Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 182]
[p. 182]

Amsteldams Wellekomst
Aen den doorluchtighsten en hooghgeboren Vorst
Frederick Henrickaant.Ga naar voetnoot*

door Gods genade Prince van Oranjen &c.
Den 10. van Grasmaend des Iaers 1628.

 
Welkoom, welkoom, Welhems Soon.Ga naar voetnootvs. 1
 
Neem mijn' Keyserlijcke kroon,Ga naar voetnoot2
 
Die uw grootvaer plagh te draegen;Ga naar voetnoot3
 
Doen de Duytschen voor hem laegen
5[regelnummer]
Op hun aensicht, in het stof:Ga naar voetnoot4-5
 
Welkom in mijn Princenhof.Ga naar voetnoot6
 
O hoe schateren mijn' saelen,
 
Nu 't haer beuren magh t'onthaelenGa naar voetnoot8
 
Dit doorluchtigh Hollandsch bloed;
10[regelnummer]
Hier gewonnen, hier gevoed,
 
Onder 's krygs alarmtrompetten,
 
Onder 't dondren der musketten,
 
Onder 't barsten van 't metael,
 
Onder 't knarssen van het stael,
15[regelnummer]
Onder 't sweyen van de vaenen.Ga naar voetnoot15
 
Kan mijn' vreugd wel sonder traenen
 
Wellekomen desen vorst,
 
Die noch onlangs met sijn' borst,
 
Met een onbekommert harte
20[regelnummer]
'sVyands schut en yser tarte;
 
Yser dat van dichte by
 
Trof een' hopman aen sijn' sy?Ga naar voetnoot22
[pagina 183]
[p. 183]
 
'tScheld dat doock vol schricx en beven:Ga naar voetnoot23
 
Al te mild van bloed en levenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Is die krijgsheld voor sijn volck,
 
Kreet de vlietnymf wt haer' kolck.
 
Y en Amstel met haer stemde.Ga naar voetnoot27
 
Ick verslegen driemael hemde,Ga naar voetnoot28
 
t'Elckens met een' diepen sucht,
30[regelnummer]
Om te scheppen 's levens lucht:
 
Want ick nau 'tgevaer kon kroppen;Ga naar voetnoot31
 
En de schrick my toe quam stoppen
 
Watme dient tot ademtoght:
 
En soo ras ick spreken moghtGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Steende ick vol bekommeringen:
 
Nimmermeer wil God gehingenGa naar voetnoot36
 
Dat een slagh of scheut mijne hoop
 
Met dien Staetenpyler sloop.
 
Hemel keer die nederlagenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Van dien Mars, die soo veel' slagenGa naar voetnoot40
 
Heeft van kindsbeen wtgestaen,Ga naar voetnoot41
 
Over veld en Oceaen,
 
Diepe stroomen doorgeswommen,
 
Hooge bergen overklommen,
45[regelnummer]
Swaere toghten wtgevoert,
 
Nacht en dagh de trom geroert,
 
Soo veel' starcke steên beronnen,Ga naar voetnoot47
 
Selfs noch onlangs Grol gewonnen,
 
In't gesicht van 's vyands maght;
50[regelnummer]
Doen de groote Phlippes dacht:
 
't Is met Holland omgekomen,Ga naar voetnoot51
 
Zedert het geweld de vromenGa naar voetnoot52
 
Heeft ten setel wtgeruckt;
 
En de wysheyd neergebuckt,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Met haer' gryse silverhayren,
 
Met haer' zidderende jaeren,
 
Wachte na den jongsten slagh:Ga naar voetnoot57
 
Die haer 't hoofd nam, 't land 't gesagh:Ga naar voetnoot58
[pagina 184]
[p. 184]
 
Zedert 't luck, hunne hand ontwrongen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Is met kracht te rug gesprongen:
 
Hollands seenwen afgesneenGa naar voetnoot61
 
Sleept het kreupel na sijn' leên.Ga naar voetnoot62
 
Ydel waeren dees' gedachten,
 
Doen de posten tyding bragten
65[regelnummer]
Van den overgang der stad,Ga naar voetnoot65
 
Die ons heyr vergeefs eer hadGa naar voetnoot66
 
Tweemael met een' wal besloten.
 
'k Valle met mijn' speelgenooten,
 
Edel held, te voet voor u:
70[regelnummer]
'k Bid weest voor u selven schuw:Ga naar voetnoot70
 
Wilt u van't gevaer wat spaenen:Ga naar voetnoot71
 
Spaer u om uwe onderdanen,
 
Om uw' kleenen Willem doch,
 
Nau gespeent van 's voesters sogh:
75[regelnummer]
Dat hy aen uw' sy' magh wennen:Ga naar voetnoot75
 
Bussen losen, paerden mennenGa naar voetnoot76
 
Leeren, onder uw beleyd;
 
Daerghe 't land met lijcken spreyt:
 
Datmen segge: sie te gader
80[regelnummer]
Moedigh draeven soon en vader,
 
Als Aeneas de Trojaen,
 
Met den groeyenden Ascaen.Ga naar voetnoot81-82
 
'tLot dat spaerse lang te saemen:
 
'tLot wil geven dat hunn' naemen
85[regelnummer]
Spanjen soo ontsaghlijck sijn
 
Als de blixems van Iupyn.
 
O Doorluchtighste der helden!
 
Al te selden, veel te selden
 
Sagh u Y en Amstelstroom.
90[regelnummer]
Driemael overwellekoom.Ga naar voetnoot90
 
Waerghe komt uw' treden setten
 
Krygen keuren en Stads wetten
 
Nieuwe kracht, en haet en twist
 
Stuyven wegh als roock en mist:
95[regelnummer]
En die ongetoomde tongen,
[pagina 185]
[p. 185]
 
Die soo stout en onbedwongen
 
Galmden oproer bloed en moord,
 
Swygen stil aen yeder oord.
 
All' mijn' trouwe burgeryen
100[regelnummer]
Eenigh in uw' komst verblyen.Ga naar voetnoot100
 
Geen' Megeere geeft sich bloot.Ga naar voetnoot101
 
Elck het hoofd leyd in den schoot.
 
Doen de windvorst deed verstroyen,Ga naar voetnoot103
 
Op de zee, de vloot van Trojen,
105[regelnummer]
Sweegh al 't bulderen op 't vlack,
 
Alsoo ras Neptuyn weer stack
 
't Hoofd van wt de holle baeren:
 
Waer sijn wagen quam gevaeren
 
Lagh de woestigheyd getemt,
110[regelnummer]
En 't oneffen glad gekemt:Ga naar voetnoot110
 
Even soo ghy nau verscheenen,Ga naar voetnoot111
 
Wat geraeckt was op de beenen,Ga naar voetnoot112
 
Wat my dreyghde met gevaer
 
Van een' schipbreuck al te swaer,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Set sich voor uw' Godheyd neder.Ga naar voetnoot115
 
Van uw voorhoofd straelt moy weder,
 
En April geen' May en wyckt,
 
Die met verwe en bloemen pryckt.
 
'k Had met veel meer praels behangenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Vw' doorluchtigheyd ontfangen;
 
Maer ick weet wel hoe ghy acht
 
Waere deughd de rijcxste pracht:
 
Hier mee (lof den heer der heeren)
 
Kan ick noch een' sael stoffeeren:
125[regelnummer]
Mannen heb ick, soomen 't vraeght,
 
Daer mijn raedhuys moed op draeght:Ga naar voetnoot126
 
Onder dese, in raeds beraeming,Ga naar voetnoot127
 
Blinckt de schranderheyd van Vlaming,Ga naar voetnoot128
 
Pols oprechtigheyd heel braef,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
En de dapperheyd van Graef:
 
Mannen (laet de nijd wat grimmen)
[pagina 186]
[p. 186]
 
Die mijn' vesten deden klimmen:Ga naar voetnoot132
 
Sulcke soeck ick by de kaers.
 
'k Hebbe'r oock noch Hasselaers,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Die hunne halsen voor my waegen;
 
Die hun vaders degen dragen,
 
Welcke op't Spaensche knokebeenGa naar voetnoot137
 
Sijn geschaert voor 't algemeen.Ga naar voetnoot138
 
Errefvyanden van Spanjen,
140[regelnummer]
Errefvrienden van Oranjen;
 
Daer een Veldheer meed bestuwtGa naar voetnoot141
 
Voor geen' seven legers gruwt.
 
Laet de vyanden vry drieschen,Ga naar voetnoot143
 
Laet de draeckenkoppen brieschen;
145[regelnummer]
Noyt ging Hollands fiere leeu
 
Druypen voor den draeckenschreeu:Ga naar voetnoot146
 
Maer hy schutte op sijne tandenGa naar voetnoot147
 
Schenden, moorden, blaecken, branden.
 
En geen springvloed brack mijn' dam,
50[regelnummer]
Watter oock van 't Westen quam.
 
Gaet mijn Prins te velde trecken
 
'k Sal sijn' rechterhand verstrecken,Ga naar voetnoot152
 
Of een' senuw aen dien arm,
 
Die tot Hollands schut en scharmGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Ruckt de klingen wt der scheede:
 
En myn burgery in vrede,
 
Midden onder het getier,
 
Sal in 't hart met offervier
 
FREDRICK HENRICX lof vermeeren,
160[regelnummer]
En sijn' groote Godheyd eeren.
 
Welkoom, welkoom, Welhems soon.
 
Neem mijn' Keyserlijcke kroon,
 
Die uw Grootvaêr plagh te voeren,
 
Doen hem alle vorsten swoeren.
165[regelnummer]
Welkoom heldendichters stof.Ga naar voetnoot165
 
Wellekoom in mijn Princenhof.

EYNDE.

voetnoot*
Van 1628. Afgedrukt volgens de eerste uitgave in plano (hg. 424 mM., br. 279 mM.). Unger: Bibliographie, nr. 158. Amsteldams Wellekomst. Vondel laat in dit gedicht de Stedemaagd van Amsterdam Frederik Hendrik verwelkomen als de vredestichter. Toen de stedelike overheid, ondanks de aandrang van de kerkelike partij, de vergaderingen der Remonstranten niet verbood, bracht de Kerkeraad de 7e April daartegen klachten in. De Regering wendde zich toen tot de Prins met het verzoek, onmiddellik over te komen. Dit geschiedde op 10 April. Na een voorlopige bevrediging van beide partijen vertrok hij de 14de April.
voetnootvs. 1
Welhem: bekende woordspelende vervorming van Wilhelm.
voetnoot2
Keyserlijcke kroon: daarmee versierde keizer Maximiliaan (eigenlik toen nog Rooms Koning) het wapen van Amsterdam.
voetnoot3
uw grootvaer: keizer Adolf van Nassau. Frederik Hendrik was wel geen afstammeling van hem, maar zij hadden een gemeenschappelike stamvader.
voetnoot4-5
d.w.z.: hem als keizer erkenden.
voetnoot6
Princenhof: het tegenwoordige stadhuis.
voetnoot8
beuren magh: te beurt mag vallen; onthaelen: ontvangen.
voetnoot15
sweyen: de ey is spelling voor aai.
voetnoot22
een' hopman: kapitein Adriaan, die door een kanonskogel getroffen werd op het ogenblik dat hij de Prins, op bezoek aan de verschansingen bij de Schelde, de hand reikte om aan wal te stappen.
voetnoot23
't Scheld: de Schelde, als gewoonlik bij Vondel, hier gepersonifieerd.
voetnoot24
Al te mild: te zeer stelt hij zijn leven bloot.
voetnoot27
De stroomnymfen van IJ en Amstel waren het met haar eens.
voetnoot28
Ick: de Amsterdamse Maagd; hemmen: eigenlik kuchen; hier: naar adem snakken.
voetnoot31
kroppen: verkroppen.
voetnoot34
moght: kon.
voetnoot36
wil: zal; hier met de kracht van: moge (vgl. vs. 84); gehingen: gehengen, toestaan.
voetnoot39
keer van: wend af van.
voetnoot40
dien Mars: de Prins, als krijgsheld.
voetnoot41
wtgestaen: doorstaan.
voetnoot47
beronnen van berennen: stormlopen.
voetnoot51
't Is omgekomen met: 't is gedaan met.
voetnoot52
de vromen: de goede, afgezette regenten.
voetnoot54
de wysheyd: Oldenbarnevelt.
voetnoot57
jongsten: laatste.
voetnoot58
Accent op haer en 't land.
voetnoot59
't luck: de Fortuin; hunne hand ontwrongen: sedert die ‘vromen’ het lot van de republiek niet meer in handen hadden, keerde de Fortuin aan de republiek de rug toe.
voetnoot61
seenwen: zenuw verenigde de betekenis zenuw en pees (vgl. vs. 153).
voetnoot62
naslepen: achter zich aan slepen; leên: benen.
voetnoot65
nl. van Grol.
voetnoot66
eer: vroeger.
voetnoot70
weest schuw: spaar u zelf.
voetnoot71
spaenen = spenen: zich onthouden, zich niet bloot geven.
voetnoot75
wennen: zich oefenen.
voetnoot76
Bussen losen: geweren afschieten.
voetnoot81-82
Virgilius verhaalt in het vijfde boek der Aeneïs, hoe Ascanius onder het oog van zijn vader de Trojaanse ruiters aanvoert.
voetnoot90
over is versterkend (vgl. overheerlik e.d.).
voetnoot100
Eenigh: eendrachtig.
voetnoot101
Megeere = Megaira, een der drie Erinnyen (wraakgodinnen).
voetnoot103
De windvorst is AEolus, die op verzoek van Juno de Trojaanse vloot verstrooide (Aeneïs, boek I, vs. 81-vlg.).
voetnoot110
kemmen: kammen, gladstrijken.
voetnoot111
ghy nau verscheenen: absolute constructie: toen gij nauweliks u vertoond hadt.
voetnoot112
op de beenen geraeckt: oproerig geworden.
voetnoot114
een' schipbreuck: de rampen van een burgertwist.
voetnoot115
Set sich neder: komt tot kalmte.
voetnoot119
met veel meer praels behangen: sierliker uitgedost, in feestkledij.
voetnoot126
moed draeghen op: trots zijn op.
voetnoot127
in raeds beraeming: voor het plegen van overleg.
voetnoot128
Vlaming: Pieter de Vlaming van Oudshoorn, met Jacob de Graef toenmaals burgemeester; Harmen Gysbertsz. van de Pol was schepen.
voetnoot129
oprechtigheyd: rechtschapenheid.
voetnoot132
deden klimmen: in bloei toenemen.
voetnoot134
Hasselaer: de majoor Nicolaes Hasselaer.
voetnoot137
knokebeen: halswervel.
voetnoot138
geschaert van schaerden d.i. een schaerde, een hap of een scheur krijgen.
voetnoot141
bestuwt: omstuwd, omringd.
voetnoot143
drieschen: dreigen.
voetnoot146
Druypen: afdruipen.
voetnoot147
schutten: afweren.
voetnoot152
verstrecken: zijn, dienen als.
voetnoot154
scharm (met Hollandse ar): bescherming.
voetnoot165
heldendichters stof: gij die onderwerp kunt zijn van een heldendicht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

plaatsen

  • Amsterdam