Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(II, 14)

[T]e Rama voorseit dus ghebeidt hebbende naer de ghereetschepe vanden anderen voornoemden kerstenen, zo vertrocken zij alle te samen, ende quamen in eenen zeere schoone planure, vruchtbaer ghenouch van allen saken, daer hemlieden ghetoocht wart van verren eene plecke daer een doorpkin staet, ligghende ter rechter hand des weechs, ter welker plecken eene stede te stane plach, (76v) ghenaemt NobeeGa naar eind177 oft Bettenobee oft oec Bettenobepolus, ant hanghen van wat ghebeerchs, daer de kerstenen princen wijlen deden maken een steerc casteel, ghenaemt tcasteel Huwant,Ga naar eind178 omme de pilgerims te bescuddene die van Jaffa te Jherusalem over en weder ghinghen, want indien tijt, eer dlant wel gheveilt was, plaghen de heydenen den passanten dicwilt in die planure scoffierichede te doene, dwelc al metten voorseyden casteele beledt wart. In dese voorseyde stede van Nobee zo ghebuerdet dat de coninc David, ghevloen zijnde uuten hoghen vanden coninc Saul, zijnen zweer, ghecreech vanden priester Abimelech tzweert van Golias ende vijf broodekins, dwelc de coninc Saul vernemende, dede Abimelech den priester daer omme dooden, vermoorden, ende al zijn gheslachte toot vijf en tachtentich persoonen toe, also daer af breedere staet inden eersten bouc der Coninghen int xxie ende xxiie capittelen. Oec niet verde van Nobee ter luchter hand des weechs, zo toochtmen een scoon duerp, ter welker plecken inghelijcken eene redelicke stede plach te stane, ghenaemt Lijdda of Deospolis, daer Sent Jooris die heleghe rudder ghemartiriseert was ende onthooft, in wiens eere daer eene schoone keercke ghemaect was, de welke als noch in wesene es, maer de heydenen hebber af ghemaect haerlieder moskea, dats haerlieder keercke.Ga naar eind179 Noch voort rijdende den zelven wech, zo was hemlieden ghetoocht over de rechter zijde, niet zeer verde vanden weghe, een maniere van eenen doorpkine, daer oec eene stede in ouden tijden plach te stane, ghenaemt Betsames,Ga naar eind180 ter welker plecken ghebuerde, dat de aerke Gods was weder (77r) brocht vanden coeyen bijden Felistinen in eenen waghen ghespannen naer dat zijse ghevanghen ghehouden hadden zeven maenden in haerlieder handen, zomen daer af breeder bevint inden eersten bouc der Coninghen int eerste ende vijfste capittelen. Item over de zelve zijde des weechs, niet zeer verde van Betsames, wat naerder, plach oec eene vermaerde stede te stane, ghenaemt Cariatiarim, nu al te nieuten zijnde. Dese was eene vanden

[pagina 79]
[p. 79]

vier steden die hem fingierden van verren landen commende bijden ambassaden die zij sonden bij Joossuwe, omme vriendscip ende oetmoet an hem te versouckene als hij eerst begonst int land van beloften te commene ende te conquesteerne, alzo daer of staet int bouc van Josuwe int ixe capittele. Noch altoes voort rijdende, zo sietmen in een ghebeerchtkin, zuut zuutoost van Cariatiarim,Ga naar eind181 eene plecke daer als noch een doorpkin staet up tghebeerchte, ter welker plecken ooc eene stede plach te stane, ghenaemt Modin, bij welker plecken zijn drie oft vier alte goede water putten, daer de lieden van dien lande dicwilt commen met houderen van vellen om water, met dadt daer vele betere es dan tanderen plaetsen. Men toocht daer al te vele ouder graven ende sepultueren, diemen daer naemt Sepulcrij Macabiorum. Woonde oec ter voornoemder plecken Matatias ende zijne kinderen, te wetene Judas, Simeon, Johannes ende Eleasaer, de welke verlosten tvolc van Israel uuten handen vanden heydenen coninghen, als Antiocus, Gorgias ende Nicanor, zomen dat al claerder bevint inden bijbel ten boucke der Macabeen.Ga naar eind182 Ter voorseyder plecke zo ghebuerdet oec dat Matatias eenen jode doot stac, die bijden bevele vanden coninc Antiocus wilde gaen anbeden den afgod, jeghens der jootscher wet, die de voorseyde coninc (77v) bevolen hadde an te biddene den volcke van Israel, daer uute dat groote oorloghen spruutten, dwelke men al int langhe breeder vindt ten voornoemden boucke. Item alle dese voorseyde plecken latende ter eender ende ter ander zijden, voort rijdende den rechten wech eene goede recke, zo wart hemlieden ghetoocht ter luchter hand des weechs, tusschen eenen cleenen ghebeerchte, de plecke daer in ouden tijden eene stede plocht te stane die nu al te nieuten es, genaemt Masseda; buuten deser steden oostwaert in eene valeye tusschen daer ende Gabaa,Ga naar eind183 ghebuerdet dat Josuwe volchde vechtender handt metten kinderen van Ysrael den vijf heydenschen coninghen, die commen waren omme te winnene ende bedeervene de vier steden die oetmoet ghesocht hadden an Josuwe zo voorseyt es, van welken vijf coninghen deerste ghenaemt was Adonibesech, de welke hadde in voorleden tijden tseventich coninghen de handen en voeten af doen hauwen, ende hemlieden de crumen up doen lecken vanden broede onder zijn tafel ghevallen in versmaetheden, den welken doe Josuwe verwan, ter vlucht stelde, ende verslouch meest al tvolc. Ter zelver tijt, huere ende ten zelven strijde ghebuerdet dat de almoghende God de sonne stille dede staen jeghens den loop van natueren ter beden van Josuwe, want anders en hadde hij gheenen tijt bij daghe ghenouch gheadt omme tvolc te verslane. De voornoemde vijf coninghen en worden ter plecken niet versleghen, maer vloon ende liepen duucken de viere in eene speluncke niet verre van Masseda voorseyt, daerse Josuwe achtervolchde ende deedse alle viere hanghen ende verworghen; naerderhand dede hijse weder werpen inde (78r) speluncke daer hijse te vooren uutghenomen hadde; dese zelve speluncke staet als noch gheheel int ghebeerchte, maer tschijnt ofter van ouden tijden eenen muer vooren ghemetst hadde gheweest; ten zelven tijden zo wan Josuwe de stede van Masseda, destrueerdese ende deedse al te nieuten, zo dat zoe noynt zint weder bewoont en wart, zomen van al desen breeder bescheet vindt int bouc van Josuwe int tiende capitel.

eind177
Een onzeker te bepalen plaats. Volgens Hieronymus, Ep. ad Eustochium (P.L. 22, 883) lag het in de buurt van Lydda. Het zou dan kunnen corresponderen met Beit-Nuba óf met Annabek, zuidoostelijk van Lydda (Dict. de la bible, s.v. Nobe 3). Deze tweede mogelijkheid heeft Zeebout kennelijk op het oog gehad.
eind178
Bedoeld is het Castellum Arnaldi. Cf. Willem van Tyrus, XIV, 8; aan die passage heeft Zeebout zijn mededelingen onmiskenbaar ontleend.
eind179
Waarschijnlijk een verkeerde observatie van Van Ghistele. Vgl. Von Breydenbach, 39v: ‘Jtem de Rama per viam procedendo ad aliam quandam venitur civitatem ad duo miliaria, que et Lidia dicitur, ubi usque in hodiernum diem ecclesia quedam est in honore sancti Georgij martiris dedicata (...)’. Ook nu nog staan náást elkaar een moskee en de Grieks-orthodoxe kerk van Sint Joris (Vilnay, 216-217).
eind180
Beit-Shemesh, 20 km ten westen van Jerusalem.
eind181
Onjuist: Modin (Modi'in) lag ten noordwesten van Kiryat-Yearim.
eind182
I Macc. 2:1-5 en II Macc. 8-9.
eind183
Masseda: met enige waarschijnlijkheid te identificeren met El-Mughar (Dict. de la bible, s.v. Macéda). Gabaa: Gabaon.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië