Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gereede glimlach (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gereede glimlach
Afbeelding van De gereede glimlachToon afbeelding van titelpagina van De gereede glimlach

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.47 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gereede glimlach

(1930)–Elisabeth Zernike–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II

Dien nacht werd Geertrui wakker door een plotselingen huilkreet van Dickie. Hij sliep op haar kamer, en dikwijls, bij het zich ontkleeden in 't avonddonker - ze dorst geen kaars aansteken - voelde ze de onrust van zijn toch lichte ademhaling. Als ze moe was, prikkelde het haar, dat nooit zich alleen weten. Ze kon wel het venster opendoen, en stil den nacht inkijken - een groote maan, en een nauwelijks van sterren doorprikte lucht - maar ze stond gebonden. Haar vele kleine gedachten hielden vast aan de kinderen. Dan zuchtte ze even en kroop in bed; ze kon nu

[pagina 16]
[p. 16]

niet luisteren, en de lentenacht had nog zooveel geheimen.

Ze liep naar het kleine ledikantje. - Wat is er dan vent, wat is er?

- Uit, uit, opstaan, zei Dickie, en strekte zijn armpjes omhoog. Ze nam hem bij zich en wiegde zachtjes heen en weer. - Tut, tut, mijn Dickie moet niet huilen, lekker slaapje doen, is nog nacht.

- Isse bliksem - zei hij klagend, - en beesten in het bosch.

- Wat voor beesten dan? kleine konijntjes?

- Wolken - en bliksem.

Ze ging met hem naar het raam, schoof het tulen gordijntje open, dat door zijn blankheid leek mee te leven in den lentenacht. De kleine jongen hield op met huilen, en ze spraken niet. Voor hen lag het land, met zijn groen en kleine huisjes. Dichtbij waren de boomen duidelijk te onderscheiden, de grove, lichte bast van de dennen, de gladde beuk. En een vlier bloeide, vol, bleek-geel. De maan moest ergens aan den hemel staan, maar het drong nauwelijks tot Geertrui door dat ze haar niet zag. Zwaar en warm was het kind op haar armen.

- Zie je wel - zei ze zoetjes - is heelemaal geen bliksem.

- Nee.

- En geen beesten, en geen wolken.

[pagina 17]
[p. 17]

- Nee - Hij liet zijn hoofdje tegen haar hoofd rusten en ze voelde dat hij nu heel gedwee zou gaan slapen.

- Dickie weer in 't bedje? - Hij antwoordde niet. Voorzichtig dekte ze hem toe, liep zelf terug naar het raam. Maar het kwam haar plotseling wat aanstellerig voor: daar weer te staan turen. Ze wist het nu wel - de maan scheen, en dat ontroerde haar altijd. - Zeker.

- Ze wilde dan buiten zijn, op bloote voeten, en het wonder beleven. Zoolang ze nog huiverde door het koele gras, of door den schreeuw van een nachtvogel, zou het wonder nie komen. Maar eens - Ze trok het laken tot aan haar mond en voelde een groote loomheid door haar lichaam. Nu slapen.

Wat schoven er grillige lichtvlekken over het behang. Ze zag zich weer met Dickie bij het raam. Het kind was haar het liefst als het huilde, en zijn slaapwarm gezichtje tegen het hare lei. - En als ze hem suste door de rust van haar armen. Zou ze dan tòch nog zelf een kind verlangen - altijd nog? - en het maakte zoo moe. Altijd nog - zooals ze hier lag, een kind ontvangen, met heel haar lichaam. Was ze dan moe van verlangen en loom van wellust? Ze verroerde zich niet. Ergens had ze gelezen: één ding wedervaart de vrouwen dezer aarde - en die woorden hadden haar scherp gestoken. Het kwam haar toen zoo belachelijk voor, dat ze nog maagd was, zij,

[pagina 18]
[p. 18]

met haar bijna dertig jaren. Maar ze lachte schamper. Ze was geen maagd meer, door het roekelooze spel van haar gedachten; - ze wedervoer alles. Met een ruk gooide ze zich om. God, zoo'n voorjaar. En niet de wellust alleen; - ook de fijne, diepe teederheid voor het ongeboren kind, die de tranen drong naar haar bevend gesloten oogleden, en de wijde erbarming voor het schepseltje dat schreien zou van honger naar haar borst. Dat alles -

Ze wilde slapen. En plotseling dacht ze aan het hinnikend paard, dat zijn kop door het keukenraam had gestoken. Een edel beest, zwart, glanzend. En zijn berijder zat wel flink in het zaâl, maar meer toch als een paardenkoopman dan als een ridder. Zij verkoos den ridder. Hoe zei Portia het ook? ‘Hij vindt het een belangrijk toevoegsel aan zijn begaafdheden, dat hij zelf zijn paard kan beslaan; ik vrees inderdaad dat mevrouw zijn moeder valsch spel speelde met een hoefsmid’.

- Onno van der Pallen, - een rijkgeworden burgerjongen. Maar hij had een prettig gezicht - intelligent, en niet sluw of hard. - Haar gedachten vervaagden weer; - de kinderen - en morgen - Neen, morgen was er niets bijzonders, - dan scheen weer de zon. En glimlachend voegde ze er bij: dan staat tante Geertrui weer klaar, met rappe handen en een koel hoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken