Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten
Afbeelding van Wiekslag om de kim. Deel 1. TekstenToon afbeelding van titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (4.42 MB)

ebook (2.78 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Editeur

Leo Jansen



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten

(1996)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

Register van beginregels en titels

Titels van gedichten zijn cursief gezet
 
A
Aarde, over-oude, ik ben van u gescheiden [BM17]   158
 
B
Beschouw dit grauwend aangezicht. Gij zult er vinden [A9]   201
 
D
De blind-geborene [BM1]   123
De blind-gewordene [BM30]   181
De dag is moede en stil, en de uren gaan verbleeken [MM2]   12
De dag schuift vóor den Dag gelijk een lucht vol rozen [GZ44]   115
De keuken is geboend nog vóor ik binnen-treed [BM28]   179
De koffen aangebleekt van ongebluschte lucht [BM2]   132
De meiskens uit de taveernen [BM4]   134
De nacht, de zwoele nacht heeft me als een wijn bevangen [GZ3]   62
De treinen blazen de aard het zuigen toe der zeeën [BM10]   144
De tuinen galmen in de walmen van den herfst [A11]   203
De zee wacht. Maar ik doe mijn deure dicht [GZ14]   76
De zon ligt in mijn linker-hand [BM11]   149
Die mijn linker-hand omvingert [GZ32]   101
Diep aan uw hart, diep in uw haar te zullen slapen [GZ9]   68
Dit wordt geen lent'. Geen dag en zal de smoore' ontrijzen [MM15]   28
Doop van den bedelaar [GZ1]   55
 
E
Eens groeit een boom uit mij, en 'k weet denwelke [GZ24]   91
Eenvoudige arbeid, als een brood dat geurt en blankt [A17]   210
Een vrucht, die valt [GZ6]   65
Een zeil, een zeil! Zie 'k daar geen zeil, gespannen [BM8]   140
En hoor uw hart: hoort gij uw hart niet slaan? [GZ20]   83
Er is geen smart te groot voor ons [GZ43]   114
Er is geen tijd. Wat gistren was [GZ37]   106
Er komt iemand bij mij, dien 'k nimmer zag [BM15]   155
 
G
Gebogen, ach, gelijk de nacht gebogen [BM22]   171
Gedachtenis aan eene jonge Dichteres [MM23]   41
Geen klok omgolft den dooven toren [GZ45]   117
Gelijk een hond die drentlend draalt en druilt [GZ4]   63
Gelijk het gonzend bliksmen van motoren [GZ29]   96
Geur van het reeuwsche beest; geur van de beursche vrucht [BM21]   170
Geven, geven! Alle vrachten [BM29]   180
Groeien uit het brassend weven [GZ35]   104
Gij brandt mijne oogen toe, gij brandt mijne oogen open [MM27]   46
Gij, die geen Vader wezen zult [A22]   215
Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid [A26]   220
Gij die 'lijk een verwijt gaat wegen in mijn zwijgen [MM12]   25

[pagina 222]
[p. 222]


Gij die mijn kommer-ziekte in deemoed tegen-lacht [MM7]   17
Gij die u, stérker liefde omgord [MM6]   16
Gij draagt het gladde mom der dood [A20]   213
Gij hebt te zeer van blijde logen [MM9]   20
Gij menschen, die misschien me in laetren tijd gedenkt [MM30]   51
Gij moogt niet heen: nóg ben 'k geheel van u bevaên [A25]   219
Gij rijst aan mij gelijk een vlindering van bloemen [GZ31]   100
Gij spreekt geen woord, o vrouw, maar weent aan mijne zijde [MM10]   21
Gij zult mij allen, allen kennen [MM21]   36
Gij zijt altijd de Naakte en de Verzaakte [A19]   212
Gij zijt de goede wakers die [A2]   191
Gij zijt de hond niet aan de deur van uw geluk [GZ17]   80
Gij zijt een bloem, - en 'k ben alléen met u [GZ38]   109
 
H
Handen, die van goeden wil [GZ27]   94
Harde modder, guur krystal [GZ5]    64
Heb ik genoeg u lief-gehad, doorschijnend glas? [GZ39]   110
Het huis is rondom mij vol sletten en soldaten [GZ28]   95
Het huis is vol van u. De stilte weegt, verzwaard [MM25]   44
Het is of alles nog gebeuren [BM16]   156
Het menschelijk brood [MB]   1
Het nacht-uur waakt; en 'k waak. - Wat zijt ge diep en schoon [MM26]   45
 
I
Ik ben de hazel-noot. - Een bleeke, weeke made [BM24]   174
Ik ben geen wakkre lente of een gezwollen zomer [BM23]   172
Ik ben het eeuwig bed; het eeuwig-leêge [A16]   209
Ik ben met u alleen, o Venus, felle star [MM16]   30
Ik ben 't geduld der brooze en lustelooze menschen [BM6]   138
Ik ben u moe. Gij hebt mijn traagste hoop vermoeid [MM8]   19
Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten [A24]   218
Ik droom uw droom; gij droomt mijn droom. Wij beiden [GZ8]   67
Ik heb dit hooger oord gekozen tot mijn woon [BM12]   150
Ik heb mijn zuiver huis gevuld [GZ7]   66
Ik heb u niet gekend dan in dees nieuwe vreeze [MM23]   41
Ik kom alleen, bij nacht, in deze zee-stad aan [GZ12]   74
Ik open me als een oog, den nacht verloren [BM9]   141
Ik vraag den vrede niet: ik vraag alleen de rust [MM22]   37
Ik weet dat ik mijn dood bereid, wanneer ik wil [A14]   207
Ik weet: ik berg iemand in mijne woon [BM14]   153
Ik wete dat ge ontwaken zult, dewijl ik wake [MM4]   14
Ik zet mij naast mijn naakte zuster [GZ10]   69
In naam van Vader en van Zoon [BM30]   181
 
K
'k Ben hier geweest, 'k ben daar geweest [GZ23]   90
'k Hadde u gewijd mijne allerschoonste logen [A7]   198
'k Heb mijne nachten meer doorbeden dan doorweend [GZ2]   61
'k Heb mij verlaten aan de druif en aan de roos [BM25]   175
'k Heb noodloos door den boôm geboord [GZ16]   78

[pagina 223]
[p. 223]


Kind met het bleek gelaat, dat van uw wijde blikken [MM5]   15
'k Verzoek de zee, 'k verzoek geen aarde en hare vruchten [BM26]   176
'k Zit met mijn lamme beenen [GZ26]   93
'k Zwelg in versterven, ik die van het heetst begeeren [A21]   214
 
L
Laat uw trage wake duren [A13]   206
 
M
Me-zelf voorbij; me-zelven tegen [BM20]   164
Mijne vrouw en mijn kind [A1]   189
Mijn God, gij ziet de zee die wemelt in mijne oogen [BM7]   139
 
N
Naar Oost-land willen wij varen [BM5]   135
Neen: 'k ben (waar 't rijpend ijs de waetren heeft gezogen) [BM27]   178
Nimmer zult ge 't licht beletten [GZ19]   82
Nog vóor de glans van een dagen [BM18]   160
 
O
o Blik vol dood en sterren [GZ11]   70
o Gevangen geest, getogen [MM28]   47
o Gij die, sterkrer liefde omgord [A1]   189
o 'k Weet dat ik, onttogen aan 't orkaan [GZ15]   77
o Trouwe vriend der oude dagen [A5]   194
Oud hart, dat niet bemind en heeft [A8]   200
Over de zee hangt matelijk te tampen [GZ13]   75
o Vruchten-leêge schaal, o flanken rijk aan reuken [BM13]   152
o Ziek, onzeker en onzuiver [MM18]   32
 
S
Schaduw in den schaduw zijn [GZ21]   86
Sluit uwe oogen op het licht [GZ33]   102
Stilte is de stelligheid die nooit begeeft [GZ30]   99
 
T
Ter loome zee met slappe zeilen [A10]   202
Thans gaan de wateren den hemel kleeden [BM19]   162
Thans is het al voorbij: de sluiers zijn gezonken [MM11]   22
Treed in. Gij die mijn hoop en mijne deernis zijt [A4]   193
Trots, die mijn harte hardde, als ijzer [MM20]   35
 
U
Uitvaart van den bedelaar [GZ45]   117
Uren van harde macht, waar 'k in de zwartste nachten [MM19]   33
Uw aangezicht is bleek 'lijk 't mijne wordt. - Terwijl [MM24]   43
Uw eenzaamheid? Gij zijt als die wolvin [GZ18]   81
 
V
Van alle reis terug nog vóor de reis begonnen [MM17]   31
Vermits géen dag me ooit wekt en nog deze oogen open' [A12]   204
Vervarelijk festijn voor onverzaedlijk dorsten [MM1]   11
 
W
Waar me uw hulp genaakte, en lachte [GZ34]   103
Waarom verwijt ge mij de paden te verlaten [GZ36]   105
Wanneer, geteekend met de onloochenbaarste merken [MB]   1
Wanneer ik sterven zal (o glimlach om de vreeze [MM29]   48
Want neen: geen spijt'ge doem om wat het heiligst is [A15]   208

[pagina 224]
[p. 224]


Wat weet gij van kwetsuren [GZ25]   92
Weêr gaat het veege licht der asters bloeien [MM13]   26
Weêr nadert de avond want ik bad [BM1]   123
Weêr staat mijn venster open op den nacht [MM14]   27
Wielwaal, die van rijpe kersen [GZ42]   113
Wie mij wat bloemen biedt, en 't zoete weren [GZ41]   112
Wij, de Armen die den Geest verzaakten [A18]   211
Wij heffen in dees heil'ge vonte [GZ1]   55
Wij zijn nog niet genezen van onze oogen [GZ22]   89
 
Z
Zal ik rusten? [A6]   195
Zie, ik ben niet, dan uit Uw hand geboren [GZ40]   111
Zingen, hoe de donkre wereld [A3]   192
Zóó, als aan 't stellig stooten van 't getouw [A23]   216
Zou'n wij geen glaasken mogen drinken? [BM3]   133
Zij ligt te bedde 'lijk ik lig te bedde [MM3]   13


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken