Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gereede glimlach (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gereede glimlach
Afbeelding van De gereede glimlachToon afbeelding van titelpagina van De gereede glimlach

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.47 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gereede glimlach

(1930)–Elisabeth Zernike–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

III

Van der Pallen kwam sindsdien vaak hun huisje voorbij. Als de kinderen hem zagen, juichten ze. Ze mochten nu één voor één rijden, kleine endjes, stapvoets. Natuurlijk deed Hansje het het best. Haar ronde beentjes sloten knellend om het groote paardenlijf, en ze zat heel rechtop. Als Geertrui hen vanuit de veranda gadesloeg, vroeg ze zich af waarover ze het zoo druk hadden? Onno, aan de leidsels, praatte steeds en zijn oogen waren argeloos als die van de kinderen. Ze bood hem thee of koffie, al naar den tijd van den dag. - Wilt u er niet bij gaan zitten? - Hij leunde tegen een boom dichtbij. - Dank u - dank u, ik heb me al verlaat. - U hoeft de kinderen niet te hooren, als ze u roepen. Een verbod tot roepen zou niets helpen, vrees ik, maar - Ze deden beiden, alsof hij niet met opzet langs kwam.

Na een week zat hij met de kinderen op het verandatrapje.

- Ik naast je - vleide Rita, en kleine Dickie koos zijn schoot.

En daarna kwam hij plotseling op een avond, toen de kinderen sliepen. Hij was te voet. Ze zag hem in de verte aankomen en weer was er in zijn houding een eenvoud die haar trof. Ze stond boven, voor het gangraam, en dacht: zal ik hier blijven? dan vindt hij me niet;

[pagina 20]
[p. 20]

- maar wist meteen, dat ze hem tegemoet zou loopen. - In de veranda bleef ze staan, strak, onder den blik van zijn oogen. Eerst bij zijn groet vermande ze zich.

- U? - en zonder Richard?

- Ik rijd nooit in den avond; het is te opwekkend, het zou me dan wezen of de dag pas begon.

- Komt u binnen.

Ze aarzelden beiden bij 't zitten gaan.

- Ja - zei ze - dikwijls wil ik 's avonds doen alsof de dag begint, mijn dag, zonder de kinderen. Maar het lukt haast nooit. Ik ben te moe, of het was toch te aardig met hen, om niet nog eens te herdenken.

- Dus - misschien wilde u dat ik niet gekomen was.

- Ze glimlachte even. - We hebben nu gezamenlijke herinneringen aan den morgen. Wat was Hansje woest. En Rita heeft even gehuild, bij 't berkenboschje; - waarom was dat? -

- Hansje is uw lieveling.

- Ja? - of de uwe.

- De mijne ook. Heeft Rita gehuild? Ik herinner het me eigenlijk niet. Of denkt u aan gisteren, toen viel ze even, met haar hoofd onder Richard's buik; het was alleen de schrik.

- O.

Ze zwegen. Dan zei hij: - Wat is het een

[pagina 21]
[p. 21]

mooie avond, zoo stil, zomersch alhaast.

- Houdt u meer van den zomer? Ze vroeg dit losjesweg, maar voelde haar vraag verdiept door zijn antwoord.

- Ja - als je zelf in den zomer van je leven bent, dan is de lente - e - moeilijk, wreed bijna. - Hij keek haar niet aan, maar voegde er aarzelend bij: Ik weet niet of u dit begrijpt.

- Ja - zei ze - ik voel het ook zoo; - en er was een pijnlijke trek om haar mond. - Toch geniet ik wel veel van de lente - dit jaar bijvoorbeeld.

- U heeft ook de prille jeugd om u heen. -

Ze wilde zeggen, lachend: vindt u me zóó oud? maar hield die woorden in. Hij had de lente wreed genoemd, voor wie al in zijn zomer is. Hij was anders dan ze gedacht had - of juist niet? - dat eerlijke, open gezicht en die eenvoud. Maar het burgerlijke viel weg - Ze voelde zich nu plotseling heel gemeenzaam met hem, en tegelijkertijd was er een drang in haar, hem dit te zeggen. Ze stond op. - Wilt u thee? - u blijft toch nog - ik heb het gevoel of u een oud vriend bent.

- Ja, graag thee - een vriend, zoo. En wat hij nog prevelde, hoorde ze niet meer, daar ze de kamer was ingeloopen. - Zoo, een oud vriend, in den lentenacht.

 

*

[pagina 22]
[p. 22]

Hij kwam meermalen. Ze ging naar hem uitzien, zoodra de kinderen sliepen en vroeg zich af: Als hij niet komt, zal ik dan teleurgesteld zijn? - Ze wilde een eerlijkheid in haar denken en voelen als nooit tevoren. Dit is zijn invloed, dacht ze. En toch wist ze geen antwoord op haar vraag; - verlangde ze naar hem? - Ze verlangde naar zijn eenvoud, die hem sterk maakte, en die een weldoende rust gaf om hen heen, aan hun saamgevouwen handen, hun glimlachend opzien naar elkaar. Hij had geen sprankelenden geest, geen scherp vernuft. Zijn vlotte woorden zouden banaal hebben geklonken, zonder de dragende kracht van zijn echtheid. Er was niets, waarin ze die echtheid miste. En voortdurend, zonder het te willen, toetste ze zichzelf aan hem. Hij keek verwonderd, als ze te luid schertste, en eens stond hij van zijn stoel op, toen ze een al te weeken toon legde in een ernstig woord. Ze voelde het, en het stak haar even. Maar na de pijn brak er een mooie verwondering in haar open, om dit goede. Het werd haar zoo ongevraagd gegeven. - Ja, ze verlangde naar hem. Hij bracht haar geen bloemen en verzen, en de volle lente liet hij ongebruikt. Kwam hij niet in den avond, als de kleuren doofden om hen heen? - Maar ze dorsten niet buiten te zijn: ze ging, aan 't eind, maar schoorvoetend een paar passen met hem mee, en stond dan weer stil.

[pagina 23]
[p. 23]

- Nu - tot ziens.

- Tot morgen wellicht. De maan, de maan scheen weer en alle geuren van de lente waarden rond. Dan sloeg ze soms even haar handen voor haar gezicht, verward fluisterend: wat wil ik toch - wat - de lente, of niet de lente? - -

Hij bracht haar geen bloemen en verzen, zooals een jonge man zou hebben gedaan. Maar zelf dacht zij die dagen aan een gedicht van Dehmel, een gedicht vol wilde, stuwende voorjaarskracht:

‘Ich habe dich Gerte getauft, weil du so schlank bist, Und weil mich Gott mit dir züchtigen will. Und weil eine Sehnsucht in deinem Gang ist Wie in schmächtigen Pappeln im April.’

Ze zei het vele malen bij zich zelf, alle drie coupletten, en vergat ook den titel niet: An die Ersehnte. - En dan wilde ze niet aan Onno denken, aan zijn rust, en den langzamen glimlach van zijn gezicht. Zou hij Dehmel kennen, en dit? - Ich habe dich Gerte getauft - hoe nauw raakte het haar eigen naam. Waarom kwam hij iederen avond, als zij niet de Ersehnte was? - Maar ze staarde veel voor zich uit, haar hoofd in haar handen. Dit voorjaar maakte haar oud.

 

*


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken