Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tvoyage van Mher Joos van Ghistele (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele
Afbeelding van Tvoyage van Mher Joos van GhisteleToon afbeelding van titelpagina van Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.98 MB)

ebook (5.21 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Editeur

Renaat J.G.A.A. Gaspar



Genre

proza
non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/reportage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tvoyage van Mher Joos van Ghistele

(1998)–Ambrosius Zeebout–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

(VIII, 29)

[I]nden tijden dat de galleyen daer waren, zo was de conijnc inde stede, ghenaemt Ottonninus,Ga naar eind225 van redelicker oudden, bruun van coluere, zeere wel ghebaerdt ende van redelicker staturen, groot van manieren, ghenouch lieflic int ansien, zee-

[pagina 406]
[p. 406]

re wijs luttel spreeckende, alle zijne landen duere redelicke justicie houdende, ende wel observerende de wet van Machomet, bijden welken hij voor zeere helich ende weert ghehouden es onder alle heydenen. Ende es bij gheboorten ende niet bij electien; zijn moedere was kersten, van Valensen le Grande,Ga naar eind226 ende wart in hare joncheit vanden Barbarinen of Affricanen ghevanghen, ende zo bracht inde stede van Tounis. De welcke omme hare scoonheyt ende wel gheraecthede ghecocht wart vanden tavassinnen vanden conijnc (406r) - dat zijn ghevuerde mannen daer toe gheordonneert - ende ghelevert int palays ende conclave daer alle de vrauwen te samen in zijn, van diesser wel in wesen mach vijf oft zes hondert, naer de manniere ende usancie van dien lande, alle bewaert vanden voorseyden ghevuerden tavassinnenGa naar eind227 ende van zommeghe kerstene vrauwen van Rabat, toot welcken niement die leeft, wie hij zij, gaen en mach, dan diere toe gheordonneert zijn, ende alleene de coninc. Nemmermeer en rijdt hij uuter steden in eeneghe voyagen, hem en volghen altoos hondert of twee hondert van zijnen vrauwen, alle rijdende voor taensichte ghedect, bewaert vanden voornoemden tavassinnen naer de costume vanden lande. Item dese voorseyde vrauwe dus ghecocht zijnde ende wesende int conclave bijden anderen, wart ter stont bijden coninc zo begracijt, dat hijse boven allen anderen beminde. Bijder welcker hij creech eenen zone die doudste was van al zijnen kinderen, de welcke naer de doot van zinen vadere conijnc wart, ende was de zelve die regneerde inden tijden als de voorseyde daer waeren, Ottonninus ghenaemt zo vooren gheseit es. Item als de conijnc yewers reyst, zo voert men altoos voor hem eene glavie al rechte, zomen hier inden landen voor de princen doet een zweert. Ende es te wetene dat als hij uut zijnen palayse trect, zo rijdt hij door eene poorte die eeuwelic ghesloten staet, anders dan als hijre uut reyst, met zo grooten (406v) state ende triumphen dat wonder es. Zijn oudste zone, de welcke ghenaemt was in dien tijt Meeleeyel Musac,Ga naar eind228 ende alle zijne andere zonen met haerlieder staten ende garden rijden voor hem met den volcke van wapenen die de fortressen bewaren, ligghende ter plaetsen daer Carthago plach te stane, elc met haeren capitainen up hem zelven in schoonder ordonnancien, ende daer naer zo volght de conijnc, meest altoos ghecleedt met langhen cleederen, onder van zeer fijnen witten lijnwade, ende daer boven tfautson van eender cappen van rooden scaerlaken, ghenouch ghelijckende den cousulen daermen messe mede doet. Maer heeft eene cappe daer an om up thooft te stellen zo de observanten ende minnebroeders doen, twelcke zeere statelic ende wel voughende es. Achter hem commen zijne corssieren, jennetten, gambellen courant, zijne ghevuerde meerien ende andere hincxten in grooten ghetale, elc naer zijne ordonnancie, zeere costelic verhousseert ende ghewracht van Morijsken weercke, dat alte schoone om sien es. Ende rontomme den conijnc rijden de voorseyde kerstenen van Rabat in schoonder ordonnancien, up de welcke de conijnc ende alle zijne voorsaten van meneghen jaeren te vooren groot betrauwen ghehadt hebben, die gheprivilegiert zijn omme hare ghetrauwichede, dat zij altoos bewaren den lichame vanden conijnc (407r) te velde zijnde. Naer de voorseyde kerstenen zo rijden alle de groote heeren elc naer zijnen staet, dan volght eerst de groote macht vanden volcke te peerde ende te voet, elc met zijnen capitainen onder haerlieder bannieren ende standaerden, wel toot vijftich of tsestich duust mannen toe, maeckende zulc ghe-

[pagina 407]
[p. 407]

ruchte van bussen tschietene, trompetten, tslane tamboeren, scalmeyen, van crijsschene ende roupene, dat de lucht schijnt schuerende, ende es alte pompeuse eene sake omme ansien. Item alle de capitainen zijn daer ghenaemt alcaytij, zo zij bijden souldaen zijn ghenoumt ammyralen ende bijden Torck flambolen.Ga naar eind229 Heeft ooc de zelve conijnc diverssche heeren ende officieren, daer bij zijne ghemeene saken gheexpedijert werden, waer af eeneghe ghenaemt zijn elmonisets, andere rabaas, ende eeneghe sahabele mueateses,Ga naar eind230 maer alle saken van grooter importancien die worden gheexpediert bijden voornoemden conijnc, want hij alle weken ten minsten tweewaerf openbare audiencie gheeft. Ende als van zijnen incommenden renten zo en es niet te scriven, want het hier onghelovelic ware om hooren. Al en hadde hij niet meer dan van allen den boteghen diemen in zijne landen verhuert - dat zijn plaetsen daermen alle saken vercoopt - de vellen ende de tonghen van allen den dieren die daer ghesleghen werden, ende alle de thiende penninghen vander (407v) coopmanscepen diemer verandert ende verwandelt, tzoude een ongheloovelic goet draghen, bijden welken men presumeert, dat hij alzo rijcke es van renten als eenich ander prince van over tzee. Dese voorseyde conijnc heeft alle de daghen vander weken gheordonneert zeke[re] excercien daer mede hij hem occupeert, welck[e] ordonnancie hij zo vaste houdt dat hij die om gheene saken ter weerelt breken of faelgieren en zoude. Te wetene eerst des sondaeghs ende des dicendaeghs voor der noenen zo zidt hij altoos in zijne trybunale magesteyt omme te anhoorne alle clachten, ghebreken ende zulcke saken daer toe dienende; des achternoens rijdt hij of gaet spacieren in diverssche ghenouchelike lochtinghen, prieelen ende hoven, binnen der steden ende daer an gheleghen. Des maendaeghs ende donderdaeghs zo occupeert hij hem met alderande ghenouchten, te wetene met vlieghen, jaghen ende zulcke ghelijcke saken. Des woonsdaeghs ende des saterdaeghs zo rijdt hij rontomme buuten der steden, visiterende alle de fortressen, steercke plaetsen, schoone gyemmen, keercken, oude sepultueren ende zulcke plecken ronts omme der zelver steden gheleghen. Des vrydaechs voor der noenen dan gaet of rijdt hij toot zijnder gyemmen ende keercken adoreren ende saluteren, zijne devocie doende naer de costume ende ordonnancie der wet van Machomet, ende des achternoens zijne devocie ghedaen zijnde, gaet hij sitten in zijn pretorium trybunael, eenen (408r) yeghelicken recht ende justicie doende naer de gheleghenthede vander saken, van dies voor hem ghehandelt ghezijn heeft; ende zo wee zijnen officieren bij wien eeneghe justicie verachtert gheweest heeft; ende dits ghenouch de occupacie des coonincx.Ga naar eind231

eind225
Abû 'Amr 'Uthmân, die van 1435 tot 1488 over Tunis en omstreken regeerde.
eind226
Bedoeld is het Aragonese Valencia.
eind227
Cf. aant. III, 47.
eind228
Mûlây el-Ma'sûd die kort voor de dood van zijn vader ook zelf stierf, en dus nooit geregeerd heeft (Heers, p. 126, n. 3).
eind229
Het 15e eeuwse Tunesië werd gekenmerkt door de toenemende macht van de ‘caïds’, vrijgelatenen die door het Hafsidische vorstenhuis benoemd werden tot generaal en gouverneur (Enc. de l'Islam, s.v. Tunisie). Zie voorts aant. I, 72.
eind230
‘Rabaas’ valt te herleiden tot Ar. Rabb (heer, slavenhouder); ‘elmonisets’: Adorno, cap. 37, heeft ‘el Manfet’ (el-Mamfed) hetgeen de functie van kanselier aanduidt; ‘sahabele muateses’: bij Adorno, cap. 37: ‘Saab el muateses’, d.i. Sâhib el-Muhtasib, de functionaris die toezicht hield op de maten en gewichten.
eind231
De laatste vijf zinnen van dit capittel zijn overduidelijk ontleend aan Adorno, cap. 26. Ook voor het overige deel van dit hoofdstuk is rechtstreekse ontlening niet onwaarschijnlijk.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Joost van Ghistele


plaatsen

  • Jeruzalem

  • Caïro

  • Tabriz

  • Hissarlik

  • Tunis


landen

  • Israël

  • Egypte

  • Cyprus

  • Syrië

  • Turkije

  • Iran

  • India

  • Griekenland

  • Italië

  • Tunesië