Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
Afbeelding van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaatToon afbeelding van titelpagina van Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.13 MB)

Scans (30.94 MB)

ebook (15.81 MB)

XML (3.04 MB)

tekstbestand






Editeur

Leo Jansen



Genre

poëzie

Subgenre

studie
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

(1996)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 468]
[p. 468]

[GZ29] Gelijk het gonzend bliksmen van motoren

Overlevering

M1: Manuscript H-12.
C1: Agenda H-53, 12 februari en 15 maart 1919.
M2: Manuscript H-54.
C2: Carnet H-58, p. 2v, 3r, 8r, 9v, 10r.
M3: Manuscript H-59,[3].
T: Elsevier's geïllustreerd maandschrift 31.i (april 1921), p. 243. /19/
M4: Manuscript H-74,19-20.
M5: Manuscript H-76,48-50 (p. 49/50 is éen pagina).
P1-3: Drukproeven D H-78,50-51.
D: God aan zee, p. 50-51.

Datering

1911(?); 15 maart 1919 en kort daarna; 2, 15 en 18 februari 1921.

Ontwikkelingsgang

I

In zijn agenda van 1919 schreef Van de Woestijne enkele fragmenten voor een gedicht ‘Doode karpers’. Het bleef onvoltooid, en Van de Woestijne gaf een gedeelte ervan een plaats in de derde strofe van ‘Gelijk het gonzend bliksmen’, zodat ‘Doode karpers’ met de genese verband houdt.

De fragmenten in de agenda zijn geschreven op de pagina's van 12 februari 1916 en 15 maart 1916, maar het is vrijwel uitgesloten dat ze ook in die volgorde genoteerd werden: de volledige strofe die bij 12 februari tweemaal bewerkt werd, vertegenwoordigt duidelijk een later stadium dan de rudimentaire schets die bij 15 maart als titel ‘Doode karpers’ meekreeg:



illustratie

  C1:AGa naar margenoot+  
 
titel   Doode karpers

(1)   Bezie ze, o mijne ziel; van uit de diepste drabben

(2)   [ ø ]

(3)   [ ø ] peerlemoeren schabben

(4)   [ ø ] hun peerlemoeren buik

Deze schets werd met zwarte inkt over de lengterichting van het blad geschreven. Op dezelfde pagina stond al een notitie (die hier verder niet van belang is) en de tegenoverliggende pagina is blanco; toch heeft Van de Woestijne het fragment op de bewuste pagina willen schrijven. 15 maart 1916 is daarmee de voor de hand liggende ontstaansdatum.

De schets werd uitgewerkt tot een volledige strofe bij 12 februari in dezelfde agenda, maar dit is dus niet de reële datum. Omdat de agenda in deeltjes per kwartaal is verdeeld, vond het uitwerken vermoedelijk wel vóor eind maart plaats. Opnieuw met zwarte inkt en over de lengterichting van het blad schreef Van de Woestijne de strofe uit (C1:BI), om die vervolgens door te halen en met enkele varianten opnieuw te noteren (C1:BII).

[pagina 469]
[p. 469]


illustratie

  C1:BI, C1:BIIGa naar margenoot+  
 
(1) C1:BI, C1:BII Gerezen uit den pap der slappe en sloome drabben,

(2) C1:BI a glanst als opalen   ,   aan het vijver-vlak dat sluik  
  b [   ] - [ ]
  C1:BII   | | op het vlak der vijvren - sluik  

(3) C1:BI a na 't luië schommlen ligt der peerlemoeren schabben,  
  b [   ] -
  C1:BII   || lui geschommel van de |   |

(4) C1:BI, C1:BII het lijk der visschen en de ovalen van hun buik.
 
  [Stadium BI werd geheel doorgehaald in stadium BII]

Op een los manuscript bewerkte Van de Woestijne op gelijke wijze dezelfde strofe (M2:CI en CII), zij het dat nu niet telkens bij herneming het voorafgaande werd doorgehaald. Het is niet geheel zeker hoe het manuscript zich chronologisch verhoudt tot stadium B; de varianten bieden geen uitsluitsel, zodat het mogelijk is dat de stadia B en C in werkelijkheid in omgekeerde volgorde tot stand kwamen. Ze zullen wel in dezelfde periode, dus omtrent maart 1919, geschreven zijn.



illustratie

  M2:CI, M2:CIIGa naar margenoot+  
 
(1) M2:CI, M2:CII Gerezen uit den pap der slappe en sloome drabben,

(2) M2:CI a glanst als opalen aan het   vlak der vijvren  
  a [ ] vijver-vlak,   dat, sluik  
  M2: CII a |   | ◦ | |
  b [   ], - [ ]

(3) M2:CI   verbreedt het schommlen van de peerlemoeren schabben  
  M2:CII a | | ,
  b [   ] -

(4) M2:CI a het lijk der karpers,   en   hun ovalen van   haar[?] buik.  
  a [   ] de [ ] hun [ ]
  M2:CII   | | ◦ |   |

II

Van de Woestijne begon aan het gedicht ‘Gelijk het gonzend bliksmen van motoren’ door op ‘2 Februari 1921’ op p. 3r van zijn carnet een schetsmatige versie te schrijven (C2:D), die deels bedoeld was om de lijn uit te zetten waarlangs het gedicht zich zou moeten gaan ontwikkelen, en deels woordelijk in het gedicht verwerkt werd. Boven de datum schreef hij: ‘“Als een goed instrument” (Wilhelmus)’. Later werd dit het motto bij de tijdschriftpublikatie; zie hiervoor noot 2.

[pagina 470]
[p. 470]


illustratie
Kladstadia van ‘Gelijk het gonzend bliksmen van motoren’ [gz29] in het carnet van 1921 (H-58, p. 2v en 3r).


[pagina 471]
[p. 471]


illustratie

  C2:D  
 
(1)   a Gelijk een   peil
  b [ ] [p]ij[l]

(2)   (in de ondoorgrondlijke ijlte van het licht)

(3)   Gelijk een [puntjes] (overgang)
  [witregel]

(4)   a Gij
  a Gelijk de visschen [puntjes]Ga naar margenoot+
 
  [witregel]

(5)   a Gij
  a Gelijk
  b < ø >

(6)   b Maar neen, maar neen, gelijk aarde en metalenGa naar margenoot+

(7)   (diep in de aarde krystal)Ga naar margenoot+
 
  [witregel]

(8)   Neen: gelijk een dood stuk vleeschGa naar margenoot+
 
  [kleine witruimte]

(9)   God, God, gelijk dit alles,

(10)   och God, ik weet niet meerGa naar margenoot+

Iets verder in het carnet (p. 8r) begon Van de Woestijne aan wat later de tweede strofe werd. De varianten doen vermoeden dat dit, na de schets hierboven, het volgende tekstfragment is in de ontstaansgeschiedenis; het werd geschreven tussen 7 en 15 februari. Van de Woestijne schreef in eerste instantie éen regel:

  C2:EIGa naar margenoot+  
(1)   Neen: gelijk klein licht in groot licht, een kaarse

Hij schrapte dat en schreef erboven een onvolledige strofe (C2:EII). Het geheel werd later doorgehaald, vermoedelijk toen de strofe verwerkt werd in stadium F.



illustratie

  C2:EIIGa naar margenoot+  
 
(1)   neen, gelijk klein licht in groot licht: een kaarseGa naar margenoot+

(2)   zóo karig, dat de zonne haar doorvreet

(3)   [ ø ]

[pagina 472]
[p. 472]

(4) maar die haar eigen onverdoofbaar weet
  [Stadium E werd geheel doorgehaald, vermoedelijk in stadium F]

De strofe bevat reminiscensies aan een losse notitie op een manuscript waarvan de datering onzeker is maar dat mogelijk al van juli 1911 is. Het is niet uit te maken of deze notitie Van de Woestijne voor de geest heeft gestaan bij het ontwerpen van ‘Gelijk het gonzend bliksmen van motoren’. Temidden van aantekeningen van uiteenlopende aard schreef hij:

  M1: paralipomenon
 
(1)   God: een licht zóo sterk dat het alles eromheen onzichtbaar maakt

Bijna twee weken na stadium E keerde Van de Woestijne terug naar het eerste plan, dus naar D. Op de nog lege pagina ernaast (2v) schreef hij ‘15 februari’ en kwam toen tot een nog onvolledige uitwerking van het gedicht.



illustratie

  C2:FIGa naar margenoot+  
 
1   a Gelijk het gonzend   schitt
  a [ ] bliksmen der motoren

2   a waaraan een menschen-wil   zich-zelf
  a [ ] [zich-zel]ven riemt,

3   en [ ø ] uw ondoorgrondlijk gloren

4   [ ø ] doorpriemt
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+  

5   a Neen: gelijk   in licht; gelijk een   kaarsl
  a [   ] [kaars]e
  b [ ] licht [in licht; gelijk een kaarse]

6   a zóo karig, dat de zonne haar   doorwreet
  a [ ] [door]v[reet]

7   van 't ochtend-groenen tot het avond-paarsen,

8   a maar die [ ø ] klein   en [ ø ] weet  
  b haar eigen   [ ] doch onverdoofbaar   [ ]
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+  

9   Neen: gelijk karpers die, ter diepste drabbenGa naar margenoot+

10   leven doorgapen, tot de dood ze treft

11   a die dán eerst door de peerlemoeren   schappen
  b [ ] [scha]bb[en]

12   a hun   witte buit naar 't dag [   ø ] heft
  b [ ] blinden [witte]n [bui]k   [naar 't]   plechtend [dag]en [heft]
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+  

[pagina 473]
[p. 473]


illustratie

13 a Maar   neen, maar neen: gelijk   aarde en metalenGa naar margenoot+  
  b [ ø ] [neen, maar neen:] [ ø ] [ ]
  b {[   ]} [ ]
  b {Neen: gelijk diep}   [ ]
  b {[[ø]   neen, maar neen: [ ø ]]}   [ ]
  b {[Neen: gelijk] ongenaakbaar}   [ ]
  c {[[ø]   neen, maar neen: [ ø ]]}   [ ]
  c {[Neen: gelijk] [ongenaak]t}   [ ]

14 a gedrukt door [ ø ] van 't heelal  
  b zengend verdicht in 't drukken   [ ]

15   nooit de [ ø ] vertalen

16   de on [ ø ] krystalGa naar margenoot+
 
  [strofewit]Ga naar margenoot+  

17 a Neen:   als een dood stuk vleeschGa naar margenoot+  
  a [ ] 'lijk [ ]  
  b [ ] [dood stuk vleesch], met sous begoten
  b [   ] dunne [sous begoten]

18 a [ ø ] deugdlijkheid  
  b noch eigen smaak noch   [ ] bekent;
  b [   ] [beken]d[;]

19 a [   ø   ]
  b dood zonder   leven, zonder weten, zonder klooten,  
  c [ ] doodse[?] gevoels dood [ ]  

20 a [ ø ] u-zelf   en   't eindloos [ ø ] gewend:  
  b dood aan   [   ] de [eindloos]heid   [ ]
  c [   ] als een goed instrument[:]  

Onder het plan op de rechterpagina hernam Van de Woestijne toen de vierde strofe. Hij gaf met een lijn over de pagina's aan dat die strofe op de plaats moest komen van de vierde strofe in E, zonder dat die werd doorgehaald (C2:FII). Onder het gedicht op de linkerpagina hernam hij toen dezelfde strofe nogmaals (C2:FIII).



illustratie

  C2:FII, C2:FIIIGa naar margenoot+  
 
13 C2:FII b Neen,   gelijk   ongenaakt,   aard en   metalen,Ga naar margenoot+  
  b [   ] bronst van   [   ] van [metalen,]  
  C2:FIII   | | : |   | aarde |   |

14 C2:FII a zengend verdicht in duwe' en zuigen van 't Heelal
  a [verdicht] bij   dringe' [en zuigen van 't Heelal]
  C2:FIII a | | we
  a [ ] duwe' en zuigen van 't heelal,

[pagina 474]
[p. 474]


illustratie

15 C2:FII a de ooge van God geniepelijk   vertalen  
  b {[   ]} [ ]
  b {onnaakbaar-diep het oog van god} [ ]
  C2:FIII   de ooge van God geniepelijk vertalen  

16 C2:FII a in harde en blinde glinstring van krystal  
  b [] doode [   ]
  b [] schrille [] doode [ ]
  C2:FIII a || dood || blinde | |
  b [] [dood]e [   ]

Op ‘18 Febr.’ ging Van de Woestijne op p. 10r over tot een voorlopige netversie. Bij regel 16 gekomen, haalde hij de vierde strofe door, schreef haar opnieuw en voltooide het gedicht tot het einde van dat moment, r. 23 (respectievelijk C2:GI en GII). Hij schrapte toen echter de laatste drie regels (r. 21-23, een rijmloze drieregelige strofe) en schreef een tweeregelige variant van die regels op de linkerpagina (C2:GIII). C2: GI en GII worden in de gecombineerde synopsis opgenomen; deze wordt onderbroken voor een afzonderlijke presentatie van C2:GIII.

III

M3 is kopij handschrift voor T geweest.

Varianten en correcties



illustratie

  (C1, M2 en C2:D, E en F niet opgenomen)  
 
motto (C2:GI   [ontbreekt]  
  M3   Als een   goedt instrument   Marnix van   St. Aldegonde  
  T   | | goed | |. | | Sint | |.
  M4-D   [ontbreekt]Ga naar margenoot+  

1 C2:GI a Gelijk het gonzend bliksmen   van  
  a [ ] der motoren  
  b [ ] [ø] [ ]  
  M3-D   | | van | | ,

3 C2:GI   het   ondoorgrondbaar-ijle wil doorboren  
  M3-D   | | ondoorgrondlijk-ijle | |

4 C2:GI a tot   het  
  a [ ] waar   het  
  a [   ] 't den   lonk van Godes oog   door-priemt  
  b [   ] blik [   ]
  M3-D   |   | doorpriemt;Ga naar margenoot+  

5 C2:GI   Neen , gelijk licht in licht: gelijk een kaarseGa naar margenoot+  
  M3-D   neen |   |

[pagina 475]
[p. 475]


illustratie

6 C2:GI, M3   zóo karig, dat de zonne haar doorvreet  
  T, M4   zoo | |
  M5-D   zóo | |

8 C2:GI a d  
  a maar die haar kleinheid onverdoofbaar weet;  
  M3-D   | |Ga naar margenoot+

9 C2:GI a Neen   : gelijk karpers die ter dikste drabbenGa naar margenoot+  
  b [ ] , [ ]
  M3-D   neen   |   |

10 C2:GI   't leven   doorbijten, tot   de dood ze treft
  M3 a |   | bijten   , tot de dood ze treft,  
  b wat [   ] ◦ [   ] ◦
  c [   ] , [   ]
  T, M4   |   | Dood |   |
  M5-D   |   | gapen   |   |

11 C2:GI a en   dan eerst   door de peerlemoeren   schabben  
  b die   [   ]
  M3 a en   dán |   | d  
  a [   ] schabben  
  T   die   dan |   |
  M4   | | dán |   |
  M5-D   |   |, |   |

12 C2:GI-M5   hun   blinden buik naar 't waaiend lichten heft;  
  P1-D   | | blonden | |Ga naar margenoot+

13 C2:GI a Neen, gelijk   geest van   aarde en van metalen,Ga naar margenoot+  
  b [   ] ziel [   ]  
  c Maar neen   maar neen,   gelijk [aarde en] [metalen,]  
  d [   ] :   'lijk [   ]  
  C2:GII   |   |,   |   | gelijk |   |  
  M3, T   maar |   | , |   |  
  M4   |   |   'lijk aarde en 'lijk metalen,  
  M5-D   |   | :   |   |

15 C2:GI a nooit te genaken   zijne   harde stralen  
  b [   ] hare   [   ]  
  c [   ] worden [   ]  
  C2:GII a worden   't verste  
  a [   ] [verst]arde   en ongenaakbre stralen
  b [ ] verhole'   [en   ongenaakbre stralen]  
  M3-D   |   | ongenaakb're |   |

[pagina 476]
[p. 476]


illustratie

16 C2:GI a vergdGa naar margenoot+  
  a [verg]adert in   een trane van   krystal  
  b [vergader]d []   de [ ] 't [   ]
  c [ ] een [ ] [krystal]  
  C2:GII-M5   |   | ;
  P1 a |   |
  b [ ] é[en] [   ]
  P2-D   |   |
 
  [De laatste strofe van C:GI (r. 13-16) werd doorgehaald in stadium GII]

17 C2:GII a Neen:   dood stuk vleesch, vervloeid in   logge bekenGa naar margenoot+  
  b [   ] loge[?] [   ]
  M3-P1   neen,   - dood stuk vleesch, vervloeid in logge beken  
  P2-D   | | ◦ |   |  

19 C2:GII a - neen, slechts dat vleesch, dat vleesch,   dat arrem leken,  
  b [   ] en [ ]
  M3-D   ◦ | | ◦ |   |

20 C2:GII a dat lage beest   dat   danst op 't hooge Ga naar margenoot* best  
  b op 't [   ]  
  M3 a en |   |, | | dast  
  a [   | [da]n[st] op 't hooge beest;  
  T, M4   |   |  
  M5   |   |◦ |   |   Ga naar margenoot* beest.  
  P1-D   |   | ;
 
  [De regels 21-23 ontbreken in M3, T, en M4]  

  C2:GII, M5, P1-3, D r. 21-23Ga naar margenoot+  
 
21 C2:GII   Neen, neen:   o God,   ik weet niet hoe te zeggen  
  M5-D   neen, | | , | | ◦ (ik | |;

23 C2:GII   God,
  M5-D   God);
 
  [De regels 21-23 in GII werden doorgehaald in stadium GIII]

  C2:GIII  
 
21   a Neen, neen,   ik
  a [ ] o God, gij die mijn hoop en smeeken

22   a bij
  a [b]uiten gelijkenis verweest
 
  [Hier eindigt C2]

[pagina 477]
[p. 477]


illustratie

  M3, T, M4, M5, P1-3, D r. 24(21)-26(23)
 
24 M3(21), T(21) gelijk...  
  M4(21) Ga naar margenoot* Gelijk, gelijk de...  
  M5 gelijk, | |
  P1-D gelijk de...  

24/25 M3(21-22) [geen strofewit]
  T(21-22)-D [strofewit]

25 M3(22) gelijk...
  T(22), M4(22) Gelijk...
  M5-D gelijk...

26 M3, T [ontbreekt]
  M4(23)-D ...

Zetfouten

T r. 24(21): Gelijk | gelijk

Noten

1De correctie van het interpunctieteken na r. 20 in M5 is aangebracht op grond van de puntkomma die in alle overige voltooide bronnen op die plaats voorkomt.
2Het motto boven het gedicht in de tijdschriftpublikatie (M3 en T) ‘als een goed instrument’, toegeschreven aan Marnix van Sint Aldegonde, is afkomstig uit de tweede strofe van het ‘Wilhelmus’: ‘Maer God sal my regeren / als een goet instrument’ (r. 13-14). (Tekst naar Van Duyse, Het oude Nederlandsche lied dl. ii, p. 1620-1622.)

margenoot+
[→BI; →BII; →CI; →CII; →FI, 9-12; →9-12]
margenoot+
[←A; →CI; →CII; →FI, 9-12; →9-12]
margenoot+
[←A; ←BI; ←BII; →FI, 9-12; ←9-12]

margenoot+
[→FI, 9; →9]
margenoot+
[→FI, 13; →FII, 13; →FIII, 13; →13]
margenoot+
[→FI, 16; →FII, 16; →FIII, 16; →16]
margenoot+
[→FI, 17; →17]
margenoot+
[→21-22]
margenoot+
[→EII, 1; →5]
margenoot+
[→FI, 5-8; →5-8]
margenoot+
[←EI]
margenoot+
[1-16→1-16]
margenoot+
[5-8←EII]
margenoot+
[9-12←A; 9-12←BI; 9-12←BII; 9-12←CI; 9-12←CII]
margenoot+
[←D, 4]
margenoot+
[13-16→FII; 13-16→FIII]
margenoot+
[←D, 6]
margenoot+
[←D, 7]
margenoot+
[17-20: fasering?]
margenoot+
[←D, 8; →17]
margenoot+
[←FI, 13-16; →13-16]
margenoot+
[←D, 6]

margenoot+
[1-16←FI, 1-16]
margenoot+
[5-8←EII]
margenoot+
[←EI]
margenoot+
[9-12←A; 9-12←BI; 9-12←BII; 9-12 ←CI; 9-12←CII]
margenoot+
[←F, 4]
margenoot+
[13-16←FI, 13-16; 13-16←FII; 13-16←FIII]
margenoot+
[←D, 6]
margenoot+
[←D, 7]
margenoot+
[←D, 8; ←FI, 17]
margenoot*
[lees: beest]
margenoot*
[lees: beest;]
margenoot+
[21-22←D, 10]
margenoot*
[lees: gelijk,]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken