Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ala poewema foe Trefossa (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ala poewema foe Trefossa
Afbeelding van Ala poewema foe TrefossaToon afbeelding van titelpagina van Ala poewema foe Trefossa

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.68 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Voorhoeve



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ala poewema foe Trefossa

(1977)–H.F. de Ziel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Woord vooraf

Trefossa (pseudoniem van H.F. de Ziel) was een groot dichter van een uitzonderlijk klein aantal gedichten. Hij dankte zijn reputatie aan de bundel Troki, die slechts 19 gedichten omvat. Deze schaarse en late productie (hij was 41 jaar oud toen zijn bundel verscheen in 1957) is niet verwonderlijk voor hen die de culturele situatie van het toenmalige Suriname kennen. De enige recensent die Troki besprak, de dichter Paul Rodenko, schreef (zie in deze bundel p. 122): ‘Trefossa (een schuilnaam) dicht namelijk in het Negerengels van Suriname - een taal die niet alleen geen literaire standing heeft, maar die in veler ogen zelfs helemaal geen taal is, althans niet meer dan een uiterst primitief communicatiemiddel, geen taal in culturele zin, zoals zelfs de talen der primitiefste volkeren het tenslotte zijn.’ En hij concludeert: ‘Voor Trefossa is dichten dus in de meest letterlijke zin taalscheppen.’

Het is nu moeilijk voorstelbaar wat het de dichter aan moed, volharding en creativiteit kostte om de literaire mogelijkheden van dit medium te ontdekken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij een gedicht wan stré te f' dede (een strijd op leven en dood) noemde, of - met een variant op een negro-spiritual - zegt no wan sma sa sab mi sari (niemand zal mijn leed kennen) als hij niet diep genoeg in zichzelf kan afdalen, of kan spreken over poewema-temekoe (de vloek van het dichten). Dit kan nu overdreven klinken, omdat de verschijning van Troki het culturele leven van Suriname ingrijpend gewijzigd heeft. De bundel Troki (lett. aanhef, voorzang) is inderdaad beantwoord, heeft de creativiteit van talloze Surinaamse dichters vrij gemaakt.

Men kan zich moeilijk voorstellen dat de 19 gedichten van Troki in een eerste gelukkige greep deze volmaak-

[pagina 4]
[p. 4]

te vorm hebben ontvangen. Trefossa had grote belangstelling voor poëzie. Hij las veel gedichten. Hij vertaalde gedichten (zie pp. 87-92). Hij schreef ook vóór Troki gedichten, de meeste waarschijnlijk in het Nederlands. In zijn nalatenschap bevond zich een schrift met Nederlandse gedichten. Hij had ook al vroeg het ideaal om eens in het Surinaams te schrijven en zal waarschijnlijk vroege pogingen hebben ondernomen. Voor zover ik kan nagaan was Bro (p. 47) het eerste gepubliceerde Surinaamse gedicht van zijn hand, geschreven omstreeks 1948. Onder het commentaar op dit gedicht (zie p. 94) vindt men een vermoedelijk eerder gedicht, waarschijnlijk een eigen Surinaamse vertaling van één zijner Nederlandse gedichten, hierbij afgedrukt.

Wij kunnen slechts gissen naar wat na Troki (gepubliceerd in 1957) gebeurde. Hij publiceerde nog enkele gedichten en vertalingen (zie het commentaar bij Tra Poewema). Ik weet dat hij ook gedichten schreef die hij niet wilde publiceren. Een voorbeeld daarvan vindt men in Grasbarki (p. 66). Niet omdat hij het een slecht gedicht vond, maar omdat het voor hem in feite een herhaling betekende van enkele in Troki gepubliceerde gedichten. Dit wijst erop dat hij op zoek was naar een een nieuwe stijl. De gedichten uit Troki zijn vaak zeer abstract en moeilijk te verstaan voor een ongeschoold publiek. Ik herinner mij dat Trefossa merkwaardig gelukkig was met de interpretaties die ik naar aanleiding van enkele van zijn gedichten schreef (zie pp. 127, 142). Hij achtte deze interpretaties nuttig. Dat wil niet zeggen dat zijn gedichten in Suriname onvoldoende geapprecieerd werden. Zij vormden al spoedig na verschijnen van Troki nationaal bezit. Ze werden in Suriname voorgedragen, op muziek gezet, en vormden verplichte literatuur op enkele scholen. Men waardeerde de prachtige taalmuziek en was er trots op dat dit in het Surinaams

[pagina 5]
[p. 5]

mogelijk was, maar de inhoud - de eigenlijke boodschap - werd niet overal begrepen. Trefossa zelf weet dit aan een nog niet bestaande leescultuur in Suriname. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zocht naar een andere, minder abstracte, meer direct aansprekende zeggingswijze. Hij zocht deze aanvankelijk in de behandeling van nationaal-historische thema's, vooral geput uit de opstand van slaven tegen hun meesters. De gedichten als Joli Coeur (p. 73) en Refensi (p. 74) zijn daarvan goede voorbeelden. Heel dicht sluiten zich hierbij aan gedichten met meer folkloristische thema's, wortelend in het slavenverleden, zoals in het gedicht Afiba (p. 75) en in zijn enige hier niet opgenomen prozawerk Owroekoekoe ben kari. Het jeugdvers dat in het commentaar bij Bro werd opgenomen (zie p. 96) is in deze zelfde traditie geschreven. Het zou daarom zeer wel kunnen zijn dat een gedicht als Refensi van ouder datum is. De oudere versie, opgenomen in het commentaar, zou vóór Bro geschreven kunnen zijn en later opnieuw bewerkt. Ook de politieke gedichten als Nanga wan ai (p. 80), Srefidensi (p. 78) en Troes ede (p. 76) wijzen op zijn streven naar een directere stijl. Het feit dat hij deze gedichten nooit publiceerde duidt er op, dat hij in eigen ogen niet slaagde. Aantekeningen op een enveloppe duiden er op dat hij wel bundeling overwoog, maar waarschijnlijk wachtte op duidelijker resultaat. Zijn bemoeienis met een herdichting van het Surinaamse Ariaboekoe (een bundel godsdienstige liederen van de Surinaamse Broedergemeente, waartoe hij zelf behoorde) verraadt dat hij ook langs deze weg zocht naar een directer verstaanbaarheid.

Pas op het einde van zijn leven vond hij inderdaad een nieuwe weg. Hiervan getuigen de gedichten hoemor in èksèlsis (p. 81), Jozef ori-tjar Maria (p. 82), bébi-boi (p. 84), skapoeman (p. 85) en pin-pin Jesus (p. 86) die

[pagina 6]
[p. 6]

allemaal schijnen te zijn ontstaan rond Kerstmis 1973. Hij was bijzonder gelukkig met deze gedichten en had werkelijk het idee gevonden te hebben, waar hij zo lang naar had gezocht. Tekenend is dat ook deze poëzie niet eenvoudig is. Men vindt hierin een aantal nauwelijks bekende Saramakaanse woorden. Maar de gedichten zijn geschreven vanuit een eenvoudig levensgevoel en een sterke innerlijke harmonie. Eén van hen werd op indringende wijze geïnterpreteerd door Albert Helman (pp. 148-155).

Op verzoek van het Bureau Volkslectuur in Suriname heb ik de taak op mij genomen de Surinaamse poëzie van Trefossa te bundelen. Dit boek opent met een levensbericht, geschreven door zijn vriend Ronny Klimsop. De weduwe van Trefossa heeft hem geholpen met nog onbekend materiaal uit de nalatenschap. In het tweede deel vindt men een herdruk van Troki, op verzoek van het Bureau Volkslectuur omgespeld in de semi-officiële spelling van het Surinaams. In het derde deel zijn onder de titel Tra Poewema de verspreid gepubliceerde en de nagelaten gedichten en vertalingen gebundeld, zoals deze werden aangetroffen in de nalatenschap. Ik heb hierbij een persoonlijke keuze moeten doen. Ik ben er zeker van dat De Ziel niet alle gedichten wilde publiceren. Alles wat naar ik meende de toets van zijn kritiek tenslotte niet zou kunnen doorstaan, heb ik weggelaten of in het commentaar verwerkt. Ook moest ik een keuze maken tussen de varianten. In het vierde deel vindt men een commentaar op beide bundels, geordend per gedicht. Hier vindt men de varianten, eenvoudige woordverklaringen en bibliografische notities. Bovendien aan het einde enkele weggelaten gedichten, die zouden zijn opgenomen als ze voltooid waren geweest. De commentaar op het Volkslied werd opgesteld door Eva Essed.

[pagina 7]
[p. 7]

Het laatste deel omvat tenslotte reacties op zijn werk, de recensie van Paul Rodenko op Troki en studies van Albert Helman en mijzelf.

Ik hoop dat op deze wijze een boek is ontstaan dat de waarde van Trefossa voor de literaire traditie van Suriname vastlegt en waar huidige en toekomstige generaties van Surinamers uit kunnen putten en mee kunnen werken. Trefossa streed niet tot eigen glorie wan stré te f' dede (een strijd op leven en dood). Hij deed het voor Suriname.

Hij zocht met grote vasthoudendheid een weg om de diepste waarden van zijn volk tot uitdrukking te brengen.

 

Jan Voorhoeve


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken