Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

(II, 15)

[V]oort rijdende, altoes nakende der helegher stede van Jherusalem, zo comt men an eene plaetse, gheheeten Emaus,Ga naar eind184 de welke men oec pleecht te heetene Nicopolis, ligghende ande rechte handt vanden weghe zo zij doen reden, daer in voorleden tijden een casteel plach te stane,Ga naar eind185 ter welker plecken ghebuerde dat Ons Behouder Jhesus up den dach dat Hij verresen was vander doot naer der noenen, Hem liet bekennen van tween van zijnen discipulen, danof devangelie den eenen noumt Cleophas, die naermaels daer ghemartiriseert wart ende begraven; daer vooren an staet eene schoone fonteyne, diemen seit dat zeere medecinael es jeghens alle coude siecten; daer onttrent staen oec vele olijfboomen. Item niet verre van Emaus, ter rechter hand henen jeghens over Jherusalem, sietmen eenen beerch, den welken men daer noumt Mons Joye, ende (78v) dat omme dieswille datmen van daer eerst wel sien mach de heleghe stede van Jherusalem, up welken beerch begraven leit de heleghe prophete Jerimias, maer dats up eenen anderen wech. Recht tusschen den voorseyden beerch ende Emaus plach een cleen stedekin te stane, nu al te nieuten zijnde, gheheeten ArimatiaGa naar eind186 - plocht ooc te heetene Ramata Soffin of Ceramatia - van welker plecken Joseph van Aramatien heere was, ende plocht daer te woonene, die Onsen Heere halp vanden cruusse doen ende leiden in zijn selfs graf, dat hij om hem hadde doen maken. Toot deser plecken zo quam Jadus, die doe bisscop ende prince was binnen Jherusalem, ende oec al tvolc van Jherusalem in scoonder processien ende ordonnancien in teeckene van obediencien, bijden wille Gods, jeghens den coninc Allexander die alle dlant toot daer gheconquesteert hadde. Also saen als de coninc Allexander den voorseyden Jadus ansien hadde, ghecleet zijnde met zulken ornamenten als hij an hadde, zo beette hij van zijnen paerde ende anbat den zelven Jadus, zegghende: ‘Dus was de onsteerffelicke God ghecleedt als Hij mij anriep ende seyde dat ic zoude heere werden van alder weerelt. Dies eist recht dat ic daer omme dijncke.’ Sprac tooten zelven Jadus ende den volcke: ‘Hulieden en zal niet messchien, maer wat ghij an mij begheert zal gheboren’ ende sat up ende schiet van daer zonder de stede yet te mesdoene, zomen daer af breeder bescheet vindt inde Historie van Allexander de Quinte Curssius Ruffe ende in vele meer andere boucken [e]nde principalic int bouc [v]an Nicolaus de Liera [s]uper Danielem int [v]iie cappittele.Ga naar eind187 Ter voornoemder plaetsen was woonachtich een man, ghenaemt (79r) Helcana, de welke hadde twee huusvrauwen, deene was ghenaemt Anna ende dander hiet Fenona, de welke Fenona hadde vele kinderen ende Anna en hadde negheene, maer mids der offerande die Anna Gode dede ende der bede van Hely den priester, zo wart zij bevrucht ende drouch den heleghen prophete Samuel, die ter zelver plecken gheboren wart ende oec begraven, zo daer af breeder ghescreven staet int beghinsel vanden eersten boucke der Coninghen. Noch voort rijdende altoes den zelven wech eene goede recke, comt men in eene cleene valleye, daer inden winter een cleen waterkin duer loopt; te dier plecken zo rijtmen over eene steenen brugghe, welke plecke daer ghenaemt es Therebinthin. Te deser plecken ghebuerdet dat David, noch de scapen wachtende, verwan ende doodde Goliam den ruese met vijf steenkins die hij nam uuten beecxkin ende waterkin voorseyt, alzo dat ghetuucht

[pagina 81]
[p. 81]

staet inden eersten bouc der Coninghen int xviie capittele, ende mids dier victorien zo spruutte den eersten nijt die de coninc Saul te David waert drouch.Ga naar eind188 Alsmen wat weechs ghereden heeft over de brugghe, zo comt men ter stont ter plaetsen, van daer men bescheedelic siet de heleghe stede van Jherusalem, want men esser up ende zeer bij van diere zijden eer mense ziet. Item tusschen Rama ende Jherusalem moghen zijn onttrent dertich cleen milen van dien lande; den halven wech oft daer onttrent es ghenouch gracelic ende vruchtbaer, maer vanden halven weghe voort toot Jherusalem eist zeere moeytelic, onghenouchelic ende aerbeytelic, al beerch en dal ende boschachtich, te verwonderen hoe de cleen eselkins (79v) zo zwaer gheladen over den wech connen gheraken. Dit al overleden, zo quamen zij voor de heleghe stede van Jherusalem up een groot plain ende plaetse, daer een groot, schoon huus, viercandt, van mueren zeer steerc ende hooghe, staet dwelc es eene heerberghe der heydenen datmen in dien landen noumt een chaen.Ga naar eind189 Daer moesten zij alle tsamen verbeiden zonder int stede te commene, want zonder consent en weten vanden heere vander stadt en machmen int stede niet. Ende daer wat tijts verbeidt hebbende, zo quamen de officiers vanden voorseyden heere, metgaders den ghedeputeerden vanden heere van Damasco, die toe ghenaemt was Naydon,Ga naar eind190 de welke heere heeft al trecht ende tghuent dies te Jherusalem in comt van kerstenen van Pallem Sondaghe smorghens toot Paesdaghe snavonts, ende namen hemlieden alle in ghescrifte bij namen ende toenamen, ende daer moesten zij elc betalen haer tribuyt eer zij int stede commen mochten.Ga naar eind191 Hier mede en hebben de pilgerims gheen moeyte die metten galleyen commen, want die maken meest al hare compacten metten patroonen eer zij van Venegen scheeden. Item binnen dat de voorseyde voyagiers dus toufden voor de stede, zo was de mare int cloostere vanden grauwen broeders te Montesyon, datter kerstenen voor de stede waren, bijden welken de gardiaen ter stont sant zijnen trusseman, eenen kerstenen van dien lande, ghenaemt Gaselle, ende den dispensier vanden cloostere omme de zelve kerstenen te helpen beweghen, welke dispensier, ghenaemt broeder Hans, gheboren uut Prussen vander stad van Danswijc, was een edel man rudder zijnde; de zelve als leec broeder wesende was bewaerder van alle den aelmoessenen van ghelde ende andere saken diemen (80r) gaf den voornoemden cloostere, ende beweechde de voorseyde duer de stede van Jherusalem ende zo voort toot den cloostere vanden observanten up den beerch van Syon.

eind184
Het hier genoemde Emmaus (5 v. Chr. verwoest; 223 als Nikopolis herbouwd; thans het dorp Imwâs of Amwâs) lag halverwege tussen Ramla en Jerusalem. Even later, als Emmaus ten tweeden male genoemd wordt, is er sprake van Emmaus bij Qubeiba, dichtbij Nebi/Nabi Samwîl (Mont Joye) op 10 km ten noordwesten van Jerusalem (Vilnay, 212).
eind185
Willem van Tyrus, VII, 24.
eind186
Bedoeld is Rama of Ramallah in Judea, even ten noorden van Jerusalem. In I Kon. 1:1 wordt dit Judeïsche Rama genoemd: Ramathaimsophin.
eind187
Zeebout blijkt zich vooor de navertelling van deze geschiedenis niet alleen ‘principalic’, maar zelfs uitsluitend gebaseerd te hebben op de glosse van Nicolaus van Lyra op Daniël 7:6. Niet op Quintus Curtius Rufus, De rebus gestis Alexandri magni, aangezien het verhaal in diens eerste boek had gestaan. Dit boekdeel was echter geheel verloren gegaan en was enkel nog bekend in samenvattende parafrasen van o.m. Diodorus Siculus en Justinus.
eind188
Om vrome pelgrims niet teleur te stellen werden moeilijk bereikbare of gevaarlijke plaatsen, herinnerend aan de bijbel, gemakshalve dichter bij Jerusalem geplaatst. Een karakteristiek voorbeeld hiervan was de Vallei van Elah waar David en Goliath gevochten hadden: deze vallei ligt ver weg in de bergen ten zuidwesten van Jerusalem, maar werd getoond vlak bij de heilige stad (Vilnay, 74).
eind189
Verversingsplaats, Caravansérail (Ar. khân).
eind190
De Egyptische sultan werd in Syrië vertegenwoordigd door de Nâ'ib al-sultana onder wie zes niyaba ressorteerden. Van deze zes stadsbevelhebbers was die van Damascus de belangrijkste (Enc. de l'Islam, s.v. Nâ'ib; cf. ook Röhricht, DPHL, n. 182).
eind191
Gewoonlijk 50 ducaten (Röhricht, DPHL, n. 221).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië