stag ¼ minder, lang 62 voet. De groote steng dik 12½ palm, boven na behooren, lang 54 voet. De voor-steng dik 10½ palm, lang 44 voet, boven na behooren. De groote ree breedt 25 kleedt, dat is 29 ellen, dik 14 palm. De fokke ree breedt 22 kleedt, of 27 ellen, dik 12¾ of 13 palm. De blinde ree breedt 15 kleedt, dik naar behooren. De groote marsse ree breedt 13 kleedt, of 1 elle breeder als de helft der groote ree. De voor mars-zeils ree breedt 11 kleedt. De bezaans ree lang en dik na behooren. De boven - blinde steng, en ree. Twee bram-stengen, en rees. Twee kruis-stengen, en rees: alle na behooren. Vier boven-geiken, en twee onder-geiken, na den eisch. Drie vleugel - stoelen. Een vlagge - stok achter op, tot een vlag van 12 kleedt.

Certer der Bloks van een Schip, lang over steven 114 voet, wydt 28 voet, hol 11½ voet, zoo als de zelve besteedt worden te maken.

Dit voorschreevene Schip zal toegemaakt werden met vier marssen. De groote mars wydt 10½ voet: de voor-mars wydt 9¼ voet, te maken van 2½ duims planken: de twee kleine marsjens wydt 4½ voet, te maken van 1½ duims planken. Het groot ezels-hooft lang 3½ voet, breedt 2½ voet, hoogh 16 duim. Het fokke ezels - hooft lang 3¼ voet, breedt 2¼ voet, de hooghte na behooren. Voorts alle de andere ezels-hoofden te maken naar den eisch: en alles van den Aannemer zyn eigen hout, met de spykers. Drie pompen, achter twee bezyden malkander, en een by de groote mast, met alle hun toebehooren: de zelve te maken van goet bequaam hout: voor ieder pomp drie emmertjes, en zes haertjes. De bossen, met alle de knechten, moeten wel uitgeboort zyn, en voorzien met pok-houte schyven. De schyven in de kardeel-bloks, en stenge windt-reep bloks, met de schyven onder in de stengen, moeten insgelyks gelevert worden; maar het pok-hout by den Besteder te bekostigen. Alle het blok-werk, tot het toemaken noodig, zoo groot te maken als het door de toemakers der Besteders zal vereischt werden.

Het Schip zal aldus toegemaakt worden: achter met zeven spant, en voor met zes spant wandt. De groote steng, en de bezaans mast, met vier hooft-touwen: de voor-steng met drie hooft-touwen; en tot ieder een karnaatje, om het wandt aan te zetten. Voor en achter met Spaansche takels. Het bezaans val met twee dubbelde bloks: en de marsse vallen boven met een dubbelt blok; gelyk ook die voor de loos zullen zyn. Een stagh-takel. Een anker-talie. Onder en boven aan de rees met lyzeils val-bloks. Achter op de billen met schoote-bloks, en scheer-lyntjes. Twee jein-bloks, met een katte-blok, om 't geschut in te zetten. Drie kinnebak-bloks, met open raks. Ook pardoens achter en voor.

[pagina 142]
[p. 142]

De Aannemer zal mede gehouden wezen in alle de marsse-val bloks, mars-zeil schooten, en hangers onder de rees, als mede alle de takel-bloks, en schoote-bloks, zoo achter op de billen, als in de schoote-bloks, bezaans - valle schoote - bloks, en gei-touwe bloks aan boort, benevens het stag-takel, en anker-talie, pok-houte schyven te maken; doch alle het pok-hout ten laste van de Besteder.

Noch zal de Aannemer gehouden zyn alle de nagels der pok-houte schyven van goet yzer-hout, en van goede dikte te maken. Mede te leveren zes moskels, ook zoo veel karviel-nagels, en wandt-klootjes, als in het toemaken van nooden zyn. Noch de poort-touw bloks, benevens alles wat vergeten moghte wezen, en in het toemaken noodigh bevonden wert. De scheerlyntjes achter en voor, om het wandt te zwichten. Ook een stagh-zeils val-blok, met de juffers van 't stagh-zeil. Acht spaken tot de boot. De perdoens, achter en voor, onder en boven met dubbelde bloks. De groote juffers, breedt 10½ duim, dik 4½ duim: de juffers voor in 't fokke wandt, breedt 9½ duim, dik 4 duim. Wielen voor 30 stukken, benevens de talie-bloks, wiggen, stel-houten, en schut-spaken: van de voorschreevene 30 stukken komen 18 om laegh: de wielen voor hoog 15 duim, en achter 12 duim, dik 5 duim: boven staan 12 stukken, de wielen daar van voor hoog 12 duim, en achter hoogh 10 duim, dik 4½ duim. Alle de talie-bloks, onder en boven, met dubbelde bloks.

margenoot†
Proportionele.
margenoot*
Proportie.

margenoot+
Masts proportie.

margenoot+
Marssen.
margenoot+
Ezels-hoofden.
margenoot+
Zalen.
margenoot+
Wat maat hier gebruikt werdt.

margenoot+
Bloks maat.

margenoot+
Tjassens.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken