Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het daget uyt den oosten (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het daget uyt den oosten
Afbeelding van Het daget uyt den oostenToon afbeelding van titelpagina van Het daget uyt den oosten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.33 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Editeur

B.C. Damsteegt



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het daget uyt den oosten

(1976)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 185]
[p. 185]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Vyfde bedryf.

Eerste uytkomst.

Margriet en de Heremyt.
margriet
 
Margrieta helpt u self, met stael, met vier, of koordt.Ga naar voetnoot1514
heremyt
1515[regelnummer]
Het harseloose hooft brenght niet dan sotheyt voort:
 
't Is sonde o mijn kindt! soo goddeloos te spreecken.
margriet
 
Wech dwaelgeest loopt van hier, loopt voor den Duyvel preken,Ga naar voetnoot1517
 
Of voor de geene die u leeringh garen hoort:
 
En laet mijn moetwil toe mijn voor genomen moort.Ga naar voetnoot1519
heremyt
1520[regelnummer]
Dochter bedaert u hout.Ga naar voetnoot1520
margriet
 
Och moet ick dit gedogen?
[pagina 186]
[p. 186]
heremyt
 
Och! Maeghdeken neemt God, en sijn gebodt, voor oogen.
margriet
 
War wil de swermer doch?Ga naar voetnoot1522
heremyt
 
Besadicht u mijn kindt.
 
Bedenckt de grusaemheyt van 't geen dat ghy begint,
 
Een grouwel ist voor Godt syn selven te vermoorden,
1525[regelnummer]
Beledicht u mijn kindt te luysteren na mijn woorden.Ga naar voetnoot1525
margriet
 
Landlooper laet my los, moort! brandt! kracht en gewelt.Ga naar voetnoot1526
heremyt
 
O God! hoe is dit mensch verbystert en ontstelt.Ga naar voetnoot1527
margriet
 
Ach Vader!
heremyt
 
Hoe ist lief?
margriet
 
Och! ick ben soo misselijck.Ga naar voetnoot1528
[pagina 187]
[p. 187]
heremyt
 
Ist ernst, of ist spel?
margriet
 
't Is ernst ja gewisselijck.
1530[regelnummer]
Mijn adem gaet soo kort ay mijn benaude borst,
 
Mijn ziel jaeght in mijn lijf: helaes! ick stick van dorst.
heremyt
 
Ter goeder tijt hebb' ick dit flesjen mee ghenomen,
 
Hout daer en laeft u hart wel moet het u bekomen.Ga naar voetnoot1533
margriet
 
Och! waerom hebdy my het sterven doch belet?
heremyt
1535[regelnummer]
Dees raserny mijn ziel doch uyt u sinnen set,Ga naar voetnoot1535
 
't En voeght geen karsten mensch, noch niemant van de menschen,Ga naar voetnoot1536
 
Sijn self te dooden, neen 't, noch om de doodt te wenschen.
 
Een Vroome Soldenier syn Vaendel niet verlaet,Ga naar voetnoot1538
 
Alst op een treffen krap, of kampelijcken staat,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Geen onweer, geen gevaer, geen wederwaerdicheydenGa naar voetnoot1540
 
En kan syn strijdtbaer hart van syn spits-broeders scheyden:Ga naar voetnoot1541
 
Maer als hy heeft syn Heer in slacht en tocht voldient,Ga naar voetnoot1542
[pagina 188]
[p. 188]
 
So wert hem eerst sijn loon en vry bescheyt verlient.Ga naar voetnoot1543
 
Ga naar margenoot+Wy dienen oock om soldt, wij Christelijcke knechten;Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Wy moeten vleesch en bloedt, oock mannelijck bevechten.
 
En dragen met gedult de stormen van de spoet,Ga naar voetnoot1546
 
Tot dat de grootste Vorst ons lyden eens versoet,
 
Ons lijden eens versoet met heerelijck vergelden,Ga naar voetnoot1548
 
Ons voerend' in de rust der geestelijcke Helden.
1550[regelnummer]
Ach! strijdt dan ridderlijck, u innerlijcke strijdt
 
Vertrout den trouwe Godt, die 't alles door den tijdt
 
Ten besten voegen sal, Fy u der grover schanden,Ga naar voetnoot1552
 
Dat ghy met menschen bloedt besoed'len wilt u handen;
 
Met menschen niet alleen maer met u eyghen bloedt;Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Hoe komt soo wilde wil in 't Maeghdelijck gemoet?
 
De handen sijn de mensch van Gode niet gegeven
 
Tot Moorders, of tot Beuls, laes! van dit kleyne leven.
 
Maer tot voorstanders van ons huysgesin en lijf,Ga naar voetnoot1558
 
En tot gheswind behulp, van kunst en tijt-verdrijf.
1560[regelnummer]
De beesten zijn vermenscht, verbeest soo sijn de lieden,
 
Die jagen na het geen de dieren angstich vlieden,
 
Elck schepsel vreest sijn endt: alleen Godts evenbeeldtGa naar voetnoot1562
 
Bloed-dorstich na sijn doodt sijn tijdt en leven steelt.
 
Tyrannen van u ziel, ghy dieven van u daghen,
1565[regelnummer]
Wat onschult wilt ghy voor den hoogsten rechter dragen?Ga naar voetnoot1565
 
Ghy schenders van u heyl, en sydy niet bevreest
 
Dijn eygen vonnis laas! mee brengend' in u geest?
 
Als u de Prins des lichts, den vorst des levens prijs'lijck,Ga naar voetnoot1568
[pagina 189]
[p. 189]
 
U doemden in de put der dieper hellen yslijck,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Als huys-brekers en guyts van sijn Tempel of kerck,Ga naar voetnoot1570
 
Dat's van u eygen hart de ware Gods hand-werck.Ga naar voetnoot1571
Margriet neemt de dooden in haer arm, kust, stroockt en wrijft hem 't bloet af.Ga naar voetnoot-
margriet
 
Helaes! mijn lieve helft die leyt hier doodt gesteecken.
 
Ach! soete ware mond, ach! mond'lijn kondy spreecken,Ga naar voetnoot1573
 
Ach! hert waert ghy gesont! waerom is mijn gesichtGa naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Niet teenemael berooft van het ghewenste licht?Ga naar voetnoot1575
 
Of waerom mach men niet de droefste van de Vrouwen
 
Nu weder in haer fleur en frissicheyt aenschouwen?
 
O Hemel wat een smart! mocht ick hem weder sien,
 
Ick wou tot Romen toe gaen kruypen op mijn knien.
heremyt
1580[regelnummer]
Dit is 't gemeen gebruyck van alle sotte menschen,Ga naar voetnoot1580
 
Dat sy 't geen niet en kan (of haer verderven) wenschen.Ga naar voetnoot1581
 
Al haddy schoon u lief, met al 't gunt dat je siet,Ga naar voetnoot1582
 
Met al 't gunt dat ghy wenst, 't is sonder Godt al niet:Ga naar voetnoot1583
 
Godt is het hoogste goet, dat een is ons van nooden,Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Soeckt dat by Christum selfs, en niet hier by de dooden,Ga naar voetnoot1585
 
Al waerdy haveloos hier in dit aerdtsche dal,Ga naar voetnoot1586
[pagina 190]
[p. 190]
 
En hebdy Godt in 't hert soo hebdy 't waerlijck al.Ga naar voetnoot1587
 
Voorts volgdy u Natuur, ghy sult u licht genoegen;Ga naar voetnoot1588
 
Ga naar margenoot+Maer leefdy na u waen, ghy blijft in staedich vroegen.Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Want waen wert niet versaet, soo haest sy 't een ontfangt,Ga naar voetnoot1590
 
Soo gluurt haer gierich oogh na 't geen sy meer verlangt:Ga naar voetnoot1591
 
De wyse mensch alleen is los van hoop en vreese,Ga naar voetnoot1592
 
Dewijl hy niet en weet der saecken endtlijck wesen,Ga naar voetnoot1593
 
Soo vreest hy niet voor 't quaet, noch hoopt oock niet na 't goet,Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Dan achtet al voor best wat dat sijn Schepper doet;Ga naar voetnoot1595
 
Die 't beter als hy selfs tot sijnen heyl kan dieden,Ga naar voetnoot1596
 
Dies lijdt hy met verdrach, dat Godes wil geschiede.Ga naar voetnoot1597
 
Want Godt is wonderlijck, oock heylich, zalich, vroet,
 
En na des meesters kunst het werck oock aerden moet;Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Die nu met aerdts vernuft Gods wil hier wil grondeeren,Ga naar voetnoot1600
 
Vertrouwt zijn dom verstant, meer als den Heer der Heeren.
 
Soo doet ghy dochterken, die nu dus seer beklaeghtGa naar voetnoot1602
 
Dees ontydighe doodt, die mooglijck Godt behaeght,
 
Indien u noch u lief in 't leven mocht gebeuren,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Ghy mochtet of in 't graf, of eeuwelijck betreuren.Ga naar voetnoot1605
 
Ten is niet alles quaet, dat quaet scheen in de schijn,Ga naar voetnoot1606
 
Bevindt den menschen vaeck hem salighste te sijn,Ga naar voetnoot1607
 
Men moet met lijdtsaemheydt Gods noot schickingh gedoogen,Ga naar voetnoot1608
[pagina 191]
[p. 191]
 
Wardeert Gods gaven niet met sterffelijcke oogen,Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Die misslach waer te groot, dat doen stick-ziende lien,Ga naar voetnoot1610
 
Die alderley geval, alleen van buyten sien,Ga naar voetnoot1611
 
Dan ghy sult na mijn raet met u ghesicht door-dringen,Ga naar voetnoot1612
 
Tot selver in het hert en ingewant der dingen.Ga naar voetnoot1613

Tweede vertoon.

Margariet, Kluysenaer.
margriet
 
Helaes! 't is tijdt dat ick mijn lijck ter grave sleep.
heremyt
1615[regelnummer]
Mijn kindt doet tegens 't recht der kercken geen misgreep.
margriet
 
Ach! Vader mach ick dan dees dooden niet begraven?
heremyt
 
Hadd' hy sijn Olysel ick helpet u handt-haven.Ga naar voetnoot1617
margriet
 
Is dan de laetste dienst een ongerechtich werck?Ga naar voetnoot1618
[pagina 192]
[p. 192]
heremyt
 
Die sonder biecht hier sterft misdoe de heyl'ge Kerck.Ga naar voetnoot1619
margriet
1620[regelnummer]
Maer desen is vermoort, geslagen, en geschonden.Ga naar voetnoot1620
heremyt
 
Kijnt hy is even wel ghesnevelt in sijn sonden;Ga naar voetnoot1621
 
In 't Perijckel van zijn ziel.
margriet
 
Het lichaem hoort de aerdt.
heremyt
 
Ja d'ongewyde: maer! de and're ist on-waert,Ga naar voetnoot1623
 
Volgens de wille keur van 't hooge Hof van Romen.Ga naar voetnoot1624
margriet
1625[regelnummer]
Teghens de geen die selfs sijn leven heeft benomen;Ga naar voetnoot1625
 
Niet op de geener die sijn leven nooslijck endt.Ga naar voetnoot1626
heremyt
 
Het is dan soo het is, 't is sonder sacrament.
[pagina 193]
[p. 193]
margriet
 
Helaes! wat gaet my aen? men wil het puyck der mannenGa naar voetnoot1628
 
Niet uyt sijns Vader tomb' maer uyt de aerde bannen.
heremyt
1630[regelnummer]
Die hier soo reuckeloos gelijck een ketter sterft,Ga naar voetnoot1630
 
't Is reden dat hy mee, een ketters kans verwerft;Ga naar voetnoot1631
 
Ga naar margenoot+En was hy op den Turck voor 't Christenrijck gevaren,Ga naar voetnoot1632
 
Soo was hy in 't ghetal der vromer Martelaren,
 
Diens selschap mist hy nu in 't strenge Vagevier,
1635[regelnummer]
En 't levend-loose lijf die sal 't oock derven hier.Ga naar voetnoot1635
margriet
 
Wel isser dan geen raedt om hem in 't graf te krijgen:Ga naar voetnoot1636
 
Souwt lichaem schand geschien, O Vader wildy swijgen,
 
Dat ick 't ter aerden stop? ick maeck u rijck van goet.
heremyt
 
Dat acht ick niet een sier, ick ben rijck van gemoet.Ga naar voetnoot1639
margriet
1640[regelnummer]
Ick sal 't Klooster 's Jaers een tonne gouts bespreken,Ga naar voetnoot1640
 
Op dat men voor mijn lief, veel keersen mach opsteken:
 
Ick sal 's Jaers bevaerd doen de lieve Vrouw van Hal,Ga naar voetnoot1642
[pagina 194]
[p. 194]
 
Van Scherpenheuvel oock, ten Bosch, en over al.
 
Ick sal my tweemael sweecks van eten gaen onthouwen,
1645[regelnummer]
Ick sal gaen kloppen meed', en nimmer Echt'lijck trouwen.Ga naar voetnoot1645
 
Ick sal Maria steets gaen bidden voor sijn siel.
heremyt
 
't Waer jammer dat ick u u wenschen noch onthiel,Ga naar voetnoot1647
 
Ten aensien van het goet dat hier door d'arme lieden,Ga naar voetnoot1648
 
Insonderheydt de kerck van u noch mocht geschieden.
1650[regelnummer]
Des geef ick u verlof, begraeft hem waer ghy wilt,Ga naar voetnoot1650
 
Dochterken! siet wel toe dat ghy u niet vertilt:
 
Ick sal ter wijle uyt de oude Vaders boecken,Ga naar voetnoot1652
 
Eenige lessen sien, en goede spreucken soecken.
Hier begraeft sy haer doode Vryer, maer soo daer gheen klockenGa naar voetnoot- en syn gheweest, soo is wel te vermoeden dat het droeve handtgheslach in stede van luyen is gheweest.Ga naar voetnoot-
De Vigilie wordt achter 't Tooneel ghesonghen.Ga naar voetnoot-
Op de wyse vande 116. Psalm.
 
My hebben omvaen de suchten des doodts,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Ick was beladen met anghsten der Hellen:
 
Kom laet ons in den Heer ons vreuchde stellen;
[pagina 195]
[p. 195]
 
Of ons Heyl-gever ons syn aenschyn boot.Ga naar voetnoot1657
 
Laet ons met Psalmen en lofsangen hem
 
Zijn lof en prijs volhertelijcke singhen:
1660[regelnummer]
My hebben gaen de doodts suchten om-ringen,Ga naar voetnoot1660
 
En des Hels droeve leer heeft my in klem.Ga naar voetnoot1661
 
Want Godt is een groot Koninck, en groot Heer,Ga naar voetnoot1662
 
Op al de geen die daer Goddelijck leven:Ga naar voetnoot1663
 
Want noyt en heeft de Heer zijn Volck verdreven;
1665[regelnummer]
Zijn handen zijn door al de werrelt veer.Ga naar voetnoot1665
 
Sijn oogen sien der Berghen hooghe kruyn,
 
De droeve Helsche leer heeft my omvangen,
 
Hy maeckt het Meyr en hare snelle gangen;Ga naar voetnoot1668
 
Oock 't drooge landt en des strands hooge duyn.Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Ga naar margenoot+Kom laet ons voor hem knielend' vallen neer,Ga naar voetnoot1670
 
En die ons gemaeckt heeft prysen en loven;
 
Hy is ons Heer en onse Godt hier boven,Ga naar voetnoot1672
 
Wy zijn syn Volck en soete schaepjens teer.
 
My hebben omringht de suchten des doodt,
1675[regelnummer]
En des hels droeve leer heeft my omvangen:
 
Soo ghy syn woordt en stemme hebt ontfangen,Ga naar voetnoot1676
 
U herte niet verhart maer hoort in noot.Ga naar voetnoot1677
[pagina 196]
[p. 196]
 
U Vad'ren eer bekoorden my in 't wout,Ga naar voetnoot1678
 
Daer sy nochtans mijn arm en wond'ren sagen:Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
De droeve leer der Hellen moet ick dragen,
 
Veertich jaer heeft myn aenschijn hun bedouwt.Ga naar voetnoot1681
 
Sy waren heel in haer dwalingh verhart,Ga naar voetnoot1682
 
Dies swoer ick hun dat sy niet soude rusten:Ga naar voetnoot1683
 
De droeve helsche leer beneemt myn lusten,Ga naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Daer by de suchten des doodts doen my smart.
 
Heer begift dit lijck met d'eeuwige rust,
 
En dat u eeuwich licht, het eeuwich lichte:Ga naar voetnoot1687
 
De suchten van de doodt my omringht stichten,Ga naar voetnoot1688
 
De droeve helsche leer mijn lusten blust.

Derde uytkomst.

rey van nonnen.
1690[regelnummer]
Wat is de glory en der menschen roem?
 
Wat is het pocchen op dit nietigh leven,
 
‘Hoe trots, hoe groots, hoe hemel-hoogh verheven?Ga naar voetnoot1692
 
‘Och 't is niet anders als een schoone bloem.
 
‘De schoone bloem, och! die verwelcket haest,Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
‘Om 't minste dingh laet sy het knopjen hangen:
[pagina 197]
[p. 197]
 
‘'t Sy hagel-buy, of regen haer komt prangen,Ga naar voetnoot1696
 
‘Of dat de wint daer eensjens styf op blaest.Ga naar voetnoot1697
 
‘Sy valt ter neer en wordt weder tot niet,
 
‘Dan smelt in 't slijck haer dier geschatte waerde,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
‘Sy was, en quam, en wert oock weder aerde,
 
‘Soo ist oock met de mensch die 't wel besiet.Ga naar voetnoot1701
 
‘Het lustich lyf wel op syn dreef en schick,Ga naar voetnoot1702
 
‘Ghesont van vleysch, en flucks van rapsche krachten;Ga naar voetnoot1703
 
‘Geswindt van geest en hoog siende gedachten,
1705[regelnummer]
‘Och dat versterft in eenen oogenblick.
 
‘Niemant vertrouwt sigs dan niet op syn jeught,Ga naar voetnoot1706
 
‘Op groote kracht, op schoont', of diergelijcken,
 
‘De tijdt en doodt doen alle sterckte wijcken:
 
‘Doch dese twee die swichten voor de deught.
1710[regelnummer]
‘De hoverdy of de verwaentheyt groot,
 
‘Die is den mensch soo krachtich ingedreven;
 
Ga naar margenoot+‘Soo dat hy haer niet kan noch wil begeven,Ga naar voetnoot1712
 
‘Ia selfs noch in, noch voor, noch na syn doodt.
 
‘Vermits men 't lijck of het stinckende raem,Ga naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
‘Met balsem sprenght wel kost'lijck en behendich;Ga naar voetnoot1715
 
‘En 't wordt gheçiert soo heerlijck, soo uytwendich,Ga naar voetnoot1716
 
‘Dat ick mijn selfs schier te verhalen schaem.Ga naar voetnoot1717
 
‘De loode kist die werdt ghegroeft verweent,Ga naar voetnoot1718
 
‘Ter groef ghebrocht, met standarts en met staven,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
‘Met schilden out van Koninghen en Graven:Ga naar voetnoot1720
[pagina 198]
[p. 198]
 
‘En met een sleep van Adel en Gemeent.Ga naar voetnoot1721
 
‘De statie wert met hooghmoet en met pracht
 
‘Cierlijck voltoyt, als men om hoogh doet planten,Ga naar voetnoot1723
 
‘Syn' wapen-rock, syn rustingh, helm en wanten,
1725[regelnummer]
‘En 't Marmor-beeldt by zijn vergult geslacht.Ga naar voetnoot1725
 
‘Ach! groot ghebreck voor geen misbruyck gekent,Ga naar voetnoot1726
 
‘O prael onnut voor de nakomelingen,
 
‘O ydelheydt, ô licht vervalb're dingen,Ga naar voetnoot1728
 
‘O sotte pracht hoe haest loopt ghy ten endt.
1730[regelnummer]
‘Maer Roemer leyt gantsch slecht en recht in 't graf,Ga naar voetnoot1730
 
‘En niet gevoert met kruycen noch met vaenen,Ga naar voetnoot1731
 
‘Noch Priesters dienst, maer met een vloet van traenen,
 
‘Die 't droevigh hart door d'oogen overgaf.Ga naar voetnoot1733

Vierde uytkomst.

rey van jufferen.
 
Helaes! ick heb verlooren, de Vorst van mijn gemoet,Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Een Ridder hoog gebooren, van klaren Prinslijk bloet,Ga naar voetnoot1735
 
Dus mach ick syn verscheyen, wel beschreyen.Ga naar voetnoot1736
 
Nu sal ick niet meer hooren, dat lieffelijck geluyt,
 
Dat my de ziel ten ooren, soo soetjens troonden uyt,Ga naar voetnoot1738
 
Met aertich minlijck spreecken, en schoon smeecken.Ga naar voetnoot1739
[pagina 199]
[p. 199]
1740[regelnummer]
De spiegel sal verdwijnen, daer ick myn aengesicht
 
Soo helder sach in schijnen, ô lief en vriend'lijck lichtGa naar voetnoot1741
 
U luyster en u brallen, sal vervallen.Ga naar voetnoot1742
 
U wel gedane wangen, van my soo vaeck gekust,Ga naar voetnoot1743
 
Met hertelijck verlangen, en sonderlinge lust;Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Die sullen wormen, slangen, nu ontfanghen.Ga naar voetnoot1745
 
En met een smaeck op eeten, u tongh en kiesche mondt,Ga naar voetnoot1746
 
Die in de leckere beeten, een lieve wellust vondt,Ga naar voetnoot1747
 
Die sullen sy met behagen, knauwen, knagen.
 
De neus daer ghy te vooren, me roock u spijs en dranck,
1750[regelnummer]
Die weet nu van geen smooren, noch sticken van de stanck,Ga naar voetnoot1750
 
Sy sal nu inder kuylen, gantsch vervuylen.Ga naar voetnoot1751
 
Ghy syt sonder ghevoelen, van lichaem en van hert,
 
Ach kond' ick soo verkoelen mijn ongemeene smert,
 
Soo soud ick nu niet weenen, noch niet steenen.
1755[regelnummer]
Ga naar margenoot+Nu wil ick my gaan begeven, in een kleyn kloosterkijn,
 
En eynden daer myn leven, en heymelijcke pijn,
 
En sal u doodt beklagen, al myn dagen.
 
Doch ick sal u doen bouwen, hier op dit graf een huys,
 
Daer ick my met vertrouwen, in eenicheydt myn kruys,Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
En myn rampsalich vryen, mach belyen.Ga naar voetnoot1760
 
Nu moet ick my gaen ylen, en decken myn aenschijn,
 
En dragen de swarte wylen, ter eeren de liefste mijn,Ga naar voetnoot1762
 
Ick sal hem noch vereeren, met rouw-kleeren.Ga naar voetnoot1763
[pagina 200]
[p. 200]

Vyfde deel.

De Heeren uyt de Venster, de Secretaris leest af, wie den dood-slagerGa naar voetnoot- gevonden heeft, dat die so veel sal hebben van aenbrengen.
Heeren, secretaris, Mieuwes, en Ian tyng, een hoop stommenGa naar voetnoot-, Rey van Nonnen ende van Jufferen.

(1)Alsoo mijn E.E. Heeren van de gherechte deser stede ende Hof 's-Graven-Ga naar voetnoot(1)(2)haghen, verstaen hebbende soo door klachte van de na bestaende Bloetver-Ga naar voetnoot(2)(3)wanten, als door andere aenbrenginghe, de leelijcke Moort begaen aen de (4) persoon van de E. Ioncker en Ridder Roemer Heer van Nootdorp. Ende menGa naar voetnoot(4) (5) niet seeckers en weet wie sulcken boosen feyt soude ghedaen hebben, ende het (6) selve in een wel ghepoliceerde plaetse anderen tot exempel niet geleden enGa naar voetnoot(6) (7) kan worden. soo ist, Dat mijn E. voornoemde Heeren, hebben gheordon-Ga naar voetnoot(7)(8)neert ende goet ghevonden te stellen op de Moorder, of Manslachter sijn lijf,Ga naar voetnoot(8) (9) de somme van dry hondert Carolus guldens, voor de geene te ghenieten dieGa naar voetnoot(9) (10) hem weet te bekomen of aen te brenghen, beloovende daer en boven deGa naar voetnoot(10) (11) voorsz. Heeren, den aenbrenghers naem of persoon niet te melden. Verbieden-(12)de wel expresselijck aen yder Borgher, ingeseten, of vreemdelingh, de voor-(13)gheseyde Moorder te verberghen, of Huys-vestingh te geven, 't sy in schuren, (14) hoyberghen, schuyten of anders 't sy onder wat pretexst het soude moghenGa naar voetnoot(14) (15) wesen, op peene van ses hondert Carolus guldens. Aldus ghearresteert by deGa naar voetnoot(15)

[pagina 201]
[p. 201]

(16)Raden deser plaetse voorgeroert. actum den 15 November Presentibus mijnGa naar voetnoot(16) (17)Heer de Schout ende al de Schepenen.

Al die dit hebben gehoort die voldoen haer plicht,
d'een seyt het d'ander voort.

Velden.

jan tijngh
 
Mieuwes wat is hier nieuws? wat sal hier te doen wesen?
mieuwes
1765[regelnummer]
O goeden dagh Jan tijngh! hier is wat of eleesen.Ga naar voetnoot1765
jan tijngh
 
Van wie, van wat, van waer? geeft men doch wat bescheyt
mieuwes
 
Maer daer isser te nacht by 't Hof een neer eleyt.Ga naar voetnoot1767
jan tijngh
 
Hoe na een drayer? Ha! jy hebt jouw ouwe streecken.Ga naar voetnoot1768
Ga naar margenoot+
 
mieuwes
 
Neen deghelijcke deegh, daer isser een deur-steecken.Ga naar voetnoot1769
jan tijngh
1770[regelnummer]
Wel dat gheloof ick wel, wast een Man of een Meyt?
[pagina 202]
[p. 202]
mieuwes
 
Hoe staet de vent? het is altijt geen malligheydt.Ga naar voetnoot1771
jan tijngh
 
Wel wat bescheyt is dat machmer geen neer leggen?Ga naar voetnoot1772
 
De groote luy doen 't wel.
mieuwes
 
Ick wil je niet meer seggen,
 
Wat dese malle geck. Nou segh ick laet me gaen!
jan tijngh
1775[regelnummer]
Maer wat binje een Man keunje geen jock verstaen?Ga naar voetnoot1775
mieuwes
 
Nou 't is langh genoegh, foey wat souwme soo staen mallen.
jan tijngh
 
Wat schaet dat? als wy weer van niemant quaat en kallen.
mieuwes
 
Het is met jouw van 't mal 't het niet een beet om 't lijf.Ga naar voetnoot1778
jan tijngh
 
Wel wie isser dan neer eleyt, een Weeuw of een Wijf.Ga naar voetnoot1779
[pagina 203]
[p. 203]
mieuwes
1780[regelnummer]
Hoe brist my deuse knecht? ick mach 't niet langher hooren.Ga naar voetnoot1780
jan tijngh
 
Hoeje wilt veugeltje, machje niet stopt u ooren;Ga naar voetnoot1781
 
O neen ick ken jouw wel mijn schootige maet,Ga naar voetnoot1782
 
Al neemjet nou soo nauw dat ick soetsapigh praet:Ga naar voetnoot1783
 
Ick hebb' den dagh ghesien jy spraeckt wel and're dingen,Ga naar voetnoot1784
1785[regelnummer]
So slordich, en soo grof dat sy my teughen stinghen.Ga naar voetnoot1785
mieuwes
 
En ick sey niet een beet, maeckme begut niet quaet,Ga naar voetnoot1786
 
Of ick seghje wel goet koop, waer dattet my op staet.Ga naar voetnoot1787
jan tijngh
 
O lieve man jy keunt my doch geen eer op spreecken.Ga naar voetnoot1788
mieuwes
 
O maetjen sonder dat, dan trouwen vol gebreecken.Ga naar voetnoot1789
jan tijngh
1790[regelnummer]
Of mient ghy mijn Lansert, dat niemandt jouw en kent?Ga naar voetnoot1790
 
Men weet wel dat jy Mieuwes de spot veugel bent:
[pagina 204]
[p. 204]
 
Die by de huysen gaet, en larijt by de buren;Ga naar voetnoot1792
 
En helpt de dienst Meysjens ofnemen, en drooghschuren:Ga naar voetnoot1793
 
Als Miester en als Vrouw maer iewers syn te gast?Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Staet ghy dan niet en vraeght of sy alliene wast,Ga naar voetnoot1795
 
Om de hoe veelde weeck, en hoe veel mande klieren,Ga naar voetnoot1796
 
Of sy de koocken en kelder al wel stoffierenGa naar voetnoot1797
 
Met botter, kaes, en broodt, met ry botjes en met visch,Ga naar voetnoot1798
 
Met raf en reeckelingh. Wat huys-raet datter is?Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Hoe veel silver-werck, en hoe veul tinne betielen?Ga naar voetnoot1800
 
Of't Heerschip wel betaelt. Wat sy om Godts wil dielen,Ga naar voetnoot1801
 
Wat dat de Juffrouw draeght, een vlieger of een jack,Ga naar voetnoot1802
 
Of de Dochters goet zijn, en de Soons wilt of mack.
 
Wat vryers datter meest om een soet praetjen komen?
1805[regelnummer]
Wie datter wert ghewilt, en wie niet aengenomen?Ga naar voetnoot1805
 
En als ghy dit volckje dan soo hebt uyt ehoort,
 
Dan seght ghy 't geen verkens maer alle menschen voort.Ga naar voetnoot1807
mieuwes
 
Ja wel mijn groote maet hadd' ghy dus langh geswegen,Ga naar voetnoot1808
 
Ghy hadd' den toe-naem van Jan tijngh niet ekregen.Ga naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
Ick loof niet datter yet in al de werreld schiet,Ga naar voetnoot1810
 
En weetet Jan tijngh niet, soo weetet niemant niet.Ga naar voetnoot1811
[pagina 205]
[p. 205]
rey van nonnen
Ga naar margenoot+Op de Stemme: 't Is heden een dach van vrolijckheyt.Ga naar voetnoot-
 
Des Werrelds alderhoogste pracht,
 
En is nauw waert te noemen.Ga naar voetnoot1813
 
Van Konings schatten, preuts geslacht,Ga naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Van Keysers bloedt te roemen:
 
Van kloecke daan, van kracht, van kunst,Ga naar voetnoot1816
 
Van 's volcks lof, van Princen gunst;Ga naar voetnoot1817
 
Of van aensienlijck brallen;Ga naar voetnoot1818
 
Met Heerschappy van land en lien,Ga naar voetnoot1819
1820[regelnummer]
By yeder een te syn ontsienGa naar voetnoot1820
 
Dat is al niet met allen.Ga naar voetnoot1821
 
Met Vorsten rijck te sijn bestoet,Ga naar voetnoot1822
 
Of met drommels van Eelen:Ga naar voetnoot1823
 
Te swemmen in de overvloet,
1825[regelnummer]
Te blincken van Juweelen,
 
Te klauteren van staet in staet,Ga naar voetnoot1826
 
Tot dat sijn schepters schrick verslaat,Ga naar voetnoot1827
 
Werrelden met onrusten.
 
Of hy het grootste luck verkrijght,Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Hy blijft (hoe schijn-hoogh dat hy stijght,)
 
Een dienaer van syn lusten.
[pagina 206]
[p. 206]
 
't Sy dat syn vroomheyt is belustGa naar voetnoot1832
 
In vrede te regeeren,
 
Of dat hy dees of d'ander Kust,
1835[regelnummer]
Met oorlogh wil beheeren:Ga naar voetnoot1835
 
Alsoo 't de dapp're Hansen past,Ga naar voetnoot1836
 
Dat haer ghewelt en rijck aen-wast,Ga naar voetnoot1837
 
Met loffelijck vergrooten.Ga naar voetnoot1838
 
Door goet beleyt van alle ding:Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Of met de trotse VreemdelinghGa naar voetnoot1840
 
Uyt sijn besit te stooten.
 
Of soo syn snootheydt is gesintGa naar voetnoot1842
 
In luye rust te blijven;
 
Dan wordt de kloecke man een kint
1845[regelnummer]
Door Wijn en wil van wijven.Ga naar voetnoot1845
 
Den Breydel geeft hy al te ruymGa naar voetnoot1846
 
Sijn Heeren: oock het slechte schuym,
 
Ja drif van loose loeren,Ga naar voetnoot1848
 
Want ellick soeckt sijn eyghen baet,
1850[regelnummer]
Dewijl de Prins vol overdaet,Ga naar voetnoot1850
 
Vast streelt en stroockt syn Hoeren.Ga naar voetnoot1851
 
Maer laes! soo 't Opper-hooft hem stelt,Ga naar voetnoot1852
 
Soo schicken sich de leden,Ga naar voetnoot1853
 
De kryg'le krijs-luy die in 't veldt,Ga naar voetnoot1854
1855[regelnummer]
Soo stout en strijdtbaer streden:
[pagina 207]
[p. 207]
 
Ga naar margenoot+Die syn verwijft, versot, en gaylGa naar voetnoot1856
 
Op menschen die haer lichaem veyl,Ga naar voetnoot1857
 
En eer te koope setten.
 
Vol ontucht is het heele Hof,Ga naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
De Rechters die syn traegh en slofGa naar voetnoot1860
 
In 't voord'ren van de Wetten.Ga naar voetnoot1861
 
Den lichten Adel seer onkuys,Ga naar voetnoot1862
 
De Juff'ren belaghen,Ga naar voetnoot1863
 
Sonder aensien van Edel huys,
1865[regelnummer]
Van vrunden of bloedt-maghen.Ga naar voetnoot1865
 
Het Landt is gantsch in rep en roer,
 
De Burger-man, is op de Boer,
 
De Boer op hem ghebeten.
 
De dart'le Coning niet te minGa naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Betovert, in sijn dolle sin
 
Heeft noch sijn plicht vergeten.Ga naar voetnoot1871
 
Dewijl rust sichs een ander toe,Ga naar voetnoot1872
 
Met heyr-kracht en met vonden;Ga naar voetnoot1873
 
Want Godt gebruyckt die tot syn roe,
1875[regelnummer]
En straffe van de sonden:
 
Dees wijfsche Coningh sat en sot,Ga naar voetnoot1876
 
Die sichs liet bidden voor een Godt,Ga naar voetnoot1877
 
Wert buyt van syn Vyanden;Ga naar voetnoot1878
 
Wiens knijf hy haest voelt in sijn strot:Ga naar voetnoot1879
1880[regelnummer]
Of wert dat meer is tot een spot,Ga naar voetnoot1880
 
Ghevoert in alle Landen.
[pagina 208]
[p. 208]
 
De wijse Heer die in sijn tijdt,
 
Bloeyden van vrome daden;Ga naar voetnoot1883
 
Die of in stilte of in strijdt,
1885[regelnummer]
Voor treffelijck kon raden.
 
Die als de ziel des Vader-landts
 
Uytmunten, als een Godt bykants,
 
Van deugden en van leven,
 
Als 's Volcks heyl! ja licht en glants,Ga naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Die werdt ô smet van haer nochtansGa naar voetnoot1890
 
Doorsteecken en vergeven.
rey van iufferen
 
Den Hemel heeft den loop der staaten
 
Beurts-wijs met voorsicht ghestelt,Ga naar voetnoot1893
 
Op dat sigs niemandt souw verlaetenGa naar voetnoot1894
1895[regelnummer]
Op 't onsachelijck ghewelt,Ga naar voetnoot1895
 
Noch op sijn slooten, of bontgenoten,Ga naar voetnoot1896
 
Van nameloos ghetal.Ga naar voetnoot1897
 
Want siet hoe rijcker, hoe jammerlijcker,
 
Soo is oock haren val.Ga naar voetnoot1899
1900[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die gist'ren soo vermeetel snofteGa naar voetnoot1900
 
Op sijn sware rijckdom groot,
 
Desen heden-morgen plotsteGa naar voetnoot1902
 
In een schandelijcke doodt,
 
Siet den verachter, die smoort in lachter,Ga naar voetnoot1904
[pagina 209]
[p. 209]
1905[regelnummer]
In waeghschael van syn siel;Ga naar voetnoot1905
 
En wert begraven, niet als een slave,Ga naar voetnoot1906
 
Maer als de booste Fiel.Ga naar voetnoot1907
 
Die sich gist'ren dorst vermeeten,Ga naar voetnoot1908
 
Van zijn Maeschap en Geslacht;Ga naar voetnoot1909
1910[regelnummer]
Leyt on-aerdich dof vergeeten,Ga naar voetnoot1910
 
Van al de Werreld recht veracht:Ga naar voetnoot1911
 
Sijn naeste Maghen, die sijn verslagen,Ga naar voetnoot1912
 
En schrabben uyt sijn naem,Ga naar voetnoot1913
 
En sy beschreyen, niet sijn verscheyen,
1915[regelnummer]
Maer! 't leven van syn faem.Ga naar voetnoot1915
 
Die sich gist'ren dorst vernoemen,
 
't Eenich oogh van alle kunst:Ga naar voetnoot1917
 
Die sich niet ontsach te roemen
 
Van Vrouwen wil, van Heeren gunst,Ga naar voetnoot1919
1920[regelnummer]
Dien wordt syn leden, versolt vertreden,Ga naar voetnoot1920
 
Vermorselt sijn ghebeent,
 
En 't is rechtvaerdich, soo veel niet waerdich,Ga naar voetnoot1922
 
Dat mer een traen om weent.
 
Die sich gist'ren dorst verboogen,Ga naar voetnoot1924
1925[regelnummer]
En swoor d'alderhooghste eet;
 
Dat hy 't streng'lyck souw uytdrooghen,Ga naar voetnoot1926
 
Die hem in het minst misdeedt,
[pagina 210]
[p. 210]
 
Met sack of koorde, of selfs met moorden,Ga naar voetnoot1928
 
Door Goddeloos geboeft,
1930[regelnummer]
Siet dien heeft heden, als zy streden,Ga naar voetnoot1930
 
Een wreede doodt gheproeft.
 
Die gist'ren sich sach verschoven,Ga naar voetnoot1932
 
Beguychelt en daer toe belacht,Ga naar voetnoot1933
 
Die siet sich heden nu al boven,Ga naar voetnoot1934
1935[regelnummer]
Ja meester van syns Vyandts macht,
 
Die hy most dempen, wou hy het schempenGa naar voetnoot1936
 
Der lasteraers ontgaen,
 
Soo doet hier Vechter, die als een rechter,Ga naar voetnoot1938
 
Rechtvaerdich heeft ghedaen.
1940[regelnummer]
Die gist'ren 't hooft niet dorst opsteecken,
 
Door zijn herten-leet en kruys,Ga naar voetnoot1941
 
Siet heden doof een ander wreecken.
 
De hoon en schande van zijn huys:
 
Mits het vernielen der booser zielen,Ga naar voetnoot1944
1945[regelnummer]
De schender van syn bloet.Ga naar voetnoot1945
 
Och hoe veel ouden! dit noch wel wouden,Ga naar voetnoot1946
 
Die 't selfden oock ontmoet.Ga naar voetnoot1947
 
Ga naar margenoot+Die het gist'ren stont gheschoorenGa naar voetnoot1948
 
Van haer lief te syn versmaet,Ga naar voetnoot1949
1950[regelnummer]
Heeft nu heden al verkooren,Ga naar voetnoot1950
 
Een geestelijcken Echten staet,Ga naar voetnoot1951
[pagina 211]
[p. 211]
 
Want sy sal trouwen, en eeuwich houwen,Ga naar voetnoot1952
 
De Bruydegom van haer ziel.
 
Heeft sy ghevallen? wien ist van allenGa naar voetnoot1954
1955[regelnummer]
Die noyt ter werreld viel?
 
Ghy die met ghelijcke sonden
 
Syt besoedelt en besmet,
 
De wraeck die komt met open monde
 
Gantsch lauw en lysselijck van tret:Ga naar voetnoot1959
1960[regelnummer]
's Is al gheboren, om u te smoorenGa naar voetnoot1960
 
In 't beste van u tijdt:
 
Keert u doet voordeel, want siet Godts oordeel,Ga naar voetnoot1962
 
En sal 't niet schelden quijt,
 
Den vroomen Vechthart die moet swerven,
1965[regelnummer]
En vluchten lacy! buyten 's landts.
 
En moghelijck oock balling sterven,Ga naar voetnoot1966
 
Doch wy verhoopen nu nochtans,
 
Dat Godts genade, voor alle schade,
 
Hem wel bewaren sal,
1970[regelnummer]
Die na dit dwaelen, hem sal ophaelen,Ga naar voetnoot1970
 
Daer 't alles is in al.Ga naar voetnoot1971
 
Ghy Maeghden aen de blye Reye,Ga naar voetnoot1972
 
Singht lydelijck, een leyde liet:Ga naar voetnoot1973
 
Op dat een yeder mach beschreyen
1975[regelnummer]
De snelle doodt, laes! van Margriet:Ga naar voetnoot1975
 
En 't is te klagen, dat sy haer daghen
 
Soo eyndiget met smert,
 
Die haer soo parsten, dat haer most barstenGa naar voetnoot1978
 
De Ader van het hert.
[pagina 212]
[p. 212]
1980[regelnummer]
Die hier kan lyden en verdragen,
 
Vind' alsoo het spreeckwoort seyt,
 
Sijn vyandt voor syn deur verslagen,Ga naar voetnoot1982
 
Dus schort u leet met lijdsaemheydt:Ga naar voetnoot1983
 
Wilt in u lyden, met Godt verblyden,
1985[regelnummer]
Spijt alle vroegers fel:Ga naar voetnoot1985
 
't Sal sonder strijden, noch t' synder tijden
 
Ghewroocken werden snel.
 
Vrunden neemt ons slecht vertoonen,Ga naar voetnoot1988
 
Na u wijsheyt in het goet,Ga naar voetnoot1989
1990[regelnummer]
Gedenct dat God ook sal beloonen,
 
Elck, na hy syn naesten doet,Ga naar voetnoot1991
 
Nu Godes segen, sy alderwegen,
 
In al u doen en spoet,Ga naar voetnoot1993
 
Mannen, en Vrouwen, wilt dat onthouwen,
1995[regelnummer]
Die quaet doet, quaet ontmoet.
 
 
 
G.A. Brederode.
 
't Kan verkeeren.
[tekstkritische noot]Vyfde bedryf in groot kapitaal; Eerste uytkomst cursief.
voetnoot1514
vier: vuur.
voetnoot1517
loopt ... preken: ga ... preken.
voetnoot1519
laet mijn moetwil toe enz.: belet mij niet mezelf moedwillig het leven te benemen (mijn moetwil is meew. vw.).
voetnoot1520
hout: hou op, wees stil.
voetnoot1522
swermer: dwaas*; Besadicht u: wees kalm.
voetnoot1525
Beledicht u: wees bereid (eig.: neem er de tijd voor; WNT II, kolom 1683).
voetnoot1526
kracht en gewelt (tautologische verbinding): geweldpleging, hier als roep om hulp (zie ook WNT VIII, kolom 52).
voetnoot1527
ontstelt: in de war.
voetnoot1528
lief: m'n kind; misselijck: ziek, er slecht aan toe.
voetnoot1533
Hout daer ... hart enz.: alsjeblieft, neem maar aan en drink eens flink (hart is lijd. voorw.; zie WNT VIII, kolom 1184); moet: moge.
voetnoot1535
mijn ziel: aanspreking.
voetnoot1536
karsten mensch: christenmens.
voetnoot1538
Vroome: dappere; niet verlaet: laat niet in de steek.
voetnoot1539
Alst op een treffen enz.: als het in de strijd benard of hachelijk gesteld is.
voetnoot1540
onweer: grimmigheid van het gevecht (of lett.: grimmig weer?); wederwaerdicheyden: tegenslagen.
voetnoot1541
spits-broeders: strijdmakkers.
voetnoot1542
in slacht en tocht: in de veldslag en tijdens de krijgstocht.
voetnoot1543
So ... eerst: dan pas; vry bescheyt: ontslag uit het leger; verlient: verleend.
margenoot+
F 3 vo
voetnoot1544
soldt: soldij.
voetnoot1546
de spoet: het lot; hier: het ongunstige lot, de tegenspoed.
voetnoot1548
met heerelijck vergelden: met een vorstelijke beloning.
voetnoot1552
Fy u der grover schanden: schaam u over de grote schande (voor de constructie zie WNT III, kolom 4455).
voetnoot1554
menschen: mensenbloed (samentrekking in de nevenschikking met eyghen bloedt).
voetnoot1558
voorstanders: verdedigers; lijf: leven.
voetnoot1562
alleen Godts evenbeeldt enz.: alleen de mens, bloeddorstig hakend naar zijn dood, beneemt zichzelf het leven.*
voetnoot1565
onschult: verontschuldiging; dragen: aanvoeren.
voetnoot1568
Prins des lichts: God; prijs'lijck: die te loven is.
voetnoot1569
yslijck: huiveringwekkend (nabep. bij hellen)*
voetnoot1570
Als huys-brekers en guyts enz.: als misdadige verbrekers van de tempelvrede.
voetnoot1571
Dat 's ... hand-werck: dat wil zeggen van uw eigen hart, de schepping van de ware God.*
voetnoot-
stroockt: streelt; hem is samengetrokken; het is lijd. vw. bij stroockt en meew. vw. bij wrijft af.
voetnoot1573
ware: oprechte (?).*
voetnoot1574
mijn gesicht: mijn ogen.
voetnoot1575
teenemael: tezelfder tijd.
voetnoot1580
gemeen: gewoon.
voetnoot1581
Dat sy enz.: dat ze iets onmogelijks of hun verderf wensen.*
voetnoot1582
Al haddy schoon: al had je ook; al 't gunt dat: alles wat.
voetnoot1583
al niet: alles tezamen niets.
voetnoot1584
dat een: dat ene, dat alleen.
voetnoot1585
selfs: zelf.
voetnoot1586
haveloos: zonder enig bezit.
[tekstkritische noot]1590 waen in 1638 en 1644 waer - 1605 eeuwelijck in 1638 eeuwelhck (drukfout)
voetnoot1587
En hebdy: als je ... hebt*; 't ...al: alles.
voetnoot1588
Voorts volgdy enz.: als je verder je ingeschapen natuur volgt, zul je gemakkelijk in een staat van vrede zijn.
margenoot+
F 4 ro
voetnoot1589
u waen: je wensen, je verwachtingen*; staedich vroegen: voortdurende kwelling, foltering.
voetnoot1590
soo haest: zodra.
voetnoot1591
gierich: begerig.
voetnoot1592
De wyse mensch alleen enz.: met deze zin begint de nieuwe gedachte; na vs. 1591 leze men een punt.
voetnoot1593
der saecken endtlijck wesen: hoe alles zal aflopen.
voetnoot1594
Soo: daarom (hervattend bijw.); niet: overtollige ontkenning.
voetnoot1595
Dan: maar.
voetnoot1596
selfs: zelf; dieden: doen strekken.*
voetnoot1597
lijdt hy met verdrach: duldt, ondergaat hij lijdzaam.
voetnoot1599
kunst: bekwaamheid, kundigheid.
voetnoot1600
grondeeren: doorgronden.
voetnoot1602
dus seer beklaeght: zozeer weeklaagt over.
voetnoot1604
in 't leven mocht gebeuren: in leven zou mogen bezitten.
voetnoot1605
Ghy mochtet enz.: dan zou je het in het graf of in de eeuwigheid kunnen betreuren. De zin van de tegenstelling is niet duidelijk.
voetnoot1606
dat: dat wat.
voetnoot1607
hem salighste: het meest tot zijn heil (den menschen is onderw. van de zin).*
voetnoot1608
noot schickingh: onherroepelijke beschikking.
[tekstkritische noot]Tweede vertoon cursief.
voetnoot1609
Wardeert Gods gaven: schat de waarde van. Gods gaven.
voetnoot1610
stick-ziende: kortzichtige (WNT XV, kolom 1678).
voetnoot1611
alderley geval: allerlei gebeurtenissen.
voetnoot1612
Dan: maar; sult: moet; u ghesicht: uw blik.
voetnoot1613
selver: zelf (bep. bij hert en ingewant); zie de aant. bij vs. 844.

voetnoot1617
handt-haven: eig. helpen, bijstaan; hier misschien: ondernemen, doen.*
voetnoot1618
ongerechtich: tegen de door God of de kerk gestelde regels.
voetnoot1619
misdoe: zondigt jegens.*
voetnoot1620
geslagen, en geschonden: gedood en verminkt. Deze woorden zijn een verklarende aanvulling bij vermoort; geschonden zou betrekking kunnen hebben op wat bij de vzn. 1231-1233 is gebeurd.
voetnoot1621
Kijnt: kind (gewestelijke vorm); even wel: niettemin.
voetnoot1623
on-waert: niet waardig.
voetnoot1624
wille keur: verordening, voorschrift.
voetnoot1625
selfs: zelf.
voetnoot1626
nooslijck: op jammerlijke wijze (WNT IX, kolom 2137).*
voetnoot1628
wat gaet my aen: wat overkomt mij.
voetnoot1630
Die: indien iemand*; reuckeloos: lichtzinnig, zonder zorg voor zijn zieleheil.
voetnoot1631
't Is reden: dan is het billijk; een ketters kans: het lot van een ketter.
margenoot+
F 4 vo
voetnoot1632
En was hy enz.: en was hij nu voor het christendom tegen de Turken ten strijde getrokken.
voetnoot1635
die: niet congruerende hervatting van het onderwerp ('t levend-loose lijf); 't: het gezelschap van vrome martelaren, of ruimer: van gelovig gestorvenen; hier: op aarde, in het graf.
voetnoot1636
raedt: middel.
voetnoot1639
niet een sier: geen zier.
voetnoot1640
's Jaers: jaarlijks; bepaling bij een tonne gouts; bespreken: beloven.
voetnoot1642
de lieve Vrouw van Hal enz.: Halle, Scherpenheuvel (nu beide in Belgisch Brabant) en 's-Hertogenbosch waren bekende bedevaartplaatsen.
[tekstkritische noot]Op de wyse vande 116 Psalm cursief; de tekst van de Vigilie romein - 1654 sierletter M over 4 regels.
voetnoot1645
kloppen: het leven van een klopje, een bagijntje, leiden. Vgl. echter vs. 1951-1953.
voetnoot1647
u u wenschen noch onthiel: u de vervulling van uw wenschen nog weigerde.
voetnoot1648
Ten aensien van: met het oog op; in de zin is d'arme lieden ... de kerck meew. vw.
voetnoot1650
Des: daarom.
voetnoot1652
de oude Vaders boecken: de boeken der kerkvaders (WNT XI, kolom 1569).
voetnoot-
soo daer: aangezien er.
voetnoot-
handtgheslach: in de handen klappen als teken van rouw (zie WNT V, kolom 1954).
voetnoot-
Vigilie: gebed bij een dode; eig. nachtwake. Zie over deze vigilie blz. 20 en vlg.
voetnoot1654
suchten: smarten (zie blz. 21). Vgl. Datheen: psalm 116:3: ‘De stricken des doots hadden my omvaen / Ick was beladen met anghsten der Hellen.’ (De CL Psalmen des Propheten Davids, uyt den Françoyschen in Nederlantschen Dichte overgeset door P. Dathenum, Leiden 1638).
voetnoot1657
Of ons Heyl-gever enz.: als God ons zijn aangezicht toont.*
voetnoot1660
My hebben enz.: de doodssmarten zijn mij gaan omgeven.
voetnoot1661
des Hels droeve leer: de leer, dat wat ik weet over de hel. Zie blz. 22.
voetnoot1662
Want Godt enz.: vgl. Datheen, psalm 95:2: ‘Want hy een groot Godt is geacht / Een Coning van veel grooter macht / dan de Goden zijn.’
voetnoot1663
Op: over; die ... leven: synoniem met de Goden bij Datheen; in de Statenvertaling ‘alle goden.’
voetnoot1665
zijn door ... veer: zijn uitgespreid over heel de wijde wereld. Vgl. Datheen, psalm 95:2: ‘want 't aerdrijcke / Heeft hy in syn hand.’
voetnoot1668
het Meyr: de zee; gangen: deining; vgl. Datheen, psalm 95:3: ‘De Zee hem alleyn toebehoort / Hy heeft die gemaeckt door syn woort.’
voetnoot1669
Oock 't drooge landt enz.: vgl. Datheen, psalm 95:3: ‘En schiep oock 't aertrijcke bequame.’
margenoot+
G 1 ro
voetnoot1670
Kom laet ons ... loven: vgl. Datheen, psalm 95:3: ‘Komt laet ons al t' saem met demoet / Vallen voor onsen Godt te voet.’
voetnoot1672
Hy is ons Heer ... teer: vgl. Datheen, psalm 95:4: ‘Hy is een Godt die ons behoed / Wy zijn 't volck end de schapen goed.’
voetnoot1676
hebt ontfangen: hebt gehoord.
voetnoot1677
hoort in noot: luister daarnaar, als gij in nood verkeert. De vzn. 1677-1683 bevatten Gods woorden.
[tekstkritische noot]Derde uytkomst cursief; de gehele rei romein - 1690 sierletter W over 4 regels.
voetnoot1678
eer: weleer; bekoorden my: stelden mij op de proef. Vgl. voor de vzn. 1678-1679 Datheen, psalm 95:5: ‘So tot Massa end Meriba / Uwe vaders voor ende na / In de woestijne te doen plagen. / Sy terghden my met herten quaet / Ende beproefden vroegh end spaed / Al mijn wercken die sy daer sagen.’ Vgl. ook Ex. 17:7 en Hebr. 3:8-11.
voetnoot1679
Daer sy nochtans: hoewel ze toch.
voetnoot1681
hun bedouwt: over hen geweend.*
voetnoot1682
Sy waren ... verhart: vgl. Datheen, psalm 95:6: ‘Dit volck is gantsch sonder verstant / Van herten gaer dwalende.’
voetnoot1683
rusten: ingaan in de hemelse rust. Vgl. Datheen, psalm 95:7: ‘En heb in myn gramschap gesworen / Dat dit boos en verkeert geslacht / Nemmermeer soude zijn gebracht / Tot ruste mijner uytvercoren.’
voetnoot1684
beneemt myn lusten: doet mijn levensvreugde te niet.
voetnoot1687
u: uw; het: nl. het lijk. Vgl. Et lux perpetua luceat eis (en het eeuwige licht verlichte hen).
voetnoot1688
De suchten enz.: de smarten des doods stichten mij, bevorderen mijn zieleheil, terwijl ik erdoor omvangen ben.

voetnoot1692
Hoe trots enz.: zie voor de aanhalingstekens in deze rei blz. 216.
voetnoot1694
haest: weldra.
voetnoot1696
prangen: kwellen, kwetsen.
voetnoot1697
styf: hard.
voetnoot1699
smelt: vergaat; dier: duur, hoog.
voetnoot1701
die 't wel besiet: als men het goed beziet (zie de aant. bij vs. 1630).
voetnoot1702
lustich: levenslustig; op syn dreef en schick: in goede conditie.
voetnoot1703
flucks: vlug, energiek; rapsche: levendige, flinke.
voetnoot1706
vertrouwt: hier wel met de betekenis van ‘vertrouwe’; sigs: zie de aant. bij vs. 771; niet: verdubbeling van de ontkenning.
margenoot+
G 1 vo
voetnoot1712
begeven: laten varen.
voetnoot1714
Vermits: aangezien; raem: lijk (eig. geraamte). De vzn. 1714-1717 geven de grond voor de in de vzn. 1710-1713 gedane uitspraak.
voetnoot1715
sprenght: besprenkelt; wel kost'lijck en behendich: op zeer kostbare en bekwame wijze.
voetnoot1716
uytwendich: vol pracht (Kiliaen, Etymologicum II, blz. 829; Oudemans WB, blz. 409).
voetnoot1717
Dat ick enz.: dat ik mij haast schaam het te vertellen. Bij verhalen ontbreekt het lijd. vw.
voetnoot1718
werdt: wordt; zo ook in vs. 1722; ghegroeft verweent: met pracht en praal ter aarde besteld.
voetnoot1719
standarts: vaandels; staven: kruisstaven of kromstaven van bisschoppen.
voetnoot1720
Met schilden out: met oude wapenschilden.
[tekstkritische noot]1726 misbruyck volgens 1644; in 1638 mis bruyck - Vierde uytkomst cursief; de gehele rei romein - 1734 sierletter H over 4 regels - 1735 Een Lb. Den - klaren Lb. klaer en - 1739 Lb. Met aartigh minlijck smeken // en schoon spreken
voetnoot1721
Gemeent: volk, burgerij.
voetnoot1723
om hoogh doet planten: opricht (doet is hulp- ww. van omschrijving).
voetnoot1725
En 't Marmor-beeldt enz.: en zijn marmeren beeld bij de vergulde beelden van zijn voorgeslacht.
voetnoot1726
ghebreck voor geen misbruyck gekent: ondeugd, niet als dwaling (WNT IX, kolom 809) onderkend.
voetnoot1728
vervalb're: vergankelijke.
voetnoot1730
gantsch slecht en recht: zonder enige statie.
voetnoot1731
gevoert: daarheen gebracht.
voetnoot1733
overgaf: deed uitvloeien.

voetnoot1734
Helaes! ick heb verlooren enz.: deze Rey van Jufferen komt onder de titel ‘Klachtich Maeghden-Liedt’ ook voor in het Groot Lied-boeck, blz. 374-376.
voetnoot1735
van klaren Prinslijk bloet: van smetteloos, onbezoedeld vorstelijk bloed.
voetnoot1736
verscheyen: overlijden; wel: zeer.
voetnoot1738
ten ooren ... troonden uyt: door de oren naar buiten lokte.
voetnoot1739
aertich: geestig, bevallig geformuleerd; minlijck: vriendelijk, lief; smeecken: vleien.
[tekstkritische noot]1744 hertelijck Lb. hartelijck - 1746 kiesche Lb. kuysche - 1749 roock Lb. roockt - 1752 hert Lb. hart - 1753 smert Lb. smart - 1754 soud Lb. souw - 1755 gaen begeven Lb. begheven - 1757 u Lb. myn - 1760 En Lb. In - belyen Lb. (1622) verblijen - 1762 de swarte Lb. swarte - eeren Lb. eer
voetnoot1741
licht: ogen.
voetnoot1742
u brallen: uw praal; vervallen: te niet gaan.
voetnoot1743
wel gedane: mooie; van: door.
voetnoot1744
sonderlinge lust: innig genoegen.
voetnoot1745
ontfanghen.: de punt na dit vs. is misleidend, want de zin loopt door tot op eeten; met u tongh begint de volgende zin.
voetnoot1746
kiesche: kieskeurig, fijnproevend. Dit woord past hier beter dan kuysche in het Groot Liedboeck.
voetnoot1747
een lieve wellust: een aangenaam behagen.
voetnoot1750
smooren: verstikken, geen lucht kunnen krijgen.
voetnoot1751
vervuylen: vergaan, verrotten.
margenoot+
G 2 ro
voetnoot1759
in eenicheydt: in eenzaamheid; myn kruys: mijn verdriet, voortvloeiend uit de zonde.
voetnoot1760
(my) belyen: als een zonde erkennen*; mach: kan.
voetnoot1762
wylen: sluier; ter eeren de liefste mijn: ongewoon voor ‘de liefste mijn ter eeren.’
voetnoot1763
vereeren: eer bewijzen.
[tekstkritische noot]Vyfde deel in groot kapitaal; de regels (1)-(17) cursief, behalve de woorden Soo ist (groot kap.), actum den en November (rom.); Al die ... voort romein; Velden cursief.
voetnoot-
leest af: leest voor ter afkondiging; wie den dood-slager enz.: dat wie de schuldige aan de doodslag gevonden heeft, zoveel zal ontvangen voor het aanbrengen (analytisch object; zie Weijnen Z.T. § 73).
voetnoot-
Ian tyng: zie de Personagien, blz. 90; stommen: niet sprekende personen, figuranten.
voetnoot(1)
E.E.: Edelgestrenge.
voetnoot(2)
verstaen: vernomen.
voetnoot(4)
Ende men: tussen deze woorden is alsoo (‘aangezien’) samengetrokken. Evenzo tussen ende en hetselve in de volgende regel.
voetnoot(6)
ghepoliceerde: bestuurde; geleden: geduld.
voetnoot(7)
gheordonneert ende goet ghevonden: verordend en besloten.
voetnoot(8)
op de ... lijf: op het lichaam van de moordenaar of degene die de manslag heeft begaan.
voetnoot(9)
Carolus guldens: gouden munten met de beeldenaar van Karel V of andere munten van gelijke waarde.
voetnoot(10)
bekomen: in handen krijgen.
voetnoot(14)
't sy onder ... wesen: onder welk voorwendsel dan ook.
voetnoot(15)
op peene van: op straffe van; ghearresteert: vastgesteld.
voetnoot(16)
voorgeroert: vorengenoemd; actum ... Presentibus: gedaan ... in tegenwoordigheid van.
voetnoot1765
of eleesen: afgelezen, afgekondigd.
voetnoot1767
Maer: wel; by 't Hof: in de omgeving van het grafelijke hof in Den Haag (zie blz. 29).
voetnoot1768
Hoe na een drayer?: wat, een drol soms.
margenoot+
G 2 vo
voetnoot1769
deghelijcke deegh: ik meen het, het is ernst; deur-steecken: doorstoken.
voetnoot1771
Hoe staet de vent?: wat mankeert die vent toch (terzijde gezegd)*; het is ... malligheydt: het is waarachtig geen grapje.
voetnoot1772
bescheyt: uitspraak, bewering; neer leggen: dubbelzinnig: vermoorden en verkrachten.*
voetnoot1775
jock: gekheid.
voetnoot1778
Het is ... mal: je bent niet goed wijs; 't het niet ... 't lijf: wat je allemaal vertelt heeft niets om het lijf.
voetnoot1779
Wijf: getrouwde vrouw.
voetnoot1780
brist (van briesen): kletst, leutert; knecht: kerel; mach: wil.
voetnoot1781
Hoeje wilt enz.: zoals je wil, mannetje; als je niet wil, stop je je oren maar toe.*
voetnoot1782
mijn schootige maet: m'n grote kameraad.*
voetnoot1783
soetsapigh: verlekkerd, met dubbelzinnige aardigheden(?)
voetnoot1784
jy spraeckt: dat jij ... zei.
voetnoot1785
slordich: schunnig; stinghen: stonden.
voetnoot1786
niet een beet: helemaal niets; begut: verdorie, verdomme (eig. bij God).
voetnoot1787
Of ick enz.: of ik zeg je voor een koopje, hoe ik over je denk.
voetnoot1788
jy keunt enz.: jij kunt mijn goede naam toch niet in opspraak brengen (?).
voetnoot1789
sonder dat: zonder eer (?). Of wellicht met een knippend gebaar van de vingers: zonder dát, zonder enige goede eigenschap?; dan trouwen: maar wel, maar voorzeker.*
voetnoot1790
mijn Lansert: beste kerel (lansert: landsknecht, soldaat).
voetnoot1792
Die by de huysen enz.: die langs de huizen gaat kletsen bij de buren.*
voetnoot1793
ofnemen: stof afnemen; drooghschuren: schuren of schrobben zonder water.
voetnoot1794
iewers: ergens; dit vers is een voorwaardelijke bijzin bij vs. 1795 en vlg.
voetnoot1795
Staet ghy dan niet en vraeght: sta je dan niet te vragen; alliene: alleen (zonder hulp van een wasvrouw?).
voetnoot1796
mande klieren: manden met kleren; de woorden sy wast (vs. 1695) zijn samengetrokken.
voetnoot1797
al wel stoffieren Met: nogal goed voorzien van.
voetnoot1798
ry botjes: aan draden geregen en in wind en zon gedroogde botjes (vis).*
voetnoot1799
raf: vette, gezouten en gedroogde vinnen van de heilbot; reeckelingh: gezouten en gedroogde repen van het vette vlees van diezelfde vis.*
voetnoot1800
betielen: platte schotels (hollandse dialect-vorm van plateel).
voetnoot1801
wel betaelt: goed van betalen is; om Godts wil dielen: aan de armen geven, uitdelen.
voetnoot1802
de Juffrouw: de vrouw des huizes; een vlieger: een lang, open hangend bovenkleed, vooral voor getrouwde vrouwen, met staande kraag*; jack: kort bovenkleed.
voetnoot1805
Wie datter enz.: wie er welkom is en wie niet geaccepteerd wordt.
voetnoot1807
Dan seght ghy enz.: dan brief je het niet aan de varkens over, maar aan alle mensen.*
voetnoot1808
hadd' ghy enz.: als jij altijd je mond gehouden had.
voetnoot1809
toe-naem: bijnaam; Jan tijng is dus niet zijn eigenlijke naam.
voetnoot1810
loof: geloof; schiet: geschiedt.*
voetnoot1811
En weetet ... niet: als ... het niet weet.
[tekstkritische noot]Op de stemme romein; de titel van de melodie cursief; de gehele rei romein - 1812 sierletter D over 4 regels. - By in 1638 en 1644 Wy
margenoot+
G 3 ro
voetnoot-
't Is heden enz.: op deze stemme heeft Bredero een Nieuwjaar-Liedeken geschreven (Groot Lied-boeck, blz. 541-543).
voetnoot1813
nauw waert te noemen: nauwelijks waard vermeld te worden.
voetnoot1814
preuts geslacht: edele afkomst (van is samengetrokken).*
voetnoot1816
kunst: kundigheid, bekwaamheid.
voetnoot1817
Princen gunst: vorstengunst.
voetnoot1818
van aensienlijck brallen: door openlijk pralen; hierop sluit ondanks de puntkomma het vlg. vs. als bepaling van middel aan.
voetnoot1819
van: over.
voetnoot1820
By yeder een enz.: door iedereen geëerbiedigd te worden; emendatie van TW 1890.
voetnoot1821
Dat is enz.: dat betekent allemaal niets.
voetnoot1822
Met Vorsten enz.: door een rijke stoet van vorsten omgeven te worden.*
voetnoot1823
drommels van Eelen: drommen edellieden.
voetnoot1826
Te klauteren enz.: zich tot steeds hogere staat te verheffen.
voetnoot1827
sijn schepters schrick: de angst voor zijn heerschappij; verslaat: slaat (lijd. vw. hierbij is Werrelden).
voetnoot1829
Of hy ... verkrijght: al verwerft hij.
voetnoot1832
vroomheyt: rechtschapenheid, edele aard. De gehele strofe (vss. 1832-1841) is een opsomming van de lusten, in het vorige vers genoemd. Deze wordt, maar in een andere syntactische vorm, voortgezet in de volgende strofe(vs. 1842-1851).
voetnoot1835
beheeren: onderwerpen.
voetnoot1836
alsoo: zoals; Hansen: grote heren.*
voetnoot1837
Dat haer ghewelt: opdat hun macht.
voetnoot1838
Met loffelijck vergrooten: door dit op roemrijke wijze te vergroten. Dit vers wordt ten onrechte door een punt afgesloten.
voetnoot1839
beleyt: bestuur, regeling.
voetnoot1840
met: door.
voetnoot1842
soo: indien; syn snootheydt: zijn slechte aard, inborst.
voetnoot1845
wil van wijven: mingenot met vrouwen.
voetnoot1846
Den Breydel enz.: hij laat zijn edelen al te zeer de vrije teugel.
voetnoot1848
drif van loose loeren: het schuim van bedrieglijke schavuiten (drif, eig. drift; zie WNT III, tweede stuk, kolom 3333).
voetnoot1850
Dewijl: terwijl; Prins: vorst; vol overdaet: een buitensporig leven leidend.
voetnoot1851
Vast: onophoudelijk, altijd door; stroockt: streelt.
voetnoot1852
soo: zoals; hem stelt: zich gedraagt.
voetnoot1853
soo schicken enz.: zo gedragen de onderdanen zich; leden: eig. ledematen, metafoor in verband met Opper-hooft.
voetnoot1854
kryg'le krijs-luy: krijgshaftige krijgslieden.*
margenoot+
G 3 vo
voetnoot1856
versot: verdwaasd, buiten zinnen; gayl Op: wellustig verlangend naar.
voetnoot1857
menschen: hier: vrouwen; veyl: te koop; samentrekking van setten (vs. 1858).
voetnoot1859
ontucht: tuchteloosheid.
voetnoot1860
slof: laks.
voetnoot1861
voord'ren: doen uitvoeren.
voetnoot1862
lichten: lichtzinnige (Den lichten Adel is onderw.).
voetnoot1863
Juff'ren: jonge vrouwen van aanzienlijke stand.
voetnoot1865
bloedt-maghen: bloedverwanten.
voetnoot1869
dart'le: wulpse, brooddronken; niet te min: evenzeer (nl. als de gehele hofhouding).
voetnoot1871
Heeft ... vergeten: verwaarloost toch zijn plicht.
voetnoot1872
Dewijl: inmiddels; sichs: zie de aant. bij vs. 771.
voetnoot1873
vonden: listen.
voetnoot1876
wijfsche: verwijfde, zwakke.
voetnoot1877
bidden voor: aanbidden als.
voetnoot1878
wert: wordt.
voetnoot1879
knijf: ponjaard.
voetnoot1880
dat meer is: wat nog erger is.
[tekstkritische noot]Rey van Iufferen cursief; de gehele rei romein - 1892 sierletter D over 4 regels - 1900 snofte in 1638 en 1644 snoste
voetnoot1883
Bloeyden van enz.: in volle kracht was door rechtschapen daden.
voetnoot1889
ja licht en glants: ja, als de lichtende glorie van het volk ('s Volcks is samengetrokken).
voetnoot1890
smet: schande; van haer: door hen.*
voetnoot1893
Beurts-wijs ... ghestelt: op voorzienige wijze zo geregeld, dat elks voorspoed en tegenspoed elkaar afwisselen.
voetnoot1894
sigs ... souw verlaeten: zou vertrouwen.
voetnoot1895
't onsachelijck ghewelt: de vreeswekkende macht.
voetnoot1896
slooten: versterkingen.
voetnoot1897
nameloos ghetal: onnoembaar groot aantal.
voetnoot1899
Soo is: is (Soo is expletief).
margenoot+
G 4 ro
voetnoot1900
snofte: zich beroemde op.
voetnoot1902
Desen ... plotste: stortte deze ochtend neer.*
voetnoot1904
smoort: verstikt, ten onder gaat; lachter: schande.
voetnoot1905
In waeghschael van syn siel: terwijl zijn zieleheil op het spel staat.
voetnoot1906
En wert enz.: en die niet als een slaaf wordt begraven.*
voetnoot1907
Fiel: schurk, schavuit.
voetnoot1908
vermeeten Van: beroemen op.
voetnoot1909
Maeschap: verwanten.*
voetnoot1910
on-aerdich: droevig, ellendig (WNT X, kolom 897); dof: roemloos.
voetnoot1911
recht: volkomen, geheel en al.
voetnoot1912
Maghen: familieleden; verslagen: diep bedroefd.
voetnoot1913
schrabben uyt: schrappen weg; nl. uit het boek der levenden.
voetnoot1915
't leven van syn faem: het verloren leven van zijn roem, dus: dat zijn roem afsterft.
voetnoot1917
't Eenich oogh van alle kunst: de lieveling van alle kunsten (oogh in de zin van oogappel).
voetnoot1919
wil: genegenheid.
voetnoot1920
wordt: discongruent voor worden; versolt: mishandeld.
voetnoot1922
't: verwijst naar vs. 1920-1921 of mogelijk naar sijn ghebeent; rechtvaerdich: met recht.
voetnoot1924
sich ... dorst verboogen: zich ... erop durfde beroemen; het object is de bijzin Dat ... geboeft (vss. 1926-1929).
voetnoot1926
uytdrooghen: betaald zetten (Oudemans TWH blz. 346; WB blz. 405).
voetnoot1928
sack: zak waarin misdadigers genaaid werden en vervolgens te water geworpen (MNW VII, kolom 64); [met] koorde: door ophanging; moorden: sluipmoord door middel van gehuurde moordenaars.
voetnoot1930
dien: onderw. bij heeft gheproeft; als zy streden: nl. degene die sich dorst verboogen (vs. 1924) met degene die hem in het minst misdeedt (vs. 1927).
voetnoot1932
verschoven: geminacht, als verschoppeling behandeld.
voetnoot1933
Beguychelt: bespot; belacht: uitgelachen.
voetnoot1934
al boven: helemaal aan de top.
voetnoot1936
dempen: vernietigen, ten onder brengen.
voetnoot1938
Vechter: Vechthart.
voetnoot1941
kruys: verdriet. De vzn. 1940-1945 zullen wel betrekking hebben op Margriets vader, ofschoon deze minder onder het leed gebukt scheen te gaan dan de vader van Roemer.
voetnoot1944
Mits het vernielen enz.: door het doden van de booswicht die zijn geslacht te schande maakte.
voetnoot1945
syn bloet: zijn kind.
voetnoot1946
ouden: ouders (?).
voetnoot1947
Die ... ontmoet: aan wie ... overkomt.
margenoot+
G 4 vo
voetnoot1948
stont gheschooren: beschoren was.
voetnoot1949
haer lief: nl. Vechthart.
voetnoot1950
al: geheel en al.
voetnoot1951
Een ... staet: de staat van bruid van Christus.
voetnoot1952
houwen: trouw blijven.*
voetnoot1954
Heeft: is (zie WNT XVIII, kolom 299, i.v. Vallen); wien: wie (onderw.).
voetnoot1959
lauw: traag; lysselijck: langzaam, zachtjes.
voetnoot1960
's: ze, nl. de wraak; al: reeds (zie de aant. bij vs. 541); te smooren: ten onder te brengen.
voetnoot1962
Keert u doet voordeel: bekeer u, handel in uw eigen belang.
voetnoot1966
balling sterven: als balling sterven.
voetnoot1970
ophaelen: opheffen, omhoog halen.
voetnoot1971
Daer 't alles enz.: waar alles in alles is, nl. in de hemel.*
voetnoot1972
Ghy Maeghden enz.: gij meisjes, die altijd vrolijke liederen zingt.
voetnoot1973
lydelijck: gelaten; leyde: droevig.
voetnoot1975
De snelle doodt: in het lied of in het stuk zijn geen aanwijzingen te vinden met betrekking tot de dood van Margriet.
voetnoot1978
parsten: benauwde (enkv., want het antecedent van Die is smert).
[tekstkritische noot]1993 en spoet volgens 1644, in 1638 enspoet - G.A. Brederode romein; de zinspreuk cursief.
voetnoot1982
verslagen: gedood.*
voetnoot1983
schort: draag (WNT XIV, kolom 909).
voetnoot1985
Spijt alle vroegers fel: alle boosaardige beschuldigers ten spijt (vroegers van vroegen = wroegen).
voetnoot1988
ons slecht vertoonen: onze eenvoudige voorstelling.
voetnoot1989
Na: overeenkomstig, naar de mate van; in het goet: welwillend.
voetnoot1991
na: naar, zoals.
voetnoot1993
spoet: [al uw] wedervaren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank