wat hier gebeurd is onder ons blijft. Geen sterveling behoeft er iets van te weten.’
't Is moeielijk uit te maken, of 't Eduard met deze laatste opmerking ernst is of niet. Hij weet zeer goed, dat mama en de zusters niet zwijgen kunnen, al zijn ze op dit oogenblik, onder zijn invloed, ten volle bereid de diepste stilzwijgendheid te beloven. Morgen zal half Amsterdam alles weten.
‘Maar wat was nu eigenlijk de aanleiding tot dat vreeselijk opvliegen van dien wildeman?’ vraagt eindelijk een van de zusters, die genoegzaam tot bedaren gekomen is, om te begrijpen dat alle dingen in de wereld een reden hebben. ‘Wat hadt gij gezegd of gedaan, Eduard, waarover Albert van Duren zoo boos werd?’
Mama kijkt de vrijpostige toornig aan. ‘Natuurlijk niets,’ zegt ze, eer Eduard antwoorden kan. ‘Hoe kunt gij denken, dat uw broer zich zoo zou vergeten hebben, dat hij in het huis van zijn moeder een gast beleedigd zou hebben?’
‘Beknor haar niet, mama,’ valt Eduard in. ‘'t Is niet vreemd, dat men in onzen kring zich moeilijk kan voorstellen hoe iemand om niets, niemendal zoo kon opvliegen. De schuld lag werkelijk aan mij. Ik heb hem, naar onze gewone opvatting der dingen, niet beleedigd, maar, zooals ik reeds zei, had ik moeten bedenken met wien ik te doen had. Ik gooide een kleine onbeduidende quaestië tusschen ons in het gekke, en daar kunnen die oostersche heeren gewoonlijk niet tegen. Emma heeft 't gedeeltelijk gehoord.’
‘Maar dan moeten zij dat maar leeren,’ meent een van de broers.
‘Alsof dat zoo gemakkelijk was. 't Zit in hun bloed. Men is nooit zeker, dat er geen driftige bui in aantocht is, al is de lucht ook nog zoo helder. Daarom moeten wij op onze hoede zijn, en elke aanleiding vermijden.’
‘Maar dat is onmogelijk, Eduard,’ antwoordt mama.
‘Onmogelijk? Zeg liever moeilijk, mama, hoogst moeilijk. Maar zijn wij niet juist daarom dubbel verplicht ons best te doen? Voor mij is het gebeurde een dure les geweest. Ik zal die nooit vergeten.’
Dat is niet zoo. Het geheele personeel protesteert. Emma protesteert ook mee. Eduard heeft zich niets te verwijten. Eduard is integendeel een wonder van geduld en bezadigdheid.