Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(III, 40)

[N]even desen zelven cloostre, ter zijden waert van Barbarien, zo leyt eene valeye haer streckende duer de wildernesse toot up de zee, door de welke men den cloosters groote schade plocht te doene bijden zee roovers die aldaer te schepe quamen, maer Onse Lieve Heere God, ter beden vanden vaders die daer voortijts ghewoont hebben, heeft dat beledt, want die valeye es nu al versant zo datter gheen water meer in en es; ende zegghen dat up eender tijt zo groot wint rees in die drivende sanden, dat de valeye, water ende arem vander zee al vervulde ende drooghe wart, al versmoorende ende bedervende datter up dien tijt in was. Maer nietjeghenstaende dat de broeders dit zegghen, zo schijnt ghenouch dat niet moghelic en es, dat eeneghen aerem vander zee daer zoude moghen ghecommen hebben, ghemerct dat zo verre van daer es, ende ooc zo vele berghen ende hooghe plecken van sanduynen inden weghe zijn, maer es wel waer dat daer omtrent een (222r) laec oft staende zee gheweest zoude hebben, ghenaemt Lacus Merijdus, zeere groot ende wijt,Ga naar eind208 daer vele wateren ende beken in versaemden, zo daer af Ptholomeus breeder spreect int vierde bouc van zijnder cosmographien.Ga naar eind209 Ooc zo seitmen daer dat tanderen tijden gheweest hebben in Egipten xv princen die al tsamen

[pagina 224]
[p. 224]

een pieramis deden maken up een vanden loopenden wateren, vallende int voorseyde laec, zo daer af breeder spreect Dyodorus Siclus in zijnen tweesten bouc,Ga naar eind210 ende es te presumeren dat tghoont dies de zelve religieusen zegghen dat de zee daer zoude ghecommen hebben, dat datte es tlaec daer vooren af gheseit es. Item in dese valeye wast nu ter tijt goet sout, dwelc groeyt uuter eerden hoghe omtrent eenen halven voet,Ga naar eind211 recht oft een strobbekin ware inder manieren van viercanten huusekins, binnen hol, also wel ghefautsonneert oft een scrinwercker ghesneden hadde, ende ghelijcken rechts den huusekins die de kinderen van stroo ende biesen maken, diemen up de landshuusen ande croonen pleecht thanghene.Ga naar eind212 Ooc omtrent den voorseyden cloostre wassen groote menichte van swarten steenen inder eerden, diemen daer noumt prentsteenen, binnen hol met cleenen steenkins, bij natueren daer in ghegroeyt, die zeer medecinael zijn den vrauwen die den aerbeit hebben, ende werden in dien landen zeere gheuseert.Ga naar eind213 Dit al ghevisenteert hebbende, orlof nemende ande voorseyde religieusen, quamen weder ten doorpe (222v) daer zij haer sceepkin vonden, den mammelucken scinckende eene goede courtoisie voor haer gheselscip. Dus weder te schepe zijnde, voeren den stroom uppe, voor bij lijdende over beede zijden vele schoone doorpen ende schoone, bewoonde plaetsen, vul van beesten, ende dat scoonste, vruchtbarichste lant van mersschen, acker lande, bomgaerden vul van allen fruyten boven allen anderen passerende, datmen ter weerelt zoude moghen vinden, ende zo wel eene dachvaert ghevaren hebbende, quamen te Boulaken ant rivaige, ende van daer te Alkaeyeren, daer scheedende vanden gheselle die met hemlieden commen was, hem ghevende eenen goeden drijnc pennijnc.

eind208
Lacus Mareotis ten zuiden van Alexandrië was vroeger vijf maal zo groot als het huidige restant ervan, Bahra Maryut.
eind209
Bedoeld is Geographia, IV, 8.
eind210
Onjuiste opgave van de bron (deze is: Diodorus I, 66, 1-6) en bovendien een volstrekt foutieve lezing ervan.
eind211
Wellicht een der soorten zoutkruiden (Chenopodiaceae) die vanuit Azië naar Europa en Noord-Afrika zijn gekomen; ze groeien op uitgedroogde voormalige zeeboezems (Warburg, I, 537 e.v.).
eind212
Een blijkbaar kort daarna uitgestorven volksgebruik; de boekuitgave zegt immers: ‘....plocht te hanghen’.
eind213
Bedoeld is de ethiet, waarover Thomas van Cantimpré, Liber de Natura Rerum, XIV, 28 opmerkt: ‘Hic lapis Punicei coloris est. Interius lapillum habet, ex quo sonorus est. Efficacissime pregnantes iuvat, ne faciant abortum vel ne laborent in partu’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië