Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(IV, 18) [De haddj der mohammedanen]

[M]ids dat hier gheroert es van Arabia Felix ende vander vermaerder steden van Lamecha, zo sal hier ooc vander zelver wat ghescreven worden, de welke onder de heydenen in zo grooter weerden ghehouden es, datter gheene kerstenen in commen en moghen up tlijf, noch insghelijcx te Zijddene, eene stede zo ghenaemt up de Roode Zee gheleghen, die twee dachvaerden van daer es ende vive van Altoer. Dus blijcket dat Altoer boven zeven dachvaerden van Lamecha niet en es, te wetene vive ter zee ende twee te lande, maer diere reisen zoude over lant, zouder wel moeten toe doen achtien dachvaerden. Ende omme te scrivene tghuent diesmen vander zelver stede van Lamecha vernemen can, zo salmen weten dadt es eene groote, rijcke stede zonder mueren, poorten oft vesten, zo oec meest alle de andere steden zijn inde voorseyde landen gheleghen, inde welke zomen seit de coninghinne van Saba plach te woonene, die quam versoucken den coninc Salemon omme wat te verhoorne van zijnder wijsheden, ghelijcmen daer af leest int derde bouc der Coninghen int tienste capittele. Dese stede plach te heetene in ouden tijden Saba, zoo (258v) de heydenen zegghen. Daer heeft tanderen tijden, zo eeneghe boucken mencioen maken,Ga naar eind93 in eene moskea - dats eenen tempel der heydenen -ghehanghen inde lucht zoot scheen eenen fiertel van ysere, ende datte bij crachte der seylsteenen diemen noumt ademanten, die boven int verwelf ghemetst waren, de welke van zulker natueren zijn dat zij yser ende stael an hem trecken. Inden welken de beenen ende reliken des valschs propheets Machomets langhen tijden laghen, maer in corten jaren voorleden zo hadder God verleent zo groot ongheweerte van dondere, blixeme, winden ende reghen, dat een groot deel vander stede ende ooc vanden tempel al verbrandt ende te nieuten ghedaen wart, zo datmer als nu lettel bescheets vindt vanden fiertel des voorseyts Machomets.Ga naar eind94 Daer omme alle de gheleerde van dien lande zeere beroert waren, want het buuten haerlieder begrijpe ghijnc. Item ooc zo commen daer alle jare carevanen - dat zijn groote gheselscepen - van diversschen landen, als van Barbarien, van Perssen, Turkien, van Egipten, van Surien ende van anderen landen daer onttrent, ende zijn groot ghemeenlic vijf oft zes dusent beesten, onder kemelen, mulen, ezels, paerden ende andere dieren. Item de souldaen zelve die sendt te Lamecha alle jare in-

[pagina 264]
[p. 264]

den tijt des pardoens een costelic gulden laken ende oec twee hondert ghelavien omme te convoyerne ende gheleedene de carevanen. Ende zo wanneer de pilgherems weder keeren, zo bringhen zij met hemlieden tcleet dat de souldaen djaer voorleden daer (259r) ghesonden heeft, up den scoonsten kemel diemen ghecrighen can. Als dat ghebuert, zo es t'Alkayeren wonderlicke groote feeste, want al tvolc comter jeghens met groten solaesse ende ghenouchten, alsoo tvoorseyde gheleedende toot int palaeys, daert den souldaen ghepresenteert werdt. Twelc hij ontfaet met grooter weerdicheden, dat deelende diversschen princen, als den Tuerck, den coninc van Perssen, den coninc van Aden, den coninc van Barbarien ende andere in manieren van grooten helichdomme. Ende tghemeene volc, den kemel ontladen zijnde, dat werdt ter stont up den zelven hauwende ende keervende, elc een stic grijpende, zo datmer in corter tijt niet meer af en vindt, dat hetende met grooter melodien ende daer toe noodende hare vrienden diere niet af en hebben, ende zulcdaneghe reysen ghebueren te Lamecha alle jare, want zij ghelooven zo wie dat Machomet [ni]et eens versocht en heeft binnen zijnen levene, dat die moet verdomt zijn. Ende zo wanneer dat de carevanen met den pilgherems in Lamecha commen, zo doen zij daer zo groote, costelicke, menichfuldeghe offeranden, dat onmoghelic ware van zegghene, maer al eer zij inden tempel gaen zo vindense daer vooren groote menichte van costelicken baden van witten marbersteenen, daer inne men gaet met breeden trappen, also diepe alst elken ghelieft. Inde welke zij hemlieden alle naect wasschen, also wel de vrauwen als de mans ende kinderen, zegghende (259v) dadt niet en zoude betamen onzuver te commene voor haren prophete, meenende ten lichame ghewasschen zijnde, daer mede zuver ter sielen te wesene. Item ghebuert ooc dicwilt als de carevanen metten pilgherems ter voorseyder steden commen, datter dan eeneghe zijn die uut grooter devocien hem zelven blent doen maken, mids der vieregher begheerten die zij hebben te ansiene den fiertel des propheets Machomets, want niement, wie hij es, naer dat hij den zelven fiertel ghesien heeft, en mach daer thenden meer eeneghe weerlicke saken anschauwen, zegghende dat den ooghen des meinsschen zulke hemelsche saken ghesien hebbende, niet en zoude betamen eeneghe weerlicke dijnghen meer te siene. Dese blende zijn van grooter weerden ende estimacien ende zeere gheprevilegiert, zo vooren daer af gheseit es.Ga naar eind95

eind93
Von Breydenbach, 73v.
eind94
Vgl. de overeenkomstige passage in Tvoyage I, 4 en aant. I, 83.
eind95
Zie Tvoyage I, 4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië