Broodnijd.
Wat wij Jalousie de métier noemen hebben wij zelden zoo eigenaardig voorgesteld gezien als in de eerste gravure van dit nommer.
Twee vischvrouwen die haar waar langs de straten te koop bieden, ontmoeten een koopman in gevogelte, die insgelijks de lekkere beetjes van de keuken in zijn mand draagt en daarover door de twee vriendinnen wordt lastig gevallen.
Wij weten natuurlijk niet wat de vischvrouwen hem toeroepen, doch zeker is het eene ruwe spotternij, dat is aan het vergramde gelaat van den vogelman en de lachende tronies der vrouwen te zien. De kinderen uit het volk en vooral zij, die in steden langs de straten hun brood moeten verdienen, zijn alles behalve gezocht op hunne uitdrukkingen, en een buitenman, die daarenboven in zekeren zin een concurrent van hare neering is, bespotten, is eene te schoone gelegenheid om ongebruikt te laten voorbijgaan.
De groepeering is zoo prachtig, dat men den rijken achtergrond bijna over 't hoofd ziet om alleen naar de gezichten der personen te zien, en bij meer nauwkeurige beschouwing kan men een glimlach niet onderdrukken. Daarin echter ligt juist de hooge waarde van het stukje. Het spreekt tot den beschouwer en doet hem met den geest tegenwoordig zijn bij het feit, dat hij voorgesteld ziet.