Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.71 MB)

Scans (8.05 MB)

XML (1.54 MB)

tekstbestand






Editeurs

P.N. van Eyck

P. Minderaa



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen

(1947)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 898]
[p. 898]

Spijt

Vergaderingen als deze woon ik niet gaarne bij. Omdat zij de echtgenoote is van een professor in de psychologie, acht mevrouw Van Helewijck zich verplicht ze in te richten. Zij noodigt, in haar villa aan den zeedijk, al wat ze ontmoet aan kunstenaars en literatoren op hare avond-partijtjes uit. Men hoort er dikwijls ten tweede male virtuozen die men in de Kurzaal heeft toegejuicht. Zij storen het intiemere bijeenzijn door hun onhebbelijk-slechte manieren, en door het gepoch, dat men in de groote concertzaal natuurlijk niet verneemt. De beeldhouwers met hun grove duimen zijn er ongelooflijk-onhandig en de praatzucht der schilders, meest allen onuitstaanbare babbelaars, is er hoogst hinderlijk. Geef ik aan de uitnoodiging zoo nu en dan gehoor, dan is het omdat de ernstige Barbara van Helewijck, de oudste dochter, mij gaarne raad vraagt over hare toiletten, die ze prachtig te dragen weet, omdat de jongere, Clarisse, van Verlaine houdt (zij is niet mooi), en omdat de vijftienjarige Colette met haar nachtdonker haar mij telkens handteekeningen komt vragen op briefkaarten voor haar vriendinnetjes. Want ik veroorloof mij deze naïeve ijdelheid. Gewoonlijk verlaat ik na het eerste kopje thee het salon en het roode licht dat onder de groote zijden

[pagina 899]
[p. 899]

kappen uitstraalt, en ga zitten op het terras, in de duisternis, vóór de zingende zee. De meisjes omringen mij met haar witte gestalten. Haar groot vertrouwen geeft mij het zoet-weemoedige gevoel, dat ik oud weet te worden. Het is het eenige genot dat ik smaak op de avondpartijtjes van mevrouw Van Helewijck.

Dien avond zou ik heel zeker niet zijn gekomen, had ik maar eenigszins kunnen raden, dat ik er mijn ouden vriend Philips van Heerendael zou hebben ontmoet. Niet dat ik maar één reden zou hebben om hem te ontvluchten: persoonlijk kan ik tegen hem geen enkel verminderend verwijt laten gelden. Vier lange jaren heb ik samen met hem gewoond op het Vlaamsche land: vier jaren als een gulden droom van schoonheid. Ik schreef er mijn eerste dwepend-symbolische romans; hij vijlde er aan zijn geheimzinnige sonnetten vol vonken als van edelgesteente, en die ik misschien de eenige was om volkomen te begrijpen. Want wie wist, in dien tijd, dat Philips een beangstigend zenuwlijder was, een slaapwandelaar met de vreemdste kuren, dien ik zekeren nacht volgde in zijn eigen schaduw, toen hij de deur van de pastorie wilde gaan openbreken? De eerste vervreemding is gekomen juist door zijn ziekte; dat ik hem wilde verzorgen maakte hem kribbig. Dat hij verder in zijn poëzie met duisterheid ging koketteeren en ik zoo vrij was er hem op te wijzen, bracht de verwijdering mee. Hij was een mooie jongen, en tamelijk rijk; hij ging reizen, ontmoette in een stadje aan de Loire een stil, fijn en zedig meisje, dat hij tot vrouw nam. Terug in het land - weer waren een paar jaar verloopen - stelde hij ze mij voor: de deemoed van haar verschijnen gaf mij den indruk,

[pagina 900]
[p. 900]

dat zij niet gelukkig was. Hij, de uiterst gevoelige, raadde wat ik dacht: het was de breuk.

Ik ontmoette hem nu weer en in volle schittering! Hij deed bijzonder hartelijk met mij, prees mijn werk en, met een glimpje ironie, de veelheid er van. Ons onderhoud was echter van korten duur: hij had Clarisse in het oog gekregen; zij beklaagde zich bij hem over de schaarschte van zijn dichterlijke productie; niets was hem liever te hooren, dan dat hij zoo weinig schreef, en dat het nochtans zoo mooi was...

Hij was hier overigens niet als dichter, maar als een soort goochelaar (duid mij het harde woord niet euvel). Zijn gestel van neuropaath had hem verleid tot de beoefening van het Cumberlandisme, en hij had in het gedachtenlezen een natuurlijke gave tot het uiterste ontwikkeld. Toen professor Van Helewijck vernam dat hij te Oostende vertoefde, had hij geen rust, of Philips moest op proef gesteld, waarvan de psycholoog wel hoopte dat zij falikant zou uitvallen. Hij zag zich - en ik had er een zeker vermaak aan - in zijn hoop beschaamd.

Want mijn oude vriend was, in één woord, verbluffend. Na de presentaties waarbij de voornaamheid van zijn elegantie tot haar volle recht kwam, na een fonkelend gesprek waar de puntigheid en de sierlijke gratie van zijn woord als sterren in ontstaken, ging men tot experimenten over. Tot op dat oogenblik had ik Heerendael van ganscher harte met heel mijn oud vriendenhart bewonderd: wat een prachtige natuur! Nu...

Alle meubelen terzij geschoven, liep hij, onder het donker-roode licht geblinddoekt en wonder-vlug over een kronkelende krijtlijn, die men op den grond had

[pagina 901]
[p. 901]

geteekend; terwijl men zijn linkerpols vasthield, schreef hij met de rechterhand den naam, dien men had gedacht; zonder aarzelen ging hij het voorwerp halen dat één der aanwezigen had bedoeld, voerde hij de daad uit die men hem zonder spreken had bevolen.

Ik-zelf voelde eene diepe treurnis in mij zinken. Arme Philips!

Groote dichter die gij eens waart! Ik wist al de schatten die begraven lagen in de ziel van dien ranken, jong-gebleven man, die zich zoozeer van zich-zelf had verwijderd. Zijn lot was geworden, alleen nog in de uiterlijkheid te schitteren, die blijkbaar alle dichterschap had opgegeven voor schijn. Eens was hij grondeloos geweest als een fontein, die te hooger opschiet naar zij van dieper uitstraalt. Thans had ik niets in zijne woorden of gebaren opgemerkt, dat mij aan het verleden, ons verleden herinnerde. Wat was er van dat menschenhart geworden? Wat was er - de vraag ging in mij wegen als een steen - wat was er van zijn liefde, van zijn jonge, teere vrouw geworden?

‘Tusschen ons beiden nu!’

Hij was, trouwens aangestuurd door den weetgierigen professor, die wist hoe oud onze vriendschap was, vóór mij komen staan. Zijne oogen gingen overmoedig de mijne peilen; uitdagend doorgrondde hij mij: het was of hij mij wou tarten.

Maar ik had de proefneming aangenomen als een duel. Ook ik dorst hem aan te kijken, al zal er in mijn blik meer weemoed hebben gelegen dan in den zijne. Met al de kracht mijner eerlijkheid (het was niet anders dan burgerlijke eerlijkheid) verzamelde ik in mijne oogen de

[pagina 902]
[p. 902]

bitter-pijnlijke aanklacht: zijn dichterschap dat hij had prijsgegeven; zijn hart dat hij verkocht had, zijne vrouw, zijne schoone, jonge vrouw...

En ineens lag, tot ieders verbazing, Philips van Heerendael aan mijn hart. Hij huilde als een kind. Die man bezat een buitengewoon psychisch vermogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken