Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
D'eersuchtige wraak & Thiëstes en Anticlia [Alleen D'eersuchtige wraak] (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van D'eersuchtige wraak & Thiëstes en Anticlia [Alleen D'eersuchtige wraak]
Afbeelding van D'eersuchtige wraak & Thiëstes en Anticlia [Alleen D'eersuchtige wraak]Toon afbeelding van titelpagina van D'eersuchtige wraak & Thiëstes en Anticlia [Alleen D'eersuchtige wraak]

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Editeur

G. Slangen



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

D'eersuchtige wraak & Thiëstes en Anticlia [Alleen D'eersuchtige wraak]

(1988)–Pieter van Zeerijp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

'tweede Deel,

eerste uijtkomst.

Camilla, Lionide.
Cam
 
dien dach waar al mijn wensch, kon ik de twijfel bannen,
 
die sich in mijn gemoet soo strikt heeft in gespannen,
 
dan, laas! om Celia geloov'ik dat hij treurt.
Mendosa Don Jan.
Men
 
mijn heer, daar komtse aan, nu wakker 'tis u beurt,
 
versuijm geen tijt, uw last sal u in all's verschoonen.
Don Jan
 
helaas! wat sal ik doen?
[pagina 25]
[p. 25]
Men
 
wilt u stoutmoedich toonen.
Cam
 
Don Jan.
Don J
 
mevrou.
Cam
 
waar heen?
Don J
 
mijn last drijft mij tot uw,
 
om saaken.
Cam
290[regelnummer]
hier ben ik, wat's u begeeren? nu.
Don J
 
heel noodigh, van belang.
Cam
 
spreek, doch jk sal voort varen.
Don J
 
mevrou ik ben uw slaaf.
Cam
 
Don Jan, ik wilde gaaren
 
eens weeten of ge mint.
Don J
 
ik leev' soo sor[*e*+]<g>loos niet,
 
mevrou, en sonder Min.
Ga naar margenoot+
Cam
 
'tgeluk die vrouw Aan bied
 
haar milde Jonst.
Don J
 
'tgeluk, was noijt met mij eenaardich.
Cam
 
ik speur haar groot geluk door dien se uw ↑<wel>↑ is Waardich.
Don J
 
ik ↑<speur>↑ Mijn onluk, [- door dien] ↑<mits>↑ ik haar onwaardich ben. |
Cam
 
is't Celia?
Don J
 
O neen!
Cam
 
weet gij of ik haar ken?
Don J
 
gij kent [*± ...*] haar.
Cam
 
is sij schoon?
Don J
 
'sis uw gelijk.
Cam
 
uw's oordeels;
 
bemint se uw dan?
Don J
 
'k en weet.
Cam
300[regelnummer]
gij tracht na weijnich voordeels,
 
waarom ontdektge'tniet?
Don J
 
de vrees hout mij te rug,
 
een ander was voor mij, en stopte gang en brug,
 
ik heb mijn oog geweijt in 't swinksel van haar oogen,
 
maar, 'k heb mijn selfs gebrant, en swijgende bedroogen.
Cam
 
wert die van haar bemint?
Don J
 
helaas!
Cam
 
gij geeft geen blijk.
Don J
 
'k vrees Ja,
Cam
 
vergeetse dan.
[pagina 26]
[p. 26]
Don J
 
Ach! dat's onmoogelijk.
Cam
 
of [-*± ......*] ↑<is zij>↑ al gehuwt, doet mij toch eenich teeken?
Don J
 
haar troudach schiet vast aan.
Men
 
bloet, kenje nou niet spreeken.
Cam
 
gij twijfelt of se uw Mint, en g'hebt 't haar noijt gevraagt,
310[regelnummer]
is sij van sulk een stam, dat uw de vrees dus Jaagt?
Don J
 
's is mij in staat gelijk.
Cam
 
[-*waar voor heeft gij*] ↑<wat staat u dan>↑ te vreesen,
Don J
 
haar straf.
Cam
 
misschien een straff waar door ↑<gij>↑ waart geneesen.
 
maar sie ik haar somwijl.
Don J
 
mevrou, Ja, elken dach.
Cam
 
seg mij dan wie sij is, of waar ik haar laast sach,
 
of heb gesien.
Don J
 
ik sal mij op uw gunst betrouwen.
 
Ach! in uw spiegel selfs roemwaartst' [-*± ........*] ↑<van alle>↑ vrouwen. |
Cam
 
ik?
Ga naar margenoot+
Don J
 
Ja Mevrouw.
Cam
 
O goon! ben ik het dan geweest.
Don J
 
ik heb mijn doot veel Min, als uwen haat gevreest.
Lion
 
u kleur krijgt bloos op bloos.
Cam
 
mijn boesem schijnt te sluijten
320[regelnummer]
van blijschap, Lionide' ik kan mijn No*k* nauw uijtten.
Don J
 
Ach wat heb ik gedaan? haar gramschap is gewekt.
Cam
 
mijn bloet van 'teene litt door d'and're leeden trekt:
 
doch, eer ik verder spreek, sal ik mijn toornich veijnsen.
Don J
 
ik tobbel in een Zee van [-*± ...........*] ↑<veelderleij>↑ gepeijnsen.
Men
 
schep moet mijn heer, 't kan sijn dat dit u welvaart sij.
Don J
 
mendosa, 'tnootlot kant, en set sich teegen mij.
Lion
 
mevrouw u broeder komt.
Cam
 
dit wil wat vreemts bedieden,
 
hij schijnt verheugt van breijn.
hertoch Leonardo. 'teodoor. Lijfwachten.
her
 
ga heen, en wilt gebieden.
 
dat de Carossen, voorts van stonden aan gereet
330[regelnummer]
en vaardich moeten sijn, den Graav' Antonio meed',
 
tot heerelijk onthaal, dat hij mij komt versellen.
teo
 
mijn heer ik volg mijn pligt en sal het voorts bestellen. binnen
[pagina 27]
[p. 27]
her
 
mijn suster, welgemoet.
Cam
 
mijn heer, hoe dus verheugd;
 
en haastich?
her
 
suster, ik verkondich blije vreugd;
 
en wensch u ook geluk.
Cam
 
waar mee? boet mijn verlangen.
her
 
siet [-hier] ↑<daar>↑ , ik heb een brief soo da*d*elijk ontfangen.
Cam
 
[-*± ........] ↑<van waar?>↑ en wat's den sin? O God! hoe klopt mijn hert |
 
van vrees.
her
 
Arnestes den Marquis, u bruijgom, wert
 
hier [-alle uur] ↑<soo terstont>↑ verwacht, hij is ontrent twee mijlen |
340[regelnummer]
van dese stat, men sal van stonden aan sich ijlen,
 
om hem, soo 't billijk is triomphelijk 'tontfaan.
 
dit is de vreugd' en 't luk, 't geen ik kom dienen Aan.
 
hoe suster, wat wil dit? staat dochter, wilt haar helpen.
Don J
 
*M/m*ijn heer, dit is van vreugd' die 'therte komt bestelpen.
Cam
 
eij mij!
her
 
hoe is't mevrou?
Cam
 
verschoon mij doch mijn heer,
 
dit onverwacht geluk [-mij schielijk storte] ↑<sloeg mij dus schielijk>↑ neer. |
Ga naar margenoot+
her
 
het is [-*mij lief......sijt........................*]↑<mijn weeder lief, nu gij sijt>↑ bij uw selven. |
Cam
 
ik wensch [-*± ..*] dat [-*± .......*] ↑<d'aarde>↑ mij in [-*± ..*] ↑<ha*r/e*re>↑ schoot [*.*+]<w>ou delven. |
teodoor uijt.
 
den graave Antonio, [*a*+]<o>p 't vorstelijk bevel,
 
hout sich gereet.
her
350[regelnummer]
[-nu dan] ↑<ik ga [-*.*]>↑ mijn suster [-lief,] ↑<nu>↑ vaar wel.
Cam
 
den heemel hoed' u heer.
her
 
Don Jan
Don J
 
heer.
her
 
ondertusschen
 
voldoet uw pligt, om mijn verlangen wat te blusschen.
binnen.
Lion
 
mevrou, ik bid, grijp moet.
Cam
 
rampsaa[-*± ....*]↑<lige>↑ als ik ben,
 
't schijnt ik met duijsent doon nu niet volstaan en ken;
 
Ach ongelukkige! waar toe ben ik geschapen?
[pagina 28]
[p. 28]
Men
 
hoe is het, waakje heer? me dunkt je schijnt te slapen.
Don J
 
ik waak, ik slaap, ik swijg, 'k verdraag', ik treur, ik voel,
 
'k vergeet, ik raas, ik vlie, ik volg, ik brand, 'k verkoel,
 
ik min, ik leev, ik sterve, [maar] ↑<[-*± ..*]>↑ daar is in de kolken
360[regelnummer]
van stix, noch Acheron, bij d'onderaardsche volken,
 
geen gruwelijker pijn, als die mijn boesem snerpt:
 
bestormers van de throon des dondergods, kom werpt
 
uw rotsen op mij neer; Ach! was ik sonder oogen,
 
of sonder eedeldom, of minder van vermoogen
 
gebooren, 'k wensten sulx, het eerste, om niet aanschout
 
te hebben, haar gesigt, het ander, om soo stout
 
mij noijt te sien getoont om sulk een vrouw te Minnen;
 
ik [-*heb..........*] ↑<ben verdwaast>↑ geweest dat ik het dorst beginnen: |
 
de vrucht die 'k hier van erv' is eijndeloose klacht:
Cam
370[regelnummer]
wat sal ik doen? ik Min, en heb Meedoogen, sacht,
 
ik ben mijn selve niet; helaas! jk wil vertrekken
 
en kan niet; Ach! hoe dan? sal ik mijn Min ontdekken?
 
hoe soet Aanschouwt hij mij; eij mij! de lonkjes gaan
 
in mijn verliefde Ziel; wat wil ik Wederstaan.
 
Wech onverstandige eer, wech gij bevreesde vreese,
 
ondankbare stilte, wech, te hoog sijt gij verreesen.
 
neen lippen sluijt uw weer; hoe ben ik soo verdwaalt?
 
gij [-*± ....*] ↑<kunt>↑ noch moogt hem niet, waar *[*.*+]<t>*oe dient dan verhaalt |
 
de swakheijt uw's gemoets. 't is beter te verklaren,
380[regelnummer]
[-*.....dat het mijn Ziel sal g......lijkx*] ↑<(hoe wel 't mijn Ziele sal) op 't al'erhoogst>↑ beswaren) |
 
hoe leet dat het mij is, [-uijt] verstaan te hebben, sijn
 
versot'<te> en dwase Min. Don Jan, komt hier bij mijn.
Don J
 
mevrouw, soo 't uw gelieft.
Cam
 
gij sijt noch wel indachtich
 
Ga naar margenoot+hoe groot uw hoogmoet was, 't geen mij maakt twijffelachtich.
Don J
 
't is waar, ik weet nochtans dat gij ↑<selfs de>↑ oirsaak sijt,
 
Want mijn ellendicheijt u 't elkens dat verwijt.
Cam
 
't en kan niet sijn, of segt mij, wat ligtvaardicheeden
 
hebtg' in mijn kuijsche borst bespeurt, geef mij eens reeden?
 
wat voor gelegentheijt heb ik uw oijt [-g] betoont
390[regelnummer]
met d'oogen, waar door gij soo 't schijnt, u noch verschoont?
 
wat gunst van mij ontfaan? wat woorden, hoop, of teijken
[pagina 29]
[p. 29]
 
gaf ik u oijt? om soo stoutmoedich te bereijken
 
de tijtel van mijn eer, ontsach en Achtbaarheijt?
 
waar door ↑<gij>↑ mijnen haat op uw, een wech bereijt:
 
dan u verdwaalde Zin meugt gij [-*de*] ↑<vrij>↑ d'oirsaak heeten.
 
maar mij niet; 'k wil ook voorts uijt uw de waarom weeten.
Don
 
indien, O schoone Zon! uwe oogen, mij 't verstant,
 
Ziel, Zinnen, vrijheijt, vreugd' en slaap benemen, kan't
 
wel sijn goddin? of gij en sij, sijn beijde schuldich?
400[regelnummer]
ik hebse laas! gesien, doch draag dit [-kruijs] ↑<pak>↑ geduldich:
 
[-.maar, had een wreede leuw , mij, als een bloode haas
 
verslingert en verscheurt: of, was mijn bloet, het aas
 
eens tigerdiers geweest, en had alsins [-de] ↑<soo>↑ d'aarde
 
met druppelen bedekt, geen luk van groot'er waarde
 
had ik voorheén gewenst. Ach! jk beken, het is.]
 
mijn ongeluk geweest, en mijn bederffeniss',
 
'k beklaag mij over hun', maar uw *n*iet; laat mij doolen
 
dat bid' ik ↑<in>↑ mijn liefd, door bergen bosschen, hoolen,
 
nu ik verdragen moet uw beijder houwelijk:
410[regelnummer]
en denktge, dat uw<e> eer gedompelt leijt in slijk
 
om dat ik u bemin, kom, wilt uw eer herstellen,
 
daar is mijn swaart, eij! laat uw wraak, mijn Ziel versellen;
 
doorstoot dees' bange borst, terwijl ik voor u kniel.
Cam
 
wat boesem kan 'er sijn soo ijlich, of wat Ziel
 
van staal, wat vrouw soo hert als herde diamanten,
 
die hem aanhoorende, daar tegens soude kanten,
 
of niet medoogentlijk omhelsen sijne smert,
 
die toch Aan wedersijds Alleens geleden wert.
Don Jan.
Don
 
Mevrou.
Cam
 
helaas! de schaamte doet mijn kaaken
420[regelnummer]
als purper bloosen, Ach! hoe kan ik het versaaken.
 
ik dank u voor de liefd die gij te mijwaarts draagt,
 
dan doch ik swijg, daar mij het spreeken meest behaagt.
Ga naar margenoot+
Don
 
ik ben daar mee' vernoegt, al waart dat gij uw oogen
 
noijt weeder op mijn sloegt, ik sal die straf gedoogen.
Cam
 
dat ik u raden mocht, ik ried' u voor het lest;
 
tot lichting van uw pijn, is't dese liefde best,
 
dat gij mij niet bemint, maar stelt al uw gedachten
 
op een' [-*± ...............................*] ↑<wiens wedermin gij weder,
 
moogt >↑ verwachten, |
[pagina 30]
[p. 30]
 
aanschoutse met een lust, en met genegentheijt
430[regelnummer]
gij vint een regten Arts; soekt uw gelegentheijt
 
doch elders, gij sult mij al Minnende vergeeten.
 
[-helaas' ik soek mijn dood *./,*]
Don
 
dien raat is al vergeefs.
Men
 
wij dienen ook te weeten
 
in welk een staat, ons liefd mach tusschen beijde staan.
Lion
 
mint mij, ik min u weer.
Men
 
of anders?
Lion
 
soo loop aan
 
de galg, dat's kort en goet.
Men
 
dat dunktme geen goe raet=is:
 
de galg, dat's kort en goet, 'k seg dat het kort en quaat=is:
Cam
 
ga seg ik u noch eens, herstelt uw sin'lijkheén
 
op Anderen in 't hof, en laat mij toch met vreén.
 
helaas! ik soek mijn doot.
Don
 
is't moogelijk Mevrouwe?
440[regelnummer]
dat gij mijn Ziel in pijn geduurichlijk sult houwen?
 
eij! guntme dat ik sterv', jk heb het u verklaart,
 
al schiep den heemel soo veel beelden op der aard',
 
gelijk er peerlen sijn in diepe water kuijlen,
 
ik sal mijn oogen voor al d'anderen verschuijlen.
Cam
 
O Goon! ik galm van vreugd, Ach<!> mocht ik u mijn troost
 
omhelsen, voor de quel, die daar mijn sieltje loost.
 
behoudens uwe drift [wilt] ↑<[-*± ..*] doch>↑ [-*± .................*] ↑<een weijnich>↑ hellen, |
 
[-of dat *ik*] ↑<of ik u>↑ Celia mijn Nicht [-*± ..*] ↑<eens>↑ voor [-g*a*] ↑<ging>↑ stellen, |
 
dan dat is ook onnut, want sij een ander heeft,
450[regelnummer]
een tweede Ziel, die met haar Ziel een Zielich leeft.
Don
 
wien is't Mevrou, ik bid.
Cam
 
wat's u daar aan gelegen?
Don
 
geen liefd, niewsgiericheijt wil altoos jetwes pleegen.
Cam
 
[-*± ...............................*] ↑<in mij heerst >↑ [-*± .......*] ↑<achterdocht>↑ maar 'k sal' er in versien. |
 
mijn dunkt dat Celia mijn broeder Mint.
Don
 
indien
 
het seeker [-*weet*] ↑<gink>↑ 'twaar goet.
Cam
 
't is seeker, 'k heb het selfde
 
uijt eijgen mont, dat sij tot noch haer liefde delfde,
[pagina 31]
[p. 31]
 
Ga naar margenoot+is maar geweest, om hem [-*± ..*] ↑<wel>↑ 'tondersoeken, 'kweet,
 
er toornicheijt is haar op't alderhoogste leet.
Don
 
ik ben tot in mijn Ziel verblijt om 'shertoghs wegen,
460[regelnummer]
nu ↑<dat>↑ ik sulx [-*heb*] versta[-an], sijn hoogheijt was verlegen |
 
[-*den.........*] ↑<en qualijk>↑ onderricht, maar nu hoop ik dien dach
 
te sien, waar in mijn heer sich recht verblijden mach.
 
en nu wat mij belangt, ik sal mij voorts begeven
 
uijt u gesicht Mevrou, of ik moet stervende leven.
Cam
 
Ach! kan dat mooglijk sijn?
Don
 
O Ja mevrou! hoe? sal
 
ik in dees dagen sien uw vreugd' mijn ongeval:
 
Camilla, ik sal gaan, alwaar gij haast sult hooren
 
de tijding van mijn doot, die mij toch is beschooren,
 
want nu ik sonder loon sal dienen, wil ik niet
470[regelnummer]
gelijk als tantalus, [-door] aanschouwen met verdriet
 
het geen ik ben ontwaart, O neen! Arnest sal koomen,
 
tschijnt dat ik hem al sie, mijn geest heeft hem vernomen;
 
hij sal u Godlijk ligt Aanschouwen; u gelonk
 
sal hem door 'therte gaan, en stichten Minne vonk;
 
hij sal u tot sijn bruijt ↑<en>↑ egemaal ontfangen;
 
daar staat hij als geboeijt, soo dartel, als gevangen;
 
dan weder, sal hij u Omhelsen, dan weer mont
 
en kaken drukken; Ach! soo naakt uw huwlijxstont;
 
en ik sal door geluk, of ongeluk, Alleene
480[regelnummer]
getuijgen moeten sijn, dan doch van anders geene.
Cam
 
helaas!
Don
 
door dien dat ik florensen, daat'lijk sal
 
verlaten; dus Mevrou.
Cam
 
hij neemt sijn Affscheijt Al;
 
O hemel! wat heb ik nu voorder te verwachten:
 
helaas! meent gij 't Don Jan.
Don
 
wat sal ik doen? mijn klachten
 
sijn vrucht loos, 'k ben u quijt.
Cam
 
Ach! sijt gij't dan van sin?
Don
 
ik moet.
Cam
 
wech schaamte, want mijn drifften komen in.
 
waar toe is 't wachten goet, waar toe het swijgen mede?
 
ik bid u, Ach! mijn lief Don Jan, indien de beede
 
eens vrous, die u bemint, indien de [-smerten] ↑<quelling>↑ en
490[regelnummer]
de [-pijnen] ↑<[-quelling]>↑ ↓<smertte>↓ die 'k om u
 
[-*helasij!*] ↑<*erch*/*ach* droef*heijt*>↑ dragend' ben, |
[pagina 32]
[p. 32]
 
vermogen jets bij u, dat gij mij met uw woorden
 
jndien het mooglijk is mijn Ziele niet wilt moorden.
Ga naar margenoot+
Don
 
helaas! in wat ontijt, en qua gelegentheijt,
 
bespeur ik uwe liefd en uw genegentheijt.
Cam
 
mijn eer weerhield mijn [-liefd] ↓<min>↓ , en heeft hem in gehouwe. |
 
Ach! sultge blijven, lief.
Don
 
bedaar u, eij Mevrouwe,
 
en siet gij niet dat wij te saam verlooren gaan,
 
gij mint mij, ik u meed, uw troudach schiet vast aan,
 
daar 'ku in derven moet, wat sullen wij beginnen?
500[regelnummer]
Ach! 'tis te swaar mijn lief, te lijden en te Minnen;
 
is't niet veel beter, u niet meer 't Aanschouwen?
Cam
 
Ja.
Don J
 
Ach! dat wij scheijden, lief, vergunt me dat jk ga.
Cam
 
ach! 'tis te swaar een pak [-*± ...*] sal<i>'k u [-kunnen] ↑<moeten>↑ missen, |
 
[-*± ..........*] ↑<ik raak>↑ mijn sinnen [-*± .....*] ↑<quijt>↑, mijn rouw sij niet te slissen: |
 
komt soore tranen, komt uijt dees benaude borst,
 
beween mijn ongeluk, die 't vrouwen hertje torst.
Don
 
Mevrou, waarom bedekt gij 't helder van uw oogen?
 
bedaar, mijn lief, eij! laat mijn traanen d'uwe droogen.
Men
 
heij, is dat vrijers werk? Jou groote huijlebalk,
510[regelnummer]
of benje als de rest gemaakt van steen noch kalk?
Cam
 
[-*± .....................*] ↑<of wij malkanderen>↑ niet meer te spreeken quamen, |
 
laat ons dan voor het laast elkaar omhelsen 't samen;
 
ga dan; maar weet, het is [-mij] mij leed, gij siet ik werd
 
gedwongen, Ach! vaar wel, ik draag u in mijn hert.
Don
 
vaar wel mijn Ziel, de dood draag ik in d'affscheijt meede.
 
[-*geef mij u Neusdoek toch*] ↑<eij geef mij toch die doek.>↑
Cam
 
sijt gij daar mee' te vreeden?
 
wat heeft [-mijn Neusdoek in] ↑<dien doek toch in?>↑
Don
 
[-duijsend] ↑<ach veel>↑ verborgentheén,
 
u tranen, mijn verdriet, uw suchten, mijn geween.
Cam
 
hou daar, mijn lief, ik bid' wilt desen ring Aanvaarden,
520[regelnummer]
en denkt daar aan, om mij, al i[*.*+]<s>se kleen van Waarden.
Don
 
gij blijft in mijn gedacht niet minder.
Men
 
dat komt soet,
[pagina 33]
[p. 33]
 
ik hou't mee met de ring, en diamant, dat goet
 
als't fijn is kost groot gelt, hoe wel'er veel gebreeken
 
en schelmerij in schuijlt.
Don
 
ik kan u niet uijtspreecken
 
mijn engel, met wat smart, en hertseer jk vertrek.
Cam
 
[-.is d'uwer dan gelijk als mijn, mijn lief, soo wek
 
de schrikkelijke doot, Zij kom, en kort ons 't leeven..]
 
sal ik u niet weer'sien? sult gij mij soo begeven?
Don
 
sal u Arnestes niet genieten?
Ga naar margenoot+
Cam
 
ik bekent.
Don
 
Ach! wat een ongeval.
Cam
530[regelnummer]
O! droefheijt sonder end
daar wert geschoten.
Don
 
Mendosa wat wil dit?
Men
 
wat Mieje heer, dat schieten?
 
dat is soo veul geseijt, gij sult se niet genieten,
 
door dien [-*uw bruijgom*] ↑<Arnestes>↑ wert 'triomphelijk ontfaán |
 
met vreugde vieren.
Don
 
Ach! nu ist' met ons gedaan.
Cam
 
vaar wel, nu moet het *S*ijn, hout mij in u gedachten.
Don
 
vaar wel, 'k laat u mijn Ziel, mijn sinnen aan de nachten.
[slotornament]
margenoot+
(fol. 7v:)
margenoot+
(fol. 8r:)
margenoot+
(fol. 8v:)
margenoot+
(fol. 9r:)
margenoot+
(fol. 9v:)
margenoot+
(fol. 10r:)
margenoot+
(fol. 10v:)
margenoot+
(fol. 11r:)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken