Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1840)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Editeur

Ph. Blommaert



Genre

poëzie
drama

Subgenre

emblematiek
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
tragikomedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1840)–Jacob van Zevecote–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
bron

Jacob van Zevecote, Gedichten. Hebbelynck / Messchert, Gent / Rotterdam 1840

codering

DBNL-TEI 1
dbnl-nr zeve001phbl01_01
logboek

- 2006-12-12 DH colofon toegevoegd

verantwoording

gebruikt exemplaar

exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1214 A 45

 

algemene opmerkingen

Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de Gedichten van Jacob van Zevecote, ‘voor de eerste mael verzameld uitgegeven’ door Ph. Blommaert in 1840. De bundel bevat gedichten uit de volgende werken: Nederduytsche dichten (1639), Emblemata ofte Sinnebeelden met dichten verciert (1626), Verachtinge des doots (1625), Belech van Leyden (1626), Ontset van Leyden. Bly-eindich spel (1630).

 

redactionele ingrepen

p. III: kop ‘[Woord vooraf]’ toegevoegd

p. 211: ‘121’ → ‘211’

 

Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (π1v, π2v, II, 2, 118, 218, 238, 278, 280, 306, 320, 338, 344) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.

 

[pagina ongenummerd (π1r)]

GEDICHTEN van JACOB VAN ZEVECOTE.

 

[pagina ongenummerd (π2r)]

GEDICHTEN van jacob Van ZEVECOTE, voor de eerste mael verzameld uitgegeven door Jonkh. Ph. Blommaert.

 

lid der nederduitsche letterkundige maetschappyen van brussel, leyden, gent, antwerpen en leuven.

 

Naer ons inzien is Zevecote de prins der belgische dichters.

 

j f. willems.

 

Gent, by l. hebbelynck, Spanjaerds-Kasteel, 48.

 

Rotterdam, by w. messchert, boekhandelaer.

 

1840

 

[pagina 339]

Inhoud.


Aen den wel edelen gestrengen Heer J. Van Combrugghe j
Voorwoord iij

 

nederduytsche dichten.


Aen Daniel Heinsius 3
Klachtdicht van Venus over de dood van Adonis 6
Aen Daniel Heins, en Joncvrou Anna Roemer Visschers 10
Antwoorde van Joncvrou Anna Roemer Visschers 11
Genuchte van 't Velt 13
Die niet en mint, is sot of blint 22
Thaumantis 24
Bruyloft-Dicht 30
Klacht-Lied 33
Bruyloft-Dicht 36
Klacht-Dicht van Procris, stervende in de ermen van haren man Cephalus 39
Op Momus 45
Droom 50
Oorlof-Dicht aen Gent 55
Op het beelt van den overleden en doorluchtigsten prince van Oraignen 60
Op de boecken van de Verachtinge des Doots, in 't latyne uytgegeven door heer Daniel Heinsius 62
Harder-Dicht op den geboortens dag van heer Daniel Heinsius 63
Harder-Klacht over de sieckte van den edelen Johan Rutgers, ract ende gesant van Sweden 65
Aen Heer Daniel Heinsius 68

 

 

[pagina 340]


Aen Apollo 70
Op de Dichten des vermaerden ende wel-geleerden Jacob van Zevecote 74

 

emblemata ofte sinnebeelden.


Tot den Leser 76
Aen de wel edele hooch-begaefde Vrouwe Agnes van Byler, huysvrouwe van den wel Ed. Heere Adriaen Ploos van Amstel 77
I. Een Mensch in 's werelds bal gesloten, door 't firmament omringd 79
II. De val van Phaeton en Icarus Ib.
III. Sardanapalus in de vrouwen werkkamer 80
IV. Een Man aenschouwt de zinkende zon Ib.
V. Een Veldslag 81
VI. Een Leeuw door muggen getergd Ib.
VII. Een Jongeling in strijd met de Deugd en de Wellust 82
VIII. Een Verken dat zich in 't slijk wentelt Ib.
IX. De Phenix 83
X. Slapende Kranen; eene houdt de wacht Ib.
XI. Een Slang door haer jongens verscheurd 84
XII. Eene Meid neemt spinnewebben weg Ib.
XIII. Een loopend Man door zyne schaduw gevolgd, een staende Man met zynen rug naer de zon gekeerd, maekt de schaduw onbeweegbaer 85
XIV. Een Jongeling verhaest den gang van het uerwerk Ib.
XV. Diana ter jagt 86
XVI. Een Man vertreedt eene slang in 't winter-gety Ib.
XVII. De Gier doorknaegt Titius lever 87
XVIII. Een Jongeling riekt aen de bloem des pijpskruids, waer nevens twee bezwekenen nederliggen Ib.
XIX. De plaet verbeelt eenen koperen Stier, waer in Perillus wordt gelegt 88
XX. Narcissus in een woud, aen zyne voeten eene Narcissus-plant Ib.
XXI. Eene Krokodil uit het ei komende 89

 

 

[pagina 341]


XXII. Eene Krokodil door haer geschrei een' reiziger aenlokkende 89
XXIII. Twee Slangen 90
XXIV. Een Man spuwt in de muil eener Slang Ib.
XXV. De overmeersterde Fortuin wordt aen haer rad gebonden 91
XXVI. De aengebedene Fortuin Ib.
XXVII. Een Arend laet eene Schildpad op het hoofd eens grysaerds vallen 92
XXVIII. Een achtervolgde en van alle kanten omringde Kat Ib.
XXIX. Een Man valt van een' boom neder 93
XXX. Groenende klimop om den stam eens droogen booms Ib.
XXXI. Een Hazenwind en een Rekel 94
XXXII. Minerva met den uil in den schild Ib.
XXXIII. Bacchus en Pegasus 95
XXXIV. Een brandend strooi-bussel Ib.
XXXV. De stralen der Zon beschynen een kot 96
XXXVI. Een Grysaerd en deszelfs schaduw in den zonnenschijn Ib.
XXXVII. De Hovenier ent eenen boom 97
XXXVIII. Een Ooievaer en eene Slang Ib.
XXXIX. Damocles aen den disch gezeten, daer een zwaerd hem over 't hoofd hangt 98
XL. Kindergevecht om poppegoed Ib.
XLI. Een barend Stekelverken of Egel 99
XLII. De Dood scepter en kroon vertredende; een boek met een cirkel bekroond Ib.
XLIII. Een Man werpt den hem volgende Tyger een wulp toe, en loopt met 't ander weg 100
XLIV. Twee Reizigers, de een draegt zijn pak op den rug, de ander ter zyde op den arm Ib.
XLV. De Gierigheid tracht Pallas met een gouden net te overspannen 101
XLVI. Een Jongeling stookt het vuer aen Ib.
XLVII. Diogenes werpt zijn houten schotelje weg, daer hy kinders uit hun hand ziet drinken 102
XLVIII. Een Alchimist in zyne werkkamer Ib

 

 

[pagina 342]


XLIX. Eene belegerde Stad 103
L. Een Man wilt eenen ouden boom rechten Ib.
LI. Een Pelikaen, ten behoude zyner jongens, zich opofferende 104
LII. Eene Slekke Ib.
LIII. De Geit eene kuip melks omwerpende 105
LIV. Eene Vleermuis des daegs door wezels achtervolgd Ib.
LV. De Almogende God nevens de Gerechtigheid gezeten 106
LVI. Een Jongeling van ezels beenen fluiten makende Ib.
LVII. Een Zot spelende op de luit in het woud, schijnt over zijn eigen lied zeer te vrede 107
LVIII. Jupiter en de Vlieg Ib.
LIX. Een Man van zijn peerd geworpen 108
LX. Caesar in eenen triumfwagen gezeten Ib.
LXI. Een Vogel in het strop hangende 109
LXII. Een Schutter door zijn eigen schicht getroffen Ib.
LXIII. Een Man wiens arm wordt afgezet 110
LXIV. Een Aep met zyne jongens Ib.
LXV. Een Man de kan met water willendende vollen, giet te spoedig, het volt de kan niet, maer loopt ter zyden weg 111
LXVI. Eene Koppeweb, en een oud Man door Mercurius onderwezen Ib.
LXVII. Een Man en een Bussel verstrooide pylen, welke hy een voor een breekt 112
LXVIII. Verkens in een eekwoud eikels etende Ib.
LXIX. Een Schaepherder met zyne kudde op het hoogste des bergs 113
LXX. Een Koornveld, waer de halmen met volle hairen nederbuigen, die met ydele recht staen Ib.
LXXI. Een Beer zijn jong lekkende 114
LXXII. Een Man met moeite eenen dadelboom opklemmende. Op de Emblemata van den wijtvermaerden poëet Jacob van Zevecote 115

 

verachtinge des doots.


Aen den edelen Heer Mijnheer Johan Rutgersius 119
Toe-eygeninge van den Auteur aen den zelven 121

 

 

[pagina 343]


Aen den Leser 123
Den Overzetter op de boeken van de Verachtinge des Doots 124
Het eerste Boeck 125
Het tweede Boeck 146
Het derde Boeck 171
Het vierde Boeck 192
Overzettinge van de grieksche veersen des Auteurs 215

 

belech van leyden.


Aen de onwinbaere Maegt van Leyden 219
Eerste Geschiedenisse. - Den Vrydom 221
Tweede Geschiedenisse 239
Derde Geschiedenisse 255
Vierde Geschiedenisse 265
Vyfde Geschiedenisse. - De Goddelyke Rechtveerdigheyt 275

 

ontset van leyden.


Aen de Eerenfeste, achtbare, wyse ende seer voorsienige Heeren, Mr Willem Bontius, schout, Mr Jacob van Brouchove, Huyg Pietersen Coediick, Daniel Simonse van Alphen, Mr Gerrit Lantschot, burgemeester, ende Mr Jan Wevelinckhove, raet ende pensionnaris van de doorluchtige ende wijt vermaerde stat Leyden 281
Aen de zelve achtbare, enz., Heeren 283
Eerste Geschiedenisse. - De Vryheyt 285
Tweede Geschiedenisse 297
Derde Geschiedenisse 307
Vierde Geschiedenisse 321
Vyfde Geschiedenisse. - De Goddelyke Rechtveerdigheyt 331

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken