Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(VII, 9)

[S]cheedende van Marant, wordtmen rijdende meest al planure, vul van doorpen ende behuusde plecken, onder weghe siende vele schoone groote cudden van alderande beesten, ende vele fruytboomen. Ende ghereden hebbende onttrent een (327r) half dachvaert, zo comt men an eene scraghe van wat ghebeerchs, niet zeer hooghe, daer een schoon groot chaen onder leyt, ghenaemt Souffia,Ga naar eind44 een half dachvaert van Tauris, ter welcker plecken de carevanen deen den anderen pleghen te verbeidene, nederwaert reysende, omme met grooten gheselscepe duer te treckene, ghemerct dat met cleenen gheselscepe daer int land vele quader reisen es, dan in Surien ende elder vooren gheroert, want ghelijc inde landen van Perssen de ghemeen lieden beter, vriendelicker ende meinsschelicker zijn dan tvolc van anderen nacien daer omtrent, also zijn ooc bij contrarien de bouven, roovers ende quaetdoenders vele felder ende quader dan in andere landen. Item omme voort te reisene van deser voorseyder plaetse naer Tauris zo rijdtmen wel over den beerch om den naesten wech, maer de gheladene beesten werden meest ghedreven al den beerch omme, mids dat dien niet zo aerbeitelic en es, ende die te paerde oft te mulen zijn ongheladen, rijden alle meest over den beerch, also de voorseyde daden. Ende zijnde up dupperste van dien beerghe, omme keerende ter luchter hand, zo sietmen bescheedelic de groote beerghen van Gorjanien ende Armenien. Onder dandere sietmer twee deen bijden anderen staende, daer af den eenen vele hoogher es, de welke zo uutnemende hooghe ende steil zijn alsomen daer seit, dat niet moghelic en ware datter eenich meinssche up gheraken zoude. Van welcken beerghen men ooc daer seit ende voor eene opinie houdt, dat up den hoochsten, ghenaemt bij (327v) eeneghen den beerch van Arach, de arke van Noe bleef staende doe twater van der diluvien verviel ende begonste te minderne, ghelijcmen daer af leest int bouc van Genesis int zevende capitele.Ga naar eind45 Eeneghe willen zegghen dat de zelve arke noch ter tijt up desen zelven beerch staet ende in wesene zijn zoude. Ende dat als Noe eerst uuter arken commen zijnde, anden voet vanden beerghe eene schoone stede maecte, eer hij van daer vertrac, ghenaemt Laudumie, zo daer af ghescreven staet inden Spieghel Historiael inden xxxien bouc int vii ende ixe capitelen.Ga naar eind46 Daer voor bij plocht te loopene eene redelicke riviere, ghenaemt Archosij.Ga naar eind47 In dese voorseyde stad was voortijts een devoot persoon, die langhen tijt pooghde ende aerbeidtte uut grooter devocien om up den voornoemden hooghen

[pagina 335]
[p. 335]

beerch te gherakene, maer altijts, snachts gheslapen hebbende, hoe zeere hij sdaeghs te vooren gheaerbeidt hadde, vant hem wedere anden voet vanden zelven beerghe, waer af hij hem uutnemende zeere bedroufde; hendelic Onse Lieve Heere God zijne devocie ende aerbeit ansiende, sant eenen inghele toot hem, zegghende: ‘Weest te vreden, ghij zult eens up den beerch gheraken, maer en poochter dan niet meer naer, want ten zoude hu niet ghebueren’. Dese persoon was zeere verblijdt ende gheraecte up den voorseyden beerch, bijder hulpen Gods, ende bracht met hem een bert vander aerke, twelc hij gaf in een cloostre stae[nd]e inde voorseyde stede, daert eenen langhen tijt wel bewaert wart toot dat de stede vanden Tarteren bedorven (328r) wart, zomen ooc daer af leest ten voornoemden Spieghel Historiael ten zelven boucke ende capitelen. Item men seit daer ooc dat bij dien zelven beerghe noch eene andere machteghe stede plocht te stane, Ham ghenaemt, toebehoorende den coninc van Armenien, inde welke stonden wel dusentich kerstender keercken ende hondert dusent woonsteden, maer es bij ouden tijden vanden zelven Tarters ooc al ghedestrueert ende te nieuten ghedaen, zo hier af inghelijcken ghescreven staet ten zelven boucke ende capitelen.Ga naar eind48 Onder de zelve berghen es als noch eene schoone stede, Nacsuwan ghenaemt, daer omtrent noch sommeghe cloosters zijn vanden kerstenen gheloove, zonderlinghe vander oordene van Sente Dominicus, ende daer neffens passeert eene schoone riviere, ghenoumt Arras, de welcke ooc voor bij comt gheloopen eender vermaerder stede in Gorjianien, gheheeten Semache, maer hendelinghe zo valt zoe inde Zee van BacquouGa naar eind49 diemen noumt de Zee van Hircanen, van Caspien, oft van Tartarien, de welke ooc ronts omme int land gheloken leyt, zonder yewers der grooter zee te ghenakene, ende mach wel hebben in haren ommevanc vijftien hondert milen. Inde zelve zee ghebueren lettel stormen ende fortunen alsoot in andere wateren doen,Ga naar eind50 ende men useerter scepen alleens van fautsoene zoomen doet inde Zee van India.Ga naar eind51 Omtrent een mijle van Nacsuwan leyt een groot ghebeerchte, uuten welcken datmen zout haudtGa naar eind52 ghelijc datmen steenen doet uuten steenrootsen, twelke ghevoert werdt (328v) al die landen duere met grooten sticken, oft wit albastersteen ware, up kemels, mulen, ossen, ezels, paerden ende andere dieren, dat den coninc een onsprekelic goed weert es. Item angaende den lande van Jorgianien, zo salmen weten dadt voortijts een groot kersten conincrijc gheweest heeft, ghelijc dlant van Armenien, maer nu ter tijt zo zijn die landen al bedorven, ende tvolc datter noch in es woont onder tribuut vanden heydenschen heeren, principalic onder den coninc van Perssen, uutghedaen eeneghe cleene provincien in steercke maertsen gheleghen, daer hem de coninc van Jorgianien onthoudt met fortsen van wapenen ten besten dat hij can. In dit voorseyde land plocht alte schoon eene stede te stane, ghenaemt Triphelis,Ga naar eind53 ende ooc wel achtien bisscop stoelen, hebbende eenen paus up hem zelven dien zij hieten catolicus, ende heeft in voorleden tijden eene groote machteghe sake gheweest, maer es bij naer al commen teenen hende zo vooren gheseit es.

eind44
Sûfiân, ong. 40 km voorbij Marand.
eind45
Ontleend aan Odoricus, cap. 2, of aan Jan van Hildesheim, cap. 41.
eind46
Niet bij Vincentius, Spec. Hist., XXXI, 7 en 9, maar in XXX, 97 komt het verhaal over Laudumie, de vrome monnik en Ham ter sprake. Laudumie is misschien identiek met Ani, 50 km ten oosten van Kars (cf. Cramer, aant. 128, 26 vv. en 129, 2).
eind47
De Aras of Araks, die onder zijn huidige naam even verder in dit capittel opnieuw ter sprake komt; het is de oude Araxes. ‘Archosy’ is vermoedelijk corrupt voor Arathosus, welke naam men leest bij Vincentius, Spec. Hist., XXX, 97.
eind48
De voormalige Armeense hoofdstad Ani werd in 1319 door een aardbeving verwoest, niét door toedoen van de Tartaren. De bijzonderheden die Zeebout over deze stad geeft, zijn weer rechtstreeks ontleend aan Vincentius, Spec. Hist., XXX, 97.
eind49
Nacsuwan: Nakhichevan, nu een grensplaats in de republiek Armenië. Semache: Cumaçay in Oost-Turkije. Zee van Bacquou: deze naam voor de Kaspische Zee (naar de stad Baku op de westoever) heeft Zeebout kunnen aantreffen bij Odoricus, cap. 3.
eind50
Zeebout heeft hier zijn berichtgever, Pierre d'Ailly, I, 54, verkeerd begrepen. Deze beweerde juist het tegendeel.
eind51
Zie Tvoyage IV, 3.
eind52
Ook Odoricus, cap. 3, en - in navolging van hem - Jan van Mandeville, kol. 129, vermelden deze zoutberg.
eind53
Tiflis (Tbilisi).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië