Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het schilder-boeck (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het schilder-boeck
Afbeelding van Het schilder-boeckToon afbeelding van titelpagina van Het schilder-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.74 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het schilder-boeck

(1969)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van Ioseph van Arpino, uytnemende Schilder te Room.

Dat den namaels in vreucht eyndigenden wegh der deuchtsaemheyt, nae uytwijsen van Pythagoras letter, harden en nouwen ingang heeft, en is nu ter tijdt den constigen Schilder Ioseph van Arpino niet gantsch onbekent: welcken den porrenden noot zijner Ouders, tot der Consten volcomenheyt heeft doen haesten, soo dat hy in zijn vroege groene Iaren loflijcke rijpe vruch-

[Folio 188r]
[fol. 188r]

ten zijns arbeydts heeft van hem laten sien. Sijn Roomsche Moeder Vrouw Ioanna, eens edelen Spangiaerts dochter, was noch jong zijnde haest Weese, Vrouw, en Weduwe. Weese wesende, was bestelt te Room in't Clooster van S. Anna. Vrouwe wordende, was ghetrouwt met eenen Ioseph Cleermaker van Arpino, in't Hertoghdom van Sarro, onder t'ghebiedt des edelen Iacobo Bon compagny, daer sy t'eynden dry Iaer Weduwe werdt, en weder Huysvrouwe van eenen aldaer geheeten Muzzio da casa Polidoro, een slecht Schilder wesende, om dat hy meer de wapenen in de Fransche krijgen, als de Schilder-const oft pinceelen gheoeffent hadde. Van desen is ghecomen Iosepino, welcken de Moeder uyt eenen droom oft openbaringhe (soo sy seght) den naem Ioseph liet gheven. Hy was gheboren Ao. 1570. Den jongen Iosepijn in zijn opwassen was ghemeenlijck doende, met kolen uyt het vyer eenighe dinghen te teyckenen: waerom de Moeder dit siende, grooten lust hadde weder nae Room te keeren, latende haer selven voorstaen, dat den Ionghen wat bysonders te worden hadde. Waer mede den Vader den spot drijvende, seyde: Hy sal een Schilder worden als mijns gelijck. Eyndlinge te Room comende, geraeckten in groote armoede, dat sy den cost niet wel wisten te ghecrijghen: en door uytnemende ghebreck, de Moeder een haer jongh kindt most vyeren oft bakeren met het roet uyt den schoorsteen: maer Ioseph vertrooste haer ten besten, segghende, hy wilde alle vlijt doen te leeren, om t'huys te helpen onderhouden, als hy yet doen conde. En gaende daghelijcx uyt teyckenen soo hier soo daer, waer yet fraeys was, met een broodt van een oortgen, dat hy door zijnen ijver tot leeren, wel tsavonts half wederom t'huys bracht. De Moeder bedenckende, of hy met ander Iongers mocht den tijt met spelen doorbrengen, quam sien wat hy dede, en stondt dickwils langhen tijdt achter hem dat hy't niet en wist. Den Vader trock veel tijts buyten Room, eenighe dingen doende voor den Boeren, en was ghewent te maken ex voto. T'geschiede in zijn van huys wesen, dat een Man vast nae hem quam vraghen, die van een Peerdt ghevallen wesende, begeerde haestich een Ex voto te hebben ghemaeckt: waerom Ioseph dat aengenomen, en tegen des anderen daeghs van waterverwe gedaen heeft, tot een groot wel bevallen van den Man. Veel reysen is hy in geselschap van ander Schilders, met zijn Vader oock buyten der Stadt ghetrocken in verscheyden plaetsen, bysonder tot Viterbo, eenighe wercken te doen, en meest vergulden. Daer nae te Room weder gekeert wesende, end' hem als voor henen beghevende tot zijn ghewoonlijck teyckenen, ist geschiet datmen te Room in't Palleys doende was aen de Logie oft Gallerije van Paus Gregorius de 13e. Bon compagny, waer over gestelt waren als Capomaistri oft Oppermeesters, eenen Nicola Pomoranzio, en eenen Pater Ignatius, de welcke verscheyden jonge Schilders aldaer hadden in dat werck doende. Dit siende Ioseph, werdt met lust ontsteken, en van noot zijner Ouders gedreven, om in dat geselschap te mogen toonen, wat hy in soo vroegen tijdt in de Schilder-const door stadigen vlijt hadde gevordert: maer also hy te bloot viel den voornoemden Meesters te vragen nae werck, begeerde hy ernstlijck aen zijnen Vader, dat hy dat voor hem wilde doen. Maer also den Vader in plaetse van sulcx te versoecken, met den Ionghen zijnen spot dreef, is Ioseph self ghecomen by Nicola Pomoranzio, die hem van dagh te dagh uytstelde: eyndlijck door aenhouden, worde Ioseph ghestelt te maken in de schilden van des Paus wapen Draken, gelijck

[Folio 188v]
[fol. 188v]

des Paus wapen doe was. Dese Draken dagelijcx eenderley makende, begonden hem te verdrieten, dewijl hem de aenporrende Natuere noodde tot hoogher voornemen, begeerde daerom aen Pomoranzio, dat hy mocht aen ander dinghen ghestelt wesen: want die Draken en waren maer werck voor eenige slechte Iongers. Dit worde hem tegen des ander daeghs toegeseyt. Waerom hy doe seer vroech is gecomen op't werck: alwaer hem een van die Schilders gheboodt, en te werck stelde, zijn Tavelotse toe te maken, hem aensiende voor een van de Iongers, die sulcx ghewoon zijn te doen. Ioseph antwoorde, dat hy daerom niet en was ghecomen: dan dewijl den Ionghen daer noch niet en was, woude hy't geern hem te ghevalle doen. Ondertusschen is den Oppermeester Pomoranzio ghecomen, die vraeghde hem, of hy moedts ghenoech hadde te maken in den Grotissen oft cieraten een Masscher, waer toe Ioseph gewillich was, en maeckte dese Masscher tronie, die ontrent een handt groot mocht wesen, met sulcken vlijt, en soo aerdich, dat alle die ander Schilders quamen achter hem staen, en saghen met groot ontsetten en verwonderen de seldtsaem uytnementheyt, die Ioseph in de Schilder-const onverwacht daer openbaerde. Onder dese Schilders, den ghenen die hem de Tavelots hadde doen toemaken, badt hem, hy soudet hem ten besten houden, en vergheven, hy hadde hem aenghesien voor eenen slechten Leerjonghen, dan nu sagh hy hem voor een groot Meester, en wou hem op een ander tijdt self de Tavelots en verwen toemaken. Hier naer worde Ioseph ghebruyckt in Historikens, daer hy hem wonder wel in droegh, en zijnen loon worde hem daghelijcx vermeerdert, eyndlijck tot acht en thien Iuli des daeghs, elcken Iul is vijf stuyvers. Doe nu Nicolaes Pomoranzio zijn deel, te weten, de helft van de Logie, voldaen hadde, begeerde Pater Ignatius Ioseph oock in zijn werck te hebben. En also hy nu daer oock doende is gheweest voor den Pater, was hy soo vlijtigh altijts op't werck, dat hy, doe ander waren gaen noenmaken, noch bleef wercken: waerom hy van dese zijn medeghesellen seer benijdt is gheworden. Het welck zijn Moeder vernemende, hem gheraden heeft, dat hy met den anderen soude afgaen, al en wilde hy met hun niet in de Herberge gaen, also dat de maniere is, vreesende of hem eenich ongheluck mocht door dese benijdinghe ontmoeten. Het is eens gebeurt, dat hy weder alleen overbleven was op't werck, en doende aen eenich Historiken, alwaer den Paus op't slach is ghecomen, en hy neder ghevallen. Den Paus hem verwonderende van zijn werck in soo groenen ouderdom, seyde hem, hy soude blijven sitten, en met zijn werck voort varen. En also Pater Ignatius tegenwoordich was, vraeghde zijn Heylicheyt, wat dat voor eenen Ionghen was. Den Pater seyde den Paus alle de gheleghentheyt, den grooten noot der Ouders, en de groote schijnbaerheyt die den Ionghen hadde, en bewees een uytmuntende groot Meester te worden. Doe liet den Paus vernemen nae de Ouders, en bevindende dat het eerlijcke luyden waren, heeft hy verordineert een provisie van dry parten, Broodt, Wijn, Oly, Vleesch, toespijs, oock Licht, en Besems, alderley nootwendicheyt om huyshouden voor dry persoonen, en thien gouden Croonen s'Maents. Doe heeft Ioseph hem stadich meest veronledicht in den dienst van den Paus, wesende evenwel van alle zijn wercken volcomelijck betaelt. Het is geschiet, doe hy zijn eerste Maendt-gelt soude halen en ontfanghen, dat den Pagadoor, des Paus Ontfangher, van hem begeerde Handtschrift, oft Quitantie van zijner

[Folio 189r]
[fol. 189r]

handt: maer also hy seyde, niet te connen schrijven, antwoorde den Pagadoor, hoe hy, die soo goeden Schilder was, niet schrijven en con, en dat het schande was. Des is Ioseph t'huys ghecomen sonder t'gelt te willen ontfanghen, en bedroeft wesende beclaeghde hem, dat zijn Ouders hem niet hadden laten te School gaen en leeren. De Moeder gaf hem moedt, en leerde hem op den selven avondt soo veel schrijven, dat hy des ander daeghs t'gelt ontfing met zijn eygen Quitantie. Waer van den Pagadoor, seer verwondert zijnde, seyde: Dit is wat vreemts, dat ghy gister avondt niet en condet schrijven, en op eenen nacht dus haest hebt gheleert. Onder ander wercken, die Ioseph veel en constich ghedaen heeft, was hy ten lesten doende by Monte Caval, in den Hof van Cardinael d'Esté, in't Somer-palleys van den Paus, in de Capelle, daer hy maeckte d'Historie van den Paus S. Gregorius, en also hy wel hadde ghewilt deses Paus tronie maken met een vrolijck wesen, was het hem onmogelijck: want hoe hy zijn Const daer in oeffende, sagh de selve altijt droeflijc: waerom hyse verscheyden reysen afbickte, en van nieus met kalck (gelijck het op't nat was) liet besetten. Eyndelingh daer over doende zijnde, en het hem niet en wou ghelucken, brocht zijn Broeder hem tijdinghe, dat den Paus Gregorius de 13e. overleden was: Waer by te verwonderen is, wat vreemder verborghentheden en werckinghen in der Natuer somtijts ghespeurt worden. Dees droeve boodtschap hoorende, werp Ioseph alles uyt der handt, latende de droeve tronie onvolmaeckt, also sy noch is. Doe is zijn gewoon provisie ten eynde geweest: maer quam daer nae in dienst van den Cardinael S. Severino, daer hy noch teghenwoordich in is, en provisie van heeft voor hem, oock Broodt en Wijn. Hier nae heeft hy ghewrocht voor d'een en d'ander. Ondertusschen isser over eenen zijnen Broeder, genaemt Bernardino, die oock een goet Schilder is swaricheyt gevallen: want also desen met eenen Edelman, St. Antonio Griettano, t'hooft van den ghebannenen, te veel gemeenschap maeckte, en had hem gedaen een schoon Roer, worde hy niet alleen gebannen: maer hem worden 500. Croonen op zijn lijf ghestelt. Het geschiede dat de Iustitie van Room dese ghebannen op eenen tijdt hadden voorghenomen t'overvallen, en te vangen, wetende datse niet seer wijt van Room en waren. Ioseph dit vernemende, is in alder haest des avonts heymelijck te Peerde uytgetrocken, en is dit geselschap comen waerschouwen. De ghebannen hebben stracx de vlucht genomen nae t'gheberchte toe, alwaer sy met de Iustitie, die hun seer cort hadde ghevolght, schermutseerden, en hunnen spot hielden, om datse aen hun niet uytgerichten conden. Ioseph is voorts ghetrocken nae Arpino, en schickte zijnen Broeder nae Napels, in het Clooster der Cathuysers oft Satereusen. Ioseph wesende t'Arpino, alwaer hy uyt vreese hem onthiel, schilderde op de plaetse tegen eenen muer van de hoogh Kerck, ghenoemt St. Agnolo, om daer van hem memorie te laten, twee Beelden, te weten, Mario, die sevenmael te Room Consul was, en den geleerden Cicero om datse daer van geboorte waren. Dit is al gheschiet ten tijde van Paus Sixtus de vijfde, naer welcks overlijden de sake van St. Antoni voornoemt ghemiddelt en ghevredicht is geworden, dat oock Bernardino, Iosephs Broeder, is los en vry gheworden. Ioseph worde oock te Room ontboden, als geenen noot hebbende. Doe maeckte hy tot S. Laurens in Damas, de Historie van S. Laurens, daer hy ghevanghen wort, en noch eenige ander. In dese vanginghe is te sien een geestighe manier

[Folio 189v]
[fol. 189v]

van ordineren, grote roerentheyt, en gracelijcke actien der Beelden, oock een seer aerdich schoon Peerdt, welck hy te vooren van aerde hadde ghebootseert, en is seer wel ghedaen: soo is oock eenen dieder op sit, met vliegende goet Laken. Summa, dit werck was en is sulck, dat het veroorsaeckt heeft, dat Ioseph seer vermaert, en in een groot aensien is gheworden. Dit werck gedaen, quam hy te Napels in't Clooster der Cathuysers voornoemt, daer zijnen Broeder hem onthouden hadde. Doe Ioseph daer in dat Clooster doende was met yet te maken, quam hy ontboden wesende te Room, om dies wille dat zijnen Vader sieck was geworden, die oock corts ghestorven is. Hier nae begon Ioseph een werck, tot S. Lowijs, in de Fransoysche Kerck, dat welck uyt eenighe oorsaeck niet voldaen worde. Nae noch eenighe wercken, maeckte hy in't Clooster van Sta. Procede, een Capelle, waer in seer constich van hem zijn gedaen de vier Leeraers der Kercken, en Sibillen. Nae desen heeft hy aengenomen voor den Roomschen Senaet, het werck van het Campodoglio: doch door veel aenstaen van den Prioor van t'voornoemde Clooster te Napels, is daer henen ghereyst, alwaer hy maeckte in een Sacristie seer uytnemende schilderije, en is daer nae te Room ghekeert, om t'werck op t'Campodoglio te vorderen, alwaer hy soude maken verscheyden geschiedenissen der ouder Romeynen, en hem worden voor eerst te schenck in een roode sijden buydel gegheven hondert gouden Croonen. Voor eerst maeckte hy d'Historie, daer Romulus en Rhemus van de Wolvinne ghevoestert worden. Noch eenige Historie van een bataillie heeft hy in't selve werck des Campodogli aenghevangen: maer uyt begheerte van den Paus Clement de 8e. most hy maken tot S. Ian Lataranen, by de Fonte Constantini, in een Capelle van S. Ian d'Evangelist, daer Ioannes fenijn drinckt: in een ander Historie, daer hy hem laet levende in't graf leggen, en daer sanderdaeghs niet en wort gevonden: dit zijn groote doecken van olyverwe. Door veel schrijven van de Hertoginne vanCrats, Moeder der tegenwoordige Coninginne van Spaengien, aen den Cardinael St. Severino, maecte hy noch eenen doeck van Olyverwe, daer Maria jongh ten Tempel wort gebrocht, dat oock seer wel ghedaen was. Den Neef van den Paus, den Cardinael Oltobrandino, heeft Ioseph oock in zijnen dienst aengenomen, en provisie gegeven: daer vooren dede hy op doeck van olyverwe eenen dooden Christum, van den Enghelen gehouden. Hier nae ist gheschiedt, dat den Paus trock nae Ferraren, doe dat Hertochdom hem aen verstorven was. Doe worde Ioseph versocht mede te reysen. Te Ferraren wesende maecte hy dry stucxkens van Olyverwe, ick meen op coper platen. Aldaer te Ferraren is doe oock ghecomen den Hertogh Albertus, met de Coninginne van Spaengien, doe daer de trouwingen zijn gheschiet. Een van dese stucxkens schonck den Paus aen den Hertogh Albertus, en in't stucxken was eenen S. Ioris, die de Drake bevecht: Het ander stucxken gaf hy der Coninginnen Moeder: Het derde, de Coninginne. Daer nae te Room gecomen, worden den Paus ghesonden van der Coninginne Moeder eenige Pater nosters van root corael, vermenget met gouden teeckenen, van welcke hy een schonck aen Ioseph, seggende: Dat is van de Hertoginne, die u schilderije heeft.Ioseph is oock altijt seer ghemeensaem met den Paus tegenwoordich, den voornoemden Clemens de 8e. het welck bewijslijck is: want also den Paus Iaerlijcx van eenich Coopman wordt uyt Hollandt Bier ghesonden, ist gheschiet, dat Ioseph is ghecomen by den Paus, die

[Folio 190r]
[fol. 190r]

zijn noenmael ghedaen hebbende, liet hem schencken een goet glas met Bier, en brochtet Ioseph: het welck Ioseph gheschoncken wesende, droncket, eer hy schier wist wat het was, half uyt. De Paus dit siende, seyde: My dunckt het en bevalt u niet wel, gheeft het my, ick salt uyt drincken, gelijck hy dede. Hier nae heeft den Paus tegen het Iubule-Iaer van 1600. doen vercieren en schilderen de Kercke van S. Ian Lataranen, alwaer hy Ioseph heeft Overste van het werck gemaeckt, waer toe hy hem liet geven 1000. Croonen op de handt, en Ioseph worden alle weke gegheven 200. Croonen, om den Wercklieden te betalen, en dit most om de cortheyt des tijts in haesten ghedaen zijn. Doe Ioseph met dit werck veronledicht was, worde hy ontboden, oft doen gaen by den Neef van den Paus Altobrandijn, om eenich belanck, soo sulcx den naem hadde: maer desen wees hem voort tot den Paus. Ioseph daer comende, schonck hem den Paus een Ridderschap oft Cavalerade, en maeckte hem Ridder van S. Pieters, seggende, hy wilde hem oock een teecken van Ridderschap gheven. Etlijcke daghen daer naer schonck hy hem een gouden keten, die sesmael omginck, daer hingh aen een Medaille, op d'een sijde was t'Conterfeytsel van den Paus, op d'ander sijde een Cruys, op d'een sijde van t'Cruys een Palmtack, op d'ander eenen Lauwertack. Met dit gheschenck is Ioseph met t'aenghevangen werck tot S. Ian Lataranen te vrolijcker voort gevaren. Daer maecte hy een groot vack op't nat tot het hoogh Altaer-tafel. Dit is d'Historie van onses Heeren Hemelvaert, met Apostelen, en twee Engelen, en zijn al beelden meerder als t'leven. In dit werck doende wesende, is Ioseph sieck geworden, waerom den Paus seer droef wesende, sondt hem dagelijcx zijnen eygen Doctoor, en een Olie, die men heet, Olio del gran Duco, die groote menichte van gouden Croonen d'once weerdich was: hier mede worde hy over zijn lijf ghesmeert, ghelijck oock worde een Nederlandts Schilder, ghenaemt Floris van Dijck, die hem seer ghemeensaem goet vriendt en gheselle was. Onder ander lieflijckheden, die Ioseph van den Paus gesonden werden, werden hem oock van den Paus ghesonden 100. gouden Croonen, om zijn tijtverdrijf mede te hebben. Ghenesen wesende, heeft hy de voornoemde Historie voleyndicht, tot zijnen grooten lof. In desen tijdt maeckte Bernardino zijn Broeder in de selve Kerck oock een Historie, dat welcke oock goet werck gheacht is. Ioseph heeft onder ander wercken gheschildert een Logie op't nat, voor een Edelman te Room, welcke Frederijck Zucchero was aen besteedt geweest, dat hyse al met eyghen handt soude doen: maer also

den Edelman eens op't slach quam, dat eenen Iongen daer aen doende was, yet aen te strijcken daer geen belanck by en was, werdt den Edelman verstoort, liet alles afbicken, betaelde Frederijck al op, en wat men hem seyde, wildet van Ioseph ghedaen hebben. In dese Logie quam onder ander dinghen, daer Cupido eenen Pan onder hem leght, bewijsende dat de Liefde Natuere overwint, ghelijck dat in Print comt, ghesneden van Iacob Matham. Ioseph heeft oock gevordert het werck van Campodoglio, en also hy hier toe hadde geschildert op een doecxken een bataliken, met seer aerdige Peerdekens en Soldaetkens, met versierlijcke wapens, helmen, en anders, het welck hem soude dienen tot een schets oft ordinantie, wordender hem voor geboden 500. Croonen. Ioseph was oock Ao. 1600. met den Cardinael Altobrandino te Parijs in Vranckrijck, doe t'Houwlijck gheschiede van den Coningh Henrijck de 4e. met de Nichte van den tegenwoor-

[Folio 190v]
[fol. 190v]

dighen Hertogh van Florencen. Wat hy in Vranckrijck gheschildert heeft, en weet ick niet, dan dat hy te Room ghekeert, vast voort vaert in zijn Const, en van den Paus, en ander Heeren, hooghlijck begaeft, en vereert wort, ghelijck hy om der Const wille wel verdient, en weerdigh is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken