Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Gezien of gelezen? Realia en ontleningen in Jacob Cats' "Sinne- en minnebeelden"' (1995)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.64 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/Gouden Eeuw


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Gezien of gelezen? Realia en ontleningen in Jacob Cats' "Sinne- en minnebeelden"'

(1995)–Hans Luijten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Hans Luijten

[Gezien of gelezen? Realia en ontleningen in Jacob Cats' Sinne- en minnebeelden (p. 35-50)]

Op het ‘International advertising press and poster festival’ te Cannes werd de hier afgebeelde reclame bekroond met de zilveren leeuw. Het gaat om twee kannen die elkaar binnen niet al te lange tijd in volle vaart zullen ontmoeten. De confrontatie van de aarden en metalen pot blijft verstoken van tekst, er is alleen het bekende vignet en het woord ‘Golf’. Het kan niet anders of beide kannen visualiseren twee auto's die op elkaar zullen botsen met als boodschap: in dat geval kun je maar het beste in de rechtse zitten.



illustratie
1. Terracotta jug. Reclame Volkswagen, 1993.


Ik kan me wel voorstellen dat de foto een prijs heeft gekregen: hij is buitengewoon sterk van compositie, de vaart straalt er vanaf, de linkerpot wordt subtiel gespiegeld op de buik van het andere voertuig en het aanvankelijk bevreemdende van de voorstelling, zal versterkend werken op het bericht waarvan wij overtuigd moeten worden: de carosse-

[pagina 36]
[p. 36]

rie van de snelle VW voldoet gegarandeerd aan de hoogste veiligheidsnormen en je moet er niet aan denken achter het stuur van zo'n aarden pot te zitten.

Deze autoreclame staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een rijke woord- en beeldtraditie. Om te beginnen bij Aesopus, die in de vierde eeuw voor Christus in één van zijn fabels schreef: ‘Een aarden pot en een koperen ketel werden meegesleurd door de stroom. De aarden pot zei tegen de ketel: “Kun je niet een eindje verderop gaan zwemmen en niet zo vlak naast me. Als jij me aanraakt, al was het maar per ongeluk, ga ik aan diggelen.” En de fabeldichter voegde daar als uitleg aan toe: “Zo onzeker is het leven van een arme die een machtig man als buurman heeft.”’

Ook het bijbelboek Jesus Sirach maakt gewag van de vergelijking. De waarschuwing hier sluit aan bij de vorige. Gedeukt en verbrijzeld. Wie ooit bij een aanrijding heeft gestaan, kan nauwelijks om het hier opgeroepen beeld heen.

Binnen de emblematiek, een genre dat in de jaren '30 van de zestiende eeuw in Italië opkomt en waarin een zinnebeeldige voorstelling

[pagina 37]
[p. 37]

door middel van een opschrift en een bijschrift wordt onthuld, blijkt deze metafoor eveneens geliefd. De Italiaanse jurist Andrea Alciato is de eerste die haar in 1531 opneemt in zijn Emblematum liber onder het motto: ‘Schade door een kwaadwillende buurman’.



illustratie
2. ‘Aliquid mali propter vicinum malum’. Andrea Alciato, Emblematum liber. Antwerpen 1581, 574.


Op de prent dobberen twee kannen samen op het voortstromende water en ze worden, evenals in de fabel, sprekend ingevoerd. Erasmus zou er een adagium over maken en binnen de kortste keren duiken de kannen op in diverse Alciato-edities en fabel-uitgaven, ook bij De la Fontaine.

Een annexatie van het motief door Roemer Visscher voert ons naar de Nederlandse zeventiende eeuw.



illustratie
3. ‘Galathea wacht u wel’. Roemer Visscher, Sinnepoppen. Amsterdam 1614, I, nr. 50.


Visscher sluit zich gedeelte-

[pagina 38]
[p. 38]

lijk aan bij zijn voorgangers wanneer hij stelt dat iemand van gering vermogen zich niet moet willen verbinden aan iemand die een hogere positie bekleedt, een betere afkomst heeft en rijker is. Hij voegde aan deze sociale duiding een nieuw element toe in het motto en de uitleg, door met nadruk te verwijzen naar een versregel van zijn collega-schrijver Pieter Cornelisz Hooft.

Door welke versie de bedenkers van de autoreclame zich hebben laten inspireren, is moeilijk uit te maken en doet er ook niet echt toe. Wat dit voorbeeld aangeeft, is dat een goed getroffen beeld eeuwenlang toepasselijke betekenissen meekrijgt en blijft overtuigen.

 

Wie zich bezighoudt met de Nederlandse emblematiek komt er al snel achter dat ook hier wordt ontleend aan en gevarieerd op bestaande voorbeelden, zowel picturaal als tekstueel. Van originaliteit in de moderne zin van het woord was nog geen sprake. Wie liet zien vertrouwd te zijn met de klassieken, de kerkvaders en de contemporaine literatuur dwong respect af en men kon origineel zijn door met dit gedachtengoed vindingrijk om te gaan. Ik wil hier nagaan wat dit voor conse-

[pagina 39]
[p. 39]

quenties heeft gehad voor de onderwerpen in het debuut van Jacob Cats (1577-1660) dat in 1618 verscheen onder de titel Silenus Alcibiadis sive Proteus en later bekend werd als de Sinne- en minnebeelden.

Cats zou zijn embleembundel in 1627 gewijzigd heruitgeven en het is deze uitgebreide en deels herschreven editie die aan de basis heeft gelegen van de tekstuitgave waaraan de afgelopen vijf jaar is gewerkt. Het bijzondere aan het boek is dat door middel van Nederlandse, Latijnse en Franse motto's, gedichten, citaten en prozastukken aan alle embleemprenten drie verschillende betekenissen worden gegeven: een amoureuze, een maatschappelijke en een godsdienstige. Adriaen van de Venne, Cats' vaste illustrator, ontwierp de prenten.

Eerst een voorbeeld van picturale beïnvloeding, op een van de embleemprenten.



illustratie
4. ‘Odit amor medicum’. Jacob Cats, Proteus ofte minnebeelden verandert in sinne-beelden. Rotterdam 1627, nr. 36.


De onderdelen die op deze gravure werden afgebeeld, behoren tot de vaste inventaris van de smidse. Op de voorgrond zien we het aambeeldblok. Tegen dit blok zijn enkele gereedschappen bevestigd, waaronder een nijptang, een nagel en een beitel; een smidstang staat ertegen. Door de muur steekt een blaasbalg en tegen de schouw boven de haard hangt een bektang. De wolkenhand,

[pagina 40]
[p. 40]

op wiens handeling Cats alle aandacht richt, betempert het gloeiende staal: het wordt verhard doordat het in een koelbak met water wordt ondergedompeld.

Op één van de prenten in Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt uit 1632 gaf Van de Venne een sterk gelijkende smidse weer onder het motto ‘Daerder veel smeden moetmen slach houden’. Nu is de werkplaats bevolkt door een groepje werklieden, druk in de weer aan de balg en op het aambeeld. Zij vormen een overtuigende visualisering van het opschrift.



illustratie
5. ‘Daerder veel smeden moetmen slach houden’. Jacob Cats, Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt. 's-Gravenhage 1632, III, nr. 6.


Het interieur op beide gravures kan worden beschouwd als een combinatie van twee vroegere prenten, namelijk één uit Eduard de Denes Warachtighe fabulen der dieren uit 1567 en één uit Roemer Visschers Sinnepoppen uit 1614.



illustratie
6. ‘Zulck hem slapende stercken, Als andere wercken’. Eduard de Dene, Warachtige fabulen der dieren. Brugge 1567, p. 34-35.




illustratie
7. ‘Ut ardentius’. Roemer Visscher, Sinnepoppen. Amsterdam 1614, III, nr. 14.


De voorgestelde handeling verschilt echter van die bij de beide voorgangers. In de emblematische fabel ‘Smet met zijn hondeken’ heeft De Dene het over de zich in het zweet werkende smid, die kwaad wordt op zijn vadsige hond. Cats' kijkje achter de haard met de balg, de tang tegen het aambeeld en het werkmateriaal dat voor het vuur ligt, lijken te wijzen op een ontlening aan De Dene, terwijl bij Visscher eenzelfde wolkenhand als bij Cats een handeling verricht. Hier houdt die hand evenwel een stok vast waaraan een takkenbos is bevestigd: deze besproeier diende om de kolen rondom het

[pagina 41]
[p. 41]

vuur nat te houden, zodat het vuur geconcentreerd bleef; het motto luidt dan ook ‘Opdat het des te vuriger brandt’. Verder zijn de positie van het aambeeld met de ring rondom de bovenrand, evenals de tang tegen de kap overeenkomstig deze prent uit de Sinnepoppen. Trouwens, ook de toepassingen van Visscher en Cats komen gedeeltelijk overeen.

In 1618 maakte Van de Venne een portret van de dichter.



illustratie
8. Adriaen Pietersz van de Venne, Portret van Jacob Cats, 1618. Pen in bruin, penseel in grijs en zwart, wit gehoogd (Amsterdam, Rijksprentenkabinet).


Op de tekening kijkt Cats de beschouwer aan waarbij hij zijn linkerhand laat rusten op een boek. De rechterwijsvinger richt de aandacht op de inzet in de benedenhoek waar een klassieke vertelling is uitgebeeld. Het

[pagina 42]
[p. 42]

gaat om de leeuw die, wanneer hij koortsig is of een te volle maag heeft, ter genezing wel eens een aap eet. Er zijn verschillende overleveringen, onder andere te vinden bij Aelianus en Horapollo, maar de uitbeelding van deze leeuw komt het dichtst in de buurt van een embleem gemaakt door Joachim Camerarius.

Waar het me nu om gaat is dat een belangrijk deel van de compositie van het portret zich laat vergelijken met dat van de Spaanse schrijver Mateo Alemán (1547–1615). De schelmenroman Guzmán de Alfarache was bijzonder populair en in totaal zijn er acht uitgaven met het portret, alle gepubliceerd vóór 1614. Hierdoor is het niet uitgesloten dat Cats het onder ogen heeft gehad. Ook deze Spanjaard is ten halven lijve

[pagina 43]
[p. 43]

voorgesteld en hij laat eveneens zijn hand rusten op een boek.



illustratie
9. Mateo Alemán, Primera parte de Guzmán de Alfarache. Mexico 1609.


Bovendien bevat ook dit portret een wapen in combinatie met een verwijzing naar de dierenwereld in de vorm van een devies; de rechterhand wijst naar een schildje in de bovenhoek waar, samen met het motto ‘Vanuit een hinderlaag is er geen inzicht’, een uit de oudheid overgeleverde vertelling staat afgebeeld, namelijk die van de slang en de spin. Alemán verwijst in zijn roman twee keer expliciet naar dit devies, dat oproept tot voorzichtigheid.

[pagina 44]
[p. 44]

Opmerkelijk is dat Cats precies dit motief verwerkte in een zelfstandig embleem, waarvan het vertrekpunt gezocht moet worden in een passage over de vijandigheid tussen bepaalde diersoorten. Het werd opgenomen in Plinius' Naturalis historia. Na gesteld te hebben dat de kleinste dieren evengoed aanvallen doen, gaf Plinius het voorbeeld van de spin die vanaf een tak afdaalt langs zijn draad tot boven een slang, die heerlijk in de schaduw van die boom ligt. Vervolgens bijt de spin zo gewelddadig in de slangekop dat het dier sissend en duizelend rondtolt. Zijn enige vooruitzicht is de dood.



illustratie
10. ‘Affluit incautis’. Jacob Cats, Proteus ofte minnebeelden verandert in sinne-beelden. Rotterdam 1627, nr. 37.


Cats gaf, zoals gezegd, aan zijn embleemprenten drie betekenissen. Het overrompelende gedrag van de spin dient dan allereerst om aan te geven dat iemand die zijn tijd verluiert of niets onderneemt, grote kans loopt door de liefde te worden overvallen. Vervolgens staat de zorgeloosheid centraal in de tweede duiding: het gevaar moet men nooit verachten en waakzaamheid is te allen tijde geboden. En tot slot leidt de zingeving naar het afwijzen van de weelde en het genot. De duivel,

[pagina 45]
[p. 45]

kenner van de zwakheden in de menselijke ziel, ligt immers permanent op de loer en verrast hen die niets doen.

De vraag is nu of Cats aan zijn ontwerper Van de Venne heeft verzocht een uitbeelding van de tekstplaats bij Plinius te geven, iets wat, zoals nog zal blijken, in meerdere gevallen kan worden overwogen. Een andere optie is dat de inspiratie voor het embleem toch bij Alemán moet worden gezocht, waarbij Cats, die dit verhaal uit de dierenwereld zal hebben herkend, het daarna tot embleem verwerkte. Voor beide overwegingen is iets te zeggen.

[pagina 47]
[p. 47]

Cats' bundel heeft veel navolgers gehad, ook in de toegepaste kunst. Eén van de aandachtsgebieden in de nieuwe editie is aan te geven hoe de Sinne- en minnebeelden enerzijds als verwerking van met name zestiende-eeuwse voorgangers kan worden beschouwd, maar anderzijds ook een sterke invloed heeft uitgeoefend op latere literatoren en kunstenaars; een indicatie dat zijn werk intensief en gedurende een lange tijd werd gelezen. Zo bevat de studie-uitgave twee voorbeelden van verwerking van het motief.



illustratie
11. Samuel Halvor Søn (Fanden), Esdoornhouten drinkkan (Valbirkkande), 1663 (Kopenhagen, Nationalmuseum).




illustratie
12. Johann Michael Dillherr, Himmel und Erden. Nürnberg 1674, 121, nr. 21.


De uitbeelding bij Cats, met de onwaarschijnlijk ineengedraaide slang, komt precies zo terug op een houten drinkkan, vervaardigd in 1663, uit de collectie van het Nationalmuseum te Kopenhagen, en een tweede navolging is te vinden in de bundel Himmel und Erden uit 1674 van Johann Michael Dillherr. De sterk stralende zon, evenals de neersuizende spin boven de slang vertonen onmiskenbare overeenkomst met hun voorbeeld. Dillherr breidde de voorstelling uit met enig bijwerk, dat een belangrijk deel van de amoureuze duiding prijsgaf: vanuit de bosjes vuurt Cupido een liefdespijl af op een vrouw die zich tegen de stam van de boom heeft neerge-

[pagina 48]
[p. 48]

vlijd. Deze gevallen geven aan hoe Cats' bundel een schakel vormde, hoe hij zelf teruggreep en op zijn beurt wist te inspireren.

Duidelijkheid als het om ontlening gaat, biedt een prent met op de voorgrond een muizeval waarin een muis van het aas eet.



illustratie
13. ‘Fit spolians spolium’. Jacob Cats, Proteus ofte minnebeelden verandert in sinne-beelden. Rotterdam 1627, nr. 12.


De val staat in de buitenlucht, op de binnenplaats van een palazzo-achtig gebouw dat bestaat uit drie verdiepingen en een toren. Aan de linkerkant is een omgang die aan het eind een bocht naar rechts maakt en bij de toren uitkomt. Eenzelfde gevangen muis komt onder meer ook voor op het devies ‘Por buscar de comer’ (Om eten te zoeken) in Dell' imprese van Scipione Bargagli uit 1584.



illustratie
14. ‘Por buscar de comer’. Scipione Bargagli, Dell' imprese. Venezia 1594, 262.


Hoewel de prent en het opschrift overeenstemmen met Cats' versie, moet het voorbeeld waarschijnlijk toch dichter bij huis worden gezocht. Mogelijk voor de voorgrond, maar in ieder geval voor de achtergrond van de prent werd teruggegrepen op twee afbeeldingen in het werk van de embleemschrijver Daniel Heinsius, voor wie Cats bewondering had.

Een gelijkende muizeval waar nu echter een bang muisje niet uit durft te komen vanwege een kat die er verlekkerd voor ligt, is te vinden in de eerste Nederlandse liefdesembleembundel Quaeris quid sit amor? (Wil jij weten wat de liefde is?) uit 1601, terwijl het met loofgewelf overdekte wandelpad - met uitzondering van een kussend paartje - én het gebouw, nagenoeg identiek zo voorkomen op een gravure in de Emblemata amatoria uit 1612.

[pagina 49]
[p. 49]


illustratie
15. ‘Mes pleurs mon feu decelent’. Daniel Heinsius, Emblemata amatoria. Amsterdam 1612, nr. 3.


Men zou deze combinatie van verschillende beeldelementen tot één nieuwe uitbeelding, een voorbeeld van selectieve imitatie kunnen noemen. Heinsius, die een lofdicht voor Cats' bundel schreef, moet de ontlening hebben opgemerkt en hij zal deze verwerking als speels eerbetoon hebben opgevat. Of de lezers destijds de dubbele echo ook herkenden, valt niet meer te achterhalen.

De ene keer heeft men bij het thuisbrengen van motieven meer zekerheid dan andere keren. Meestal komt men niet verder dan een opmerking als ‘ontlening is mogelijk’, omdat men altijd bedacht moet zijn op nog weer andere bronnen. Er dienen zich doorgaans verschillende wegen aan via welke Cats op motto's, uitbeeldingen en gedachten kan zijn gekomen. Dat het daarbij van groot belang is verschillende edities van een boek te raadplegen - en dus de Koninklijke Bibliotheek dankbaar uit te kleden, naar Glasgow te reizen om er de fantastische Sir William Maxwell collectie te bestuderen - is bij herhaling gebleken, ook in het volgende geval.

[pagina 50]
[p. 50]

In de Emblemas morales van Sebastián de Covarrubias Orozco staat een anekdotische prent.



illustratie
16. ‘Nec prope, nec longius’. Sebastián de Covarrubias Orozco, Emblemas morales. Madrid 1610, III, 229, nr. 29.


De Spanjaard gaf in deze verzameling uit 1610 onder het motto ‘Niet te dichtbij, niet te ver af’ een man en vrouw voor een open haard weer. In het onderschrift staat dat hovelingen niet overgevoelig moeten zijn wanneer ze een bekoorlijke vrouw ontmoeten tegenover wie ze zich hoffelijk behoren te gedragen. Zij dienen zich echter wel goed te realiseren dat de vrouw een vuur is, dat van een afstand doet rillen maar van dichtbij heet is.



illustratie
17. ‘Qua non nocet’. Jacob Cats, Proteus ofte minnebeelden verandert in sinne-beelden. Rotterdam 1627, nr. 2.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Proteus of Sinne- en minnebeelden en Galathea


auteurs

  • over Jacob Cats

  • over Adriaen van de Venne