Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hare roeping getrouw (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hare roeping getrouw
Afbeelding van Hare roeping getrouwToon afbeelding van titelpagina van Hare roeping getrouw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hare roeping getrouw

(1896)–Johanna van Woude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 50]
[p. 50]

V.

‘Lieve Cato, 't is halftwee. Is het niet erg vervelend op school? Je ben straks uit de kerk gekomen, hebt koffie gedronken - met suiker, omdat het Zondag is, - en de krentenbroodjes zijn tot het laatste toe van den schotel verdwenen. Nu wandelen jullie en straks als je thuis komt, tracht je den dag verder om te krijgen door brieven te schrijven, te lezen of piano te spelen. Hè, kon ik je op zulk een Zondag eens bij mij hebben! Luister maar eens en benijd mij dan.

Het raam van mijn kamertje is hoog opgeschoven en ik zie neer in onzen heerlijken tuin, waarvan ik je zoo dikwijls verteld heb. De straatweg ligt links. Het eene rijtuig volgt het andere en daartusschen wandelen langzaam de menschen van buiten de stad, die naar de middagkerk gaan. Hunne kerkboeken blinken in de zon en allen zijn zij helder en vroolijk aangekleed. In den tuin groeit en bloeit alles. De abrikozeboom rondom mijn raam trekt een zwerm van bijen. Zij gonzen alle door elkaar en ik geloof dat zij hun best doen melodie in hun lied te brengen. De zon schijnt warm en verkwikkend; zeker verbeeldt zij zich dat het reeds Juni is. Alles om mij juicht en jubelt en in mij is iets, dat antwoordt.

Zou je niet graag eens overwippen?.... Maar die examens! Ik zal ze nog dikwijls naar de maan wenschen, want zij zullen nog lang beletten dat je eens hier komt.

Aan het ontbijt bad pa hardop. Dat was weer het

[pagina 51]
[p. 51]

oude en toch altijd nieuwe gebed, waarvan ik als kind zoo dikwijls met verwondering dacht of pa iederen morgen een ander van buiten leerde om bij het ontbijt te bidden.

Van morgen ben ik bij hem in de kerk geweest met al de anderen, want als pa preekt, blijft er niemand bij ons thuis, behalve één meid om “op de bel te passen,” zooals zij dat noemen.

De juf is een allerliefst schepseltje met een bekoorlijk gezichtje. Hoe ik haar vind zal ik nog niet zeggen, gedachtig aan mevrouws raad: nieuwe huisgenooten niet te beoordeelen, vóór men een schepel zout met hen gegeten heeft. Over een poosje zal ik je dus eens uitvoeriger over haar schrijven, doch ik zal nu maar vast zeggen dat ik haar heel lief vind. Och! zoolang wij jong zijn, moeten wij ook nog maar een beetje onvoorzichtig zijn, Cato. Het is zoo heerlijk dadelijk over iets of iemand in vuur te geraken en geheel de inspraak van ons hart te volgen. De waarschuwingen van oudere menschen hebben toch de rechte kracht niet, zoolang wij nog de eigen ondervinding missen, die hunne woorden voor ons waarschijnlijk maakt, en daarenboven: veel liefhebben is hetzelfde als gelukkig zijn, geloof ik. Laten wij dus maar in 't wilde liefhebben; ik kan niet anders.

De juffrouw draagt prachtige vlechten en ik geloof dat met een ander kapsel haar geheele uiterlijk veranderen zou. Haar gezichtje is voor vlechten gemaakt. Ik wilde wel dat je 't eens hadt kunnen zien, toen wij in de kerk waren. Als engelen ooit met zwart haar werden afgeteekend, zou ik zeggen dat zij op een engel geleek. Zij was niet terstond met mij op haar gemak, geloof ik, maar spoedig ging het beter. Vindt je niet dat de menschen veel gauwer met elkaar op een prettigen voet zouden komen, zoo zij zichzelf en elkaar uit een ander oogpunt beschouwden? De meesten zijn gedwongen, zoodra zij tegenover een vreemde zitten.

[pagina 52]
[p. 52]

't Is of hunne verbeelding dien vreemde met allerlei talenten tooit, die hunne eigene gaven in het niet doen verzinken.

Maar om op pa terug te komen, ik geloof dat hij bijzonder gewild is bij zijne gemeenteleden: dat kon ik van morgen zoo aan alles merken. In de kerk, die reeds overvol was, maakte ieder ruimte voor ons en toen ik in onze hooge bank zat, juist als vroeger, deed het mij onuitsprekelijk goed de hartelijkheid te zien, waarmede enkele gezichten mij aankeken.

Welk een eenheid is er toch onder menschen, die onze richting zijn toegedaan, Cato! Mij dunkt dat er onder het gehoor van een modern predikant allerlei elementen moeten bijeenkomen; niemand kan zich daar aan den ander verbonden gevoelen; ieder heeft er zijn eigen geloof, zoo dikwijls gewijzigd als er menschen in de kerk zijn, bij den een grenzend aan het geloof der vaderen, bij den ander aan het atheïsme. Waar de orthodoxen zich integendeel vereenigen, is één geest, één doel, één God.

Het was een plechtig oogenblik voor mij, toen pa, terwijl wij zongen, aan den voet van den preekstoel het hoofd boog en bad. Ik kon niet meer meezingen. Toen alles doodstil was, bad pa, waarop wij weer zongen. Heb je wel eens opgemerkt hoe aangrijpend, hoe plechtig een gezang is, dat uit zooveel duizenden monden omhoogstijgt? 't Is als één stem, die oprijst naar den blauwen hemel, één bede, tegelijkertijd opgezonden door menschen uit alle rangen der maatschappij, hoog en laag, rijk en arm, maar voor God gelijk - Zijne kinderen. Hoe nietig de wereld met al hare schepselen voor Hem moge zijn, het schijnt mij toe dat God zulk gezang hooren moet, al kwam het uit de diepste diepte der aarde tot Hem.’

 
‘'k Zal dan gedurig bij U zijn,
 
‘In al mijn nooden, angst en pijn,
[pagina 53]
[p. 53]
 
‘U al mijn liefde waardig schatten,
 
‘Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.
 
‘Gij zult mij leiden door uw raad,
 
‘O God, mijn heil, mijn toeverlaat!
 
‘En mij, hiertoe door U bereid,
 
‘Opnemen in Uw heerlijkheid.

‘De adel, die bij pa's preekbeurten rijkelijk vertegenwoordigd is, vergeet - of schijnt ten minste te vergeten - dat hij zich straks nog meer waande dan de overige hoorders; de heeren buigen zich over de groote bijbels en de dames, zoo even nog geheel vervuld van hare nieuwe voorjaarshoedjes, openen hare met goud gesloten boekjes en zingen aandachtig mee. De burgermenschen..., 't is jammer dat zij niet naar de kerk komen in hunne werkpakken en met vuile handen desnoods. Er is zooveel waardigheid in de gezichten der vaders en vroomheid in den blik der moeders, terwijl de kinderen eerbiedig naar het orgel opzien en de petjes afnemen; maar de houterige jassen en stijve zijden japonnen bederven alles. Verder van mij af zaten de armen; onder de preek zag ik hoe zij aan pa's lippen hingen, elkaar met veelzeggende blik toeknikten en soms tersluiks een traan wegveegden.

Pa preekte prachtig en het was heerlijk te kunnen denken: die man is mijn vader. Geen ten toon gespreide geleerdheid, geen minachting voor andersdenkenden, geen letterzifterij. Pa weet dat de menschen naar de kerk komen om gesticht te worden, losser te worden van het wereldsche, waardoor zij zich voelden meesleepen, en huiswaarts te keeren met frissche kracht om te strijden, met meer liefde in het hart.

Het orgelspel verhoogde den indruk nog; vredig en liefelijk klonk het door de kerk. Ik zal pa bij gelegenheid eens vragen wie hier organist is. Het is zulk een wonderlijke gedachte dat men iemand hoort spelen, hem iederen Zondag weer de stemmen van honderden

[pagina 54]
[p. 54]

hoort leiden en misschien nooit weten zal wie hij is. Men proeft een menschenhart in de muziek, een ziel spreekt tot de onze, men ziet, als 't ware, het gelaat zich buigen over de toetsen en - het orgel zwijgt en men vergeet den onbekende.

Bij het uitgaan stonden er wel twintig rijtuigen en file. Daar slaat het twee uur; om halfdrie komt Clemens mij verwelkomen, maar het zou mij niets verwonderen als hij het vergat, want dergelijke beloften houdt hij gewoonlijk niet. Was ik van morgen niet naar de kerk gegaan, stellig was ik even naar zijne kamers gewandeld, zóó verlangde ik hem te zien. Hij was altijd zoo'n goede jongen, vol dolle streken, maar daarom niet minder een heerlijke broer.

 

Verbeeld je, zoo even kwam de meid mij roepen en wie komt mij daar al op de trap te gemoet? Clemens in eigen persoon. Hij had haast; zijn paard stond vóór de deur en zijne vrienden reden langzaam verder. Ik heb hem dus slechts even gezien, maar hij komt van avond weer.

Gisteren, toen ik thuis kwam, was er visite en wel Maurits Volkertsma, van wien ik je zoo dikwijls verteld heb. Ik vond hem erg veranderd; hij was deftig en afgemeten tegen mij, geheel anders dan vroeger, wat mij vreeselijk spijt. Dora is geëngageerd. Daarom heeft zij mij zeker zoo vergeten in den laatsten tijd.

Als je mij gisteravond voor het theeblad hadt zien zitten, hadt je 't uitgeproest, want ik was schrikkelijk onhandig; omdat niemand op mij lette, liep alles evenwel nogal goed af. Wil je wel gelooven dat ik mij in huishoudelijke zaken wanhopig dom voel, Cato?

De jongens wilden volstrekt vandaag den toren eens beklimmen, maar pa heeft het tot aanstaanden Zondag uitgesteld; dan kan Clem meegaan. Ik heb er grooten zin in. - Ik ben nieuwsgierig of er vandaag visites zullen komen. Het moet wel aardig zijn de menschen

[pagina 55]
[p. 55]

te ontvangen en juist te doen, alsof men zulk een dame is, als waarvoor men aangezien wordt. Ik gaf wat, als ik wist wat zij van mij zullen zeggen.

Het begint te regenen. Welk een heerlijk, zacht geruisch op al de jonge bladeren! Luister je er niet graag naar? 't Is voor mij bepaald muziek, maar ik heb nog nooit iemand ontmoet, die dat ook vond, en daarom zeg ik het maar nooit. De menschen noemen een jong meisje al gauw sentimenteel, als zij zoo iets zegt, geloof ik.

Ik moet waarlijk ophouden, Cato. Volgens belofte heb ik je nu een uitvoerig verslag gegeven van mijne eerste ondervindingen thuis. Schrijf mij toch spoedig terug over onze goede, oude school met al hare verschrikkingen en bekoorlijkheden. Groet mevrouw en de kennissen.

 

B. Terhorn.

 

P.S. Ik wou dat je ook eens voelen kondt hoe het is des avonds naar bed te gaan zonder angst voor de lessen van den volgenden dag en nu Hollandsch te mogen spreken zonder een mauvaise marque te krijgen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken