Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gereede glimlach (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gereede glimlach
Afbeelding van De gereede glimlachToon afbeelding van titelpagina van De gereede glimlach

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (7.47 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gereede glimlach

(1930)–Elisabeth Zernike–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 24]
[p. 24]

IV

Agnes, de moeder van de kinderen, was onverwachts gekomen. Ze had hen ieder ingefluisterd, bij de eerste omhelzing: ik neem je weer mee, je ziet er nu zoo best uit, lieveling.

En Rita, Hansje en Dickie, ze wisten niet goed hoe ze nu kijken moesten. Ze voelden wel plotseling een heel eigen, zoete liefde voor hun moeder - maar teruggaan naar de stad? Afschuwelijk - en dan weer naar school - nou, dat was toch wel leuk. En ze zouden vreeselijk veel te vertellen hebben.

Later sprak Agnes er met Geertrui over, terwijl ze zich wat opknapte voor den eten. Ze trok de vingers van haar soepele glacéhandschoenen recht en speelde even met haar zilveren beursje. - Zeg, jij kijkt alsof je ongewone dingen ziet.

Geertrui lachte. - Natuurlijk, je bent altijd buitengewoon, Agnes. Je onverwachte komst - en dan heb je ook een nieuw kapsel. Maar je komst boeit me het meest.

- Dick zegt anders: een nieuw kapsel is synoniem met een nieuwe liefde.

- Och - liefde.

- Tut, tut. - Weet je waarom ik kom?

- Ik wil de kinderen terug hebben. Het is hier ideaal voor ze, natuurlijk - en dan jouw zorgen. Maar als ze nu gauw op school terug komen, kunnen ze nog mee met hun klas.

[pagina 25]
[p. 25]

- Wat zou dat?

- Hè? - Blijven zitten is toch zoo leuk niet - vreeselijk deprimeerend, vooral voor Rita.

- Ja, misschien wel. Wanneer - e - wou je ze meenemen?

- Als je me een enkelen dag hier kunt hebben - dan overmorgen.

- Zoo gauw. - Ze zag plotseling een eind aan de lente, voelde een verslapping: zomer. Niet meer hier zijn met de kinderen; reizen misschien, weg, ze wist niet waarheen. Er zou iets knappen, als een te sterk gespannen snaar - nu gauw al.

- Overmorgen - dan? Ze glimlachte even. - Gek, dat ik niet zoo dadelijk weet waarheen ik dan gaan zal, overmorgen.

De even te strakke ijle klank van die woorden ontging Agnes.

- Och, ik denk dat de vrijheid je weer best zal bekomen. Kinderen zijn een steen om je hals. Natuurlijk ben ik dol op mijn troepje - maar -

Geertrui luisterde niet. Ze dacht: als ik hier nog kon zijn tot het einde van de week, alleen zijn, die laatste dagen; Doortje stuurde ik dan naar huis. En als Onno komt - Dorst ze het hem zeggen: jij en ik, we zijn alleen? Maar misschien zou dan de lente weg zijn tusschen hen in, misschien draaide hij zich om, met een enkelen handdruk, en liep terug

[pagina 26]
[p. 26]

naar de stad, langzaam, loom, als door een te zwaren zomer. En in haar zou een groote matheid komen. Dien nacht sliep ze niet, kon ook niet stil liggen, en hoorde aldoor maar de koekoek roepen, van heel dicht bij, zooals ze dat nu iederen avond hoorde. Maar dan glimlachte ze even en haar oogen vielen dicht. Nu zou haar leven eentonig worden als die koekoeksroep, heel den nacht. - Maar waarom? - Ze kende Onno nog zoo kort, en voor dien tijd - Haar gedachten braken af. 't Was of ze niets meer wist van vóór dien tijd. Zijn onbewuste eenvoud had het nieuwe in haar leven gebracht.

Agnes draaide zich voor den spiegel. Plotseling lachte ze. - Ja, wat vertellen de kinderen me toch van een man met een paard, die altijd komt? Hansje is, geloof ik, al een volleerd ruiter.

Geertrui knikte. - Je moest haar zien, zooals ze dan boven op dat groote dier zit en vleiend zegt: Richard.

- Tegen den man?

- Neen - tegen het paard, dat het loopen zal. Maar het staat onwrikbaar op zijn vier pooten, zoolang zijn meester het niet bij den teugel grijpt.

- Goed, goed, - nu over zijn meester, - wat weet ik van paarden.

- En daarbij je kennis van den man.

- Natuurlijk - wou je me die betwisten?

[pagina 27]
[p. 27]

Geertrui glimlachte even. - Allerminst. En ze dacht: zou jij ooit een man als Onno hebben ontmoet, jij die zoekt naar de kleine grilligheden der menschen en die dan, eerbiedig, hun verbijzonderingen noemt? - En Onno - Agnes zou verder vragen, aandringen, en ze kon niets zeggen. God, het maakte haar bijna angstig, alsof ze hem heel niet benaderen kon. Agnes wilde het onbelangrijke weten, het bijkomstige. Dat wàs er niet, bij hem.

- Nou - zei Agnes - ik begin te gelooven -

- Wat? - er is niets te gelooven. Ze stond op en liep naar de deur.

- Het spijt me - je krijgt aan mij nooit een aardig zusje. Toen ik je leerde kennen, had ik al het aardige al achter den rug. - Er was een scherper toon in haar stem, dan ze zelf wel wilde. Agnes pakte haar arm. - Kom, praat niet zoo. Bovendien heb ik je laatste verloofde nog juist even meegemaakt. Arnold; - en ik mocht hem wel. Hij kleedde zich als een Amerikaan. - We gaan naar beneden, hè? - En weet je nog - Maar Geertrui hield haar staande. Er was een sterke glans in haar oogen en om haar mond trilde het.

- Weet jij hoeveel Arnold, en al die anderen, hebben stuk gemaakt in me. - Begrijp jij?

- Och - Ze begon de trap af te loopen, langzaam, als wist ze niet wat ze deed. Een

[pagina 28]
[p. 28]

traan verdoofde haar blik; - het was haar of die trap eindeloos duurde. Haar jeugd - jeugd, wat een mooi woord voor zooveel leelijks. En Agnes had durven zeggen: Arnold. - Dat kwam over haar als een golf van het ouwe verdriet. Ze walgde er van. Had ze het dan nooit nog geheel kunnen nemen, aan haar hart nemen, aanvaarden?

In de hal speelden de kinderen.

- Gojje, - zei Rita, - zijn jullie daar eindelijk? - Dickie greep in haar rok. - Tante Geertrui, het paard isse vandaag niet geweest.

- O, dan komt het nog, stellig. Ze bukte zich naar hem en vatte zijn gezichtje in haar handen. - Stellig, mijn jongen.

Naast zich hoorde ze Agnes lachen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken