Poëtische werken. Deel 6. Mengelpoëzy. Deel 2(1861)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 256] [p. 256] De glimworm en de pad, een fabel. Vonk'lend door het loverduister, Zelf onkundig van haar luister, Licht-stèr van den klavergrond, Doolde een Glimworm in het rond. Uit het zwabbrig slijm gekropen, Stort een Pad, met vuil bedropen, Op dien fel gehaten schijn 't Onweêrstaanbaar moordvenijn. ‘Waarom doodt in arren moede, Waarom doodt my uwe woede, Daar 'k u nooit beleedigd had?’ - ‘Waarom licht gy?’ bromt de Pad. Naar het Fransch. Vorige Volgende