de noodige voorwerpen soms niet, de hitte van het vuur steeg haar naar 't hoofd; koken had ze gansch ontleerd. Het ergste was dat Mathijs bijwijlen op zijn ontbijt of avondmaal wachten moest - het middageten gebruikte hij in de stad - en ofschoon hij nooit klaagde noch ongeduldig werd, het hinderde haar.
Zij was aangesteld om voor zijn welvaart te zorgen, die plicht rustte op haar schouders toch.
Kathelijntje deed pogingen om terug te keeren, stelde Tonia en haar vader Petrus in 't werk.
Tevergeefs, liever de onkundigste meid dan haar. Onwrikbaar stond Fernande's besluit hierin vast. Zelfs Mathijs verlangde het heraanstellen der voormalige, hetgeen hij niet duidelijk uitsprak, maar wat uit zijne woorden bleek: ‘Men moest geduld hebben met de dienstboden, hun fouten verdragen, elk heeft de zijne, Kathelijntje kende de wegen van het huis,’ en dergelijke waarheden meer, banaal geworden door herhaling.
‘Neen,’ zei Fernande, ‘neen.’
Haar invloed was zoo groot op hem, dat hij geen aanmerkingen meer waagde en zij gevoelde het met blijde, innerlijke zoetheid in 't gemoed.
Door die rechtstreeksche zorgen werd de band hunner intimiteit nog nauwer toegehaald, van lieverlede was er een verandering in hun omgang ontstaan, en dikwijls nu, wanneer Mathijs Fernande aan haar slaapkamerdeur den immer inniger wordenden afscheidskus op het voorhoofd gegeven had, draalde hij eerst, een onuit-