Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten
Afbeelding van Wiekslag om de kim. Deel 1. TekstenToon afbeelding van titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (4.42 MB)

ebook (2.78 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Editeur

Leo Jansen



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wiekslag om de kim. Deel 1. Teksten

(1996)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 225]
[p. 225]

Inhoud

 Het menschelijk brood [MB]   1
  
 DE MODDEREN MAN   7
 Omnis quippe caro corruperat viam suam   8
  
IVervarelijk festijn voor onverzaedlijk dorsten [MM1]   11
 De dag is moede en stil, en de uren gaan verbleeken [MM2]   12
 Zij ligt te bedde 'lijk ik lig te bedde [MM3]   13
 Ik wete dat ge ontwaken zult, dewijl ik wake [MM4]   14
 Kind met het bleek gelaat, dat van uw wijde blikken [MM5]   15
 Gij die u, stérker liefde omgord [MM6]   16
 Gij die mijn kommer-ziekte in deemoed tegen-lacht [MM7]   17
 Ik ben u moe. Gij hebt mijn traagste hoop vermoeid [MM8]   19
 Gij hebt te zeer van blijde logen [MM9]   20
 Gij spreekt geen woord, o vrouw, maar weent aan mijne zijde [MM10]   21
 Thans is het al voorbij: de sluiers zijn gezonken [MM11]   22
  
IIGij die 'lijk een verwijt gaat wegen in mijn zwijgen [MM12]   25
 Weêr gaat het veege licht der asters bloeien [MM13]   26
 Weêr staat mijn venster open op den nacht [MM14]   27
 Dit wordt geen lent'. Geen dag en zal de smoore' ontrijzen [MM15]   28
 Ik ben met u alleen, o Venus, felle star [MM16]   30
 Van alle reis terug nog vóor de reis begonnen [MM17]   31
 o Ziek, onzeker en onzuiver [MM18]   32
 Uren van harde macht, waar 'k in de zwartste nachten [MM19]   33
 Trots, die mijn harte hardde, als ijzer [MM20]   35
 Gij zult mij allen, allen kennen [MM21]   36
 Ik vraag den vrede niet: ik vraag alleen de rust [MM22]   37
  
IIIGedachtenis aan eene jonge Dichteres [MM23]   41
  
 Op den dood van Jean Moréas   43
 I Uw aangezicht is bleek 'lijk 't mijne wordt. - Terwijl [MM24]   43
 II Het huis is vol van u. De stilte weegt, verzwaard [MM25]   44
 III Het nacht-uur waakt; en 'k waak. - Wat zijt ge diep en schoon [MM26]   45
 IV Gij brandt mijne oogen toe, gij brandt mijne oogen open [MM27]   46
 V o Gevangen geest, getogen [MM28]   47
  
 Wanneer ik sterven zal (o glimlach om de vreeze [MM29]   48
 Gij menschen, die misschien me in laetren tijd gedenkt [MM30]   51

[pagina 226]
[p. 226]

 GOD AAN ZEE   53
  
 Doop van den bedelaar [GZ1]   55
  
IDE HEETE ASCH   59
 'k Heb mijne nachten meer doorbeden dan doorweend [GZ2]   61
 De nacht, de zwoele nacht heeft me als een wijn bevangen [GZ3]   62
 Gelijk een hond die drentlend draalt en druilt [GZ4]   63
 Harde modder, guur krystal [GZ5]   64
 Een vrucht, die valt [GZ6]   65
 Ik heb mijn zuiver huis gevuld [GZ7]   66
 Ik droom uw droom; gij droomt mijn droom. Wij beiden [GZ8]   67
 Diep aan uw hart, diep in uw haar te zullen slapen [GZ9]   68
 Ik zet mij naast mijn naakte zuster [GZ10]   69
 o Blik vol dood en sterren [GZ11]   70
  
IIDE SCHURFTIGE DANSER   71
  
1Ik kom alleen, bij nacht, in deze zee-stad aan [GZ12]   74
 Over de zee hangt matelijk te tampen [GZ13]   75
 De zee wacht. Maar ik doe mijn deure dicht [GZ14]   76
 o 'k Weet dat ik, onttogen aan 't orkaan [GZ15]   77
 'k Heb noodloos door den boôm geboord [GZ16]   78
  
2Gij zijt de hond niet aan de deur van uw geluk [GZ17]   80
 Uw eenzaamheid? Gij zijt als die wolvin [GZ18]   81
 Nimmer zult ge 't licht beletten [GZ19]   82
 En hoor uw hart: hoort gij uw hart niet slaan? [GZ20]   83
  
3Schaduw in den schaduw zijn [GZ21]   86
  
IIIVERZOEKING VAN GOD   87
  
 Wij zijn nog niet genezen van onze oogen [GZ22]   89
 'k Ben hier geweest, 'k ben daar geweest [GZ23]   90
 Eens groeit een boom uit mij, en 'k weet denwelke [GZ24]   91
 Wat weet gij van kwetsuren [GZ25]   92
 'k Zit met mijn lamme beenen [GZ26]   93
 Handen, die van goeden wil [GZ27]   94
 Het huis is rondom mij vol sletten en soldaten [GZ28]   95
 Gelijk het gonzend bliksmen van motoren [GZ29]   96
  
IVGEBOORTE VAN DEN HONIG   97
  
 Stilte is de stelligheid die nooit begeeft [GZ30]   99
 Gij rijst aan mij gelijk een vlindering van bloemen [GZ31]   100
 Die mijn linker-hand omvingert [GZ32]   101
 Sluit uwe oogen op het licht [GZ33]   102
 Waar me uw hulp genaakte, en lachte [GZ34]   103
 Groeien uit het brassend weven [GZ35]   104

[pagina 227]
[p. 227]

 Waarom verwijt ge mij de paden te verlaten [GZ36]   105
 Er is geen tijd. Wat gistren was [GZ37]   106
  
VGOD AAN ZEE   107
  
 Gij zijt een bloem, - en 'k ben alléen met u [GZ38]   109
 Heb ik genoeg u lief-gehad, doorschijnend glas? [GZ39]   110
 Zie, ik ben niet, dan uit Uw hand geboren [GZ40]   111
 Wie mij wat bloemen biedt, en 't zoete weren [GZ41]   112
 Wielwaal, die van rijpe kersen [GZ42]   113
 Er is geen smart te groot voor ons [GZ43]   114
 De dag schuift vóor den Dag gelijk een lucht vol rozen [GZ44]   115
  
 Uitvaart van den bedelaar [GZ45]   117
  
 HET BERG-MEER   121
  
 De blind-geborene [BM1]   123
  
IDE MODDER-HAVEN   129
  
1De koffen aangebleekt van ongebluschte lucht [BM2]   132
 Zou'n wij geen glaasken mogen drinken? [BM3]   133
 De meiskens uit de taveernen [BM4]   134
 Naar Oost-land willen wij varen [BM5]   135
  
2Ik ben 't geduld der brooze en lustelooze menschen [BM6]   138
 Mijn God, gij ziet de zee die wemelt in mijne oogen [BM7]   139
 Een zeil, een zeil! Zie 'k daar geen zeil, gespannen [BM8]   140
 Ik open me als een oog, den nacht verloren [BM9]   141
  
3De treinen blazen de aard het zuigen toe der zeeën [BM10]   144
  
IIHET BERG-MEER   147
  
 De zon ligt in mijn linker-hand [BM11]   149
 Ik heb dit hooger oord gekozen tot mijn woon [BM12]   150
 o Vruchten-leêge schaal, o flanken rijk aan reuken [BM13]   152
 Ik weet: ik berg iemand in mijne woon [BM14]   153
 Er komt iemand bij mij, dien 'k nimmer zag [BM15]   155
 Het is of alles nog gebeuren [BM16]   156
 Aarde, over-oude, ik ben van u gescheiden [BM17]   158
 Nog vóor de glans van een dagen [BM18]   160
 Thans gaan de wateren den hemel kleeden [BM19]   162
 Me-zelf voorbij; me-zelven tegen [BM20]   164
  
IIIDE VOEDSTER   167
  
1Geur van het reeuwsche beest; geur van de beursche vrucht [BM21]   170
 Gebogen, ach, gelijk de nacht gebogen [BM22]   171
 Ik ben geen wakkre lente of een gezwollen zomer [BM23]   172
  

[pagina 228]
[p. 228]

2Ik ben de hazel-noot. - Een bleeke, weeke made [BM24]   174
 'k Heb mij verlaten aan de druif en aan de roos [BM25]   175
 'k Verzoek de zee, 'k verzoek geen aarde en hare vruchten [BM26]   176
  
3Neen: 'k ben (waar 't rijpend ijs de waetren heeft gezogen) [BM27]   178
 De keuken is geboend nog vóor ik binnen-treed [BM28]   179
 Geven, geven! Alle vrachten [BM29]   180
  
 De blind-gewordene [BM30]   181
  
 APPENDIX   187
  
 Mijne vrouw en mijn kind [A1]   189
 Gij zijt de goede wakers die [A2]   191
 Zingen, hoe de donkre wereld [A3]   192
 Treed in. Gij die mijn hoop en mijne deernis zijt [A4]   193
 o Trouwe vriend der oude dagen [A5]   194
 Zal ik rusten? [A6]   195
 'k Hadde u gewijd mijne allerschoonste logen [A7]   198
 Oud hart, dat niet bemind en heeft [A8]   200
 Beschouw dit grauwend aangezicht. Gij zult er vinden [A9]   201
 Ter loome zee met slappe zeilen [A10]   202
 De tuinen galmen in de walmen van den herfst [A11]   203
 Vermits géen dag me ooit wekt en nog deze oogen open' [A12]   204
 Laat uw trage wake duren [A13]   206
 Ik weet dat ik mijn dood bereid, wanneer ik wil [A14]   207
 Want neen: geen spijt'ge doem om wat het heiligst is [A15]   208
 Ik ben het eeuwig bed; het eeuwig-leêge [A16]   209
 Eenvoudige arbeid, als een brood dat geurt en blankt [A17]   210
 Wij, de Armen die den Geest verzaakten [A18]   211
 Gij zijt altijd de Naakte en de Verzaakte [A19]   212
 Gij draagt het gladde mom der dood [A20]   213
 'k Zwelg in versterven, ik die van het heetst begeeren [A21]   214
 Gij, die geen Vader wezen zult [A22]   215
 Zóó, als aan 't stellig stooten van 't getouw [A23]   216
 Ik doe mijn maal van zuivel, brood en noten [A24]   218
 Gij moogt niet heen: nóg ben 'k geheel van u bevaên [A25]   219
 Gij die ik deelzaam in mijne eeuwigheid [A26]   220
  
 Register van beginregels en titels   221
  
 Inhoud   225


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken