Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 300]
[p. 300]

Roskam
Aen den Heer Hoofd, Drost van Muyden.aant.aant.Ga naar voetnoot*

 
Hoe koomt, doorluchte Drost, dat elck van Godsdienst roemt,Ga naar voetnootvs. 1
 
En onrecht en geweld met desen naem verbloemt?Ga naar voetnoot2
 
Als waer die saeck in schijn en tongeklanck gelegen:Ga naar voetnoot3
 
Of sou 't geen Godsdienst sijn, rechtvaerdigheyd te plegen?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Maer slincx en rechts te staen na allerhande goed?Ga naar voetnoot5
 
God voeren in den mond, de valscheyd in't gemoed?
 
De waerheyd greep wel eer die menschen by de slippen,Ga naar voetnoot7
 
En sprack: uw hart is verr': ghy naecktme met de lippen.
 
De waerheyd eyscht het hart, en niet soo seer 't gebaer.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dit laeste sonder 't eerst, dat maeckt een' huychelaer;Ga naar voetnoot10
 
Die by een cierlijck graf seer aerdigh word geleecken:Ga naar voetnoot11
 
Vol rottings binnen, en van buyten schoon bestreecken.Ga naar voetnoot12
 
Soo was uw vader niet, die burger-vader, neen:
 
Van binnen was hy juyst, gelijck hy buyten scheen.
15[regelnummer]
'k Geloof men had geen' gal in desen man gevonden,Ga naar voetnoot15
 
Indien, na dat de dood sijn leven had verslonden,
 
Sijn lijck waer opgesneên. Hoe was hy soo gelijckGa naar voetnoot17
 
Dien burgermeestren, die wel eertijdts 't Roomsche rijck,Ga naar voetnoot18
 
Door hunne oprechtigheyd, opbouden van der aerdeGa naar voetnoot19
[pagina 301]
[p. 301]
20[regelnummer]
Ten top; doen d'ackerbou in achting was en waerde:
 
Doen deege deeglijckheyd niet speelde, raep en schraep;Ga naar voetnoot21
 
En 's vyands goud min gold dan een' gebrade raep.Ga naar voetnoot22
 
Hoe heeft hem Amsteldam ervaeren wiis en simpel:
 
Een hoofd vol kreucken, een geweten sonder rimpel.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
O beste bestevaêr! wat waert ghy Holland nut,Ga naar voetnoot25
 
Een styl des raeds, doen 't lijf van 't stocxken werd gestut:Ga naar voetnoot26
 
Op dat ick ga voorby ons Catilinaes tyen:Ga naar voetnoot27
 
Doen 't vaderland in last, door twist der burgeryen,Ga naar voetnoot28
 
Ghy 't leven waert getroost te heyligen den staet:
30[regelnummer]
En doen, uw hoofd gedoemt, door 't hoofd van eygebaet,Ga naar voetnoot30
 
Ghy geen' gedachten had van wijcken of van wancken.
 
De wees en weduwe u, de ballingen u dancken:Ga naar voetnoot32
 
Hoewelghe noyt om danck hebt, sonder onderscheyd,Ga naar voetnoot33
 
Bescheenen met den glans van uw' goedaerdigheyd,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ondanckbre en danckbre, dienghe kont ten oorbaer strecken.Ga naar voetnoot35
 
O spiegel van de deughd! ô voorbeeld sonder vlecken!
 
Noyt sooptghe 't bloet en mergh der schamele gemeent:Ga naar voetnoot37
 
Nocht stopte d'ooren voor haer rammelend gebeent.Ga naar voetnoot38
 
Wat lietghe uw' soonen na, doen 's levens licht wou neygen?Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Indien 't gemeen u roept, besorgt het als uw eygen.Ga naar voetnoot40
 
Soo was uw wterste aêm slechs waere klaere deughd;Ga naar voetnoot41
 
Daer ghy, vermaerde stad, uw' kroon meed cieren meught.Ga naar voetnoot42
 
Soo 't land uw vaders deughd soo wel had erven mogen,
 
Als sijn' gedachtenis, s' had swaerder ruym gewogenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dan duysend tonnen schats, en duysend, en noch bet:Ga naar voetnoot45
 
En 'k sagh de swaerigheên van onsen staet gered.
 
Indien de Spanjaerd sagh het land van Hoofden blincken,Ga naar voetnoot47
[pagina 302]
[p. 302]
 
Hoe sou sijn fiere moed hem in de schoenen sincken:Ga naar voetnoot48
 
Hoe sou hy vader Ney opwecken, door gebeên,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Om met sijn' tong dees' scheur te neyen hecht aen een.Ga naar voetnoot50
 
Geen Duynkerck sou de zee met vlooten overheeren.Ga naar voetnoot51
 
Maetroos die roovers ras sou aersling klimmen leeren;Ga naar voetnoot52
 
En 't laege Waterland doen kijcken door een' koord,Ga naar voetnoot53
 
Dien, die nu blindeling ons slingert over boord,
55[regelnummer]
En visschers vangt en spant, verwt zeeluy doods van vreesen:Ga naar voetnoot55
 
Soo datter een geschrey van weduwen en weesen
 
Ten hoogen hemel rijst, wt dorpen en wt steên.
 
Wat's d'oorsaeck? vraeghtmen, wat? de gierigheyd alleen,Ga naar voetnoot58
 
Die 't algemeen versuymt, en vordert slechs haer eygen:Ga naar voetnoot59 Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En sprack ick klaerdre spraeck, ick sorg sy soume dreygenGa naar voetnoot60
 
Met breuck en boeten, of te levren aen den beul.Ga naar voetnoot61
 
Want waerheyd (dat's al oud) vind nergens heyl nocht heul:Ga naar voetnoot62
 
Dies roemtmen hem voor wijs, die vinger op den mond leyd.
 
O kon ick oock die kunst: maer wat op 's harten grond leyd
65[regelnummer]
Dat weltme na de keel: ick word te stijf geparst,
 
En 't werckt als nieuwe wijn, die tot de spon wtbarst.Ga naar voetnoot66
 
Soo 't onvolmaecktheyd is, 't magh tot volmaecktheyd dyenGa naar voetnoot67
 
Van dees' rampsalige en beroerelijcke tyen;Ga naar voetnoot68
 
Waer in elck grabbelt, tot sijns naesten achterdeel,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Schrijft andren toe, en schuyft op hen de schuld van't scheel.Ga naar voetnoot70
 
Waer Cato levend, die gestrenge Cato, trouwen,Ga naar voetnoot71
 
Hoe doncker sou hy, met een doncker paer winckbrouwen,
 
Begrimmen oversijds de feylen onser eeu,Ga naar voetnoot73
 
En ringelooren den geringeloorden leeu;Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die sich soo schendigh nu van rekels laet verbaffen.Ga naar voetnoot75
 
Hoe sou hy graeuwen: flux en past dit af te schaffen:Ga naar voetnoot76
[pagina 303]
[p. 303]
 
Dat weder ingeset. Hier stuurman waer het roer,Ga naar voetnoot77
 
En let op 't oud compas. Voort voort met desen loer,Ga naar voetnoot78
 
Die noyt te water ging: hy sal ons 't spel verbrodden.Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
En ghy, hou oogh in 't seyl. Waer heen met dese vodden,Ga naar voetnoot80
 
Ghy lompe plompe dief, die 't scheepsvolck streckt tot last?Ga naar voetnoot81
 
t'Hans grijp ick u by 't oor, en spijcker 't aen den mast.Ga naar voetnoot82
 
Waer Cato levend, wis, daer sou geen haer aen feylen,Ga naar voetnoot83
 
Of't ging als 't plagh te gaen. Wat soumen lands beseylen:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Daer nu de norsse nyd ons slapend seylt voorby,Ga naar voetnoot85
 
De loef afsteeckt, terwijlwe leggen in de ly,Ga naar voetnoot86
 
In vaer van schipbreuck, schier aen laeger wal vervallen.Ga naar voetnoot87
 
Het roer den meester mist, en daerom is 't van 't mallen:Ga naar voetnoot88
 
En wilme' op 't dreygement niet letten van den nood,
90[regelnummer]
Soo bergh aen 't naeste land uw leven in den boot.Ga naar voetnoot89-90
 
Doch 'k hoop een beter, van die gaerne 't beste saegen,Ga naar voetnoot91
 
En sucht tot't vaderland in vroomen boesem draegen.Ga naar voetnoot92
 
De sulcke vindmen noch als parrelen aen strand.
 
De schaersheyd maecktse dier. Indien maer 't onverstandGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Soo weynige alsser sijn erkende in hunn' waerdye,
 
En wysere heeren liet begaen met heerschappye,
 
Men vondter noch genoeg; die niet soo seer en staen
 
Na heerschen, danse met 's lands welstand sijn begaen,Ga naar voetnoot98
 
En wenschen tyd en sorg en moeyte hier in te schieten,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En niet een' penning voor hunn' diensten te genieten:
 
Dat sijn niet sulcke, daer ick eerst van heb geseyd,
 
Wiens Godsdienst op de tong en op de lippen leyd:Ga naar voetnoot102
 
Maer in een vroom gemoed; waer uyt die deughden groeyen,Ga naar voetnoot103
 
Die Hollands welvaert eer soo heerlijck deeden bloeyen,
105[regelnummer]
In spijt des dwingelands. Wel wilmer noch niet aen?Ga naar voetnoot105
 
Of rijm ick, dat een boer dit Duytsch niet kan verstaen?Ga naar voetnoot106
[pagina 304]
[p. 304]
 
Neen seker, 't is dat niet. 't Sijn kostelijcke tyen.Ga naar voetnoot107
 
Het paerd vreet nacht en dagh. In een' karros te ryen.Ga naar voetnoot108
 
Een' Iuffer met haer' sleep. De kinders worden groot:Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Sy worden op bancket en bruyloften genood.
 
Een nieuwe snof komt op met elcke nieuwe maene.Ga naar voetnoot111
 
De sluyers waeyen weyts, gelijck een ruytervaene.Ga naar voetnoot112
 
En eyschtmen meer bescheyds, men vraegh het Huygens soon,Ga naar voetnoot113
 
In 't kostelijcke mal: die weet van top tot toon
115[regelnummer]
De pracht en sotte prael tot op een hayr t' ontleden.
 
Hier schort het. Overdaed stopt d'ooren voor de reden:Ga naar voetnoot116
 
En kromt des vromen recht: deelt ampten wt om loon:Ga naar voetnoot117
 
En stiert den vyand 't geen op halsstraf is verboôn:Ga naar voetnoot118
 
Luyckt 't oogh voor sluyckerye, en onderkruypt de pachten:Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Besteelt het land aen waere, aen scheepstuygh, en aen vrachten:Ga naar voetnoot120
 
Neemt giften voor octroy: of maeckt den geldsack t'soeck:Ga naar voetnoot121
 
En eyschtmen rekening, men mist den sack en 't boeck.
 
Hoewel het menschlijck is dat sulcke saecken beuren:Ga naar voetnoot123
 
'tHeeft dickmael oock sijn' reên. Dick' raeckter meed te veuren,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Die verr' ten achtren was. Kort om dit's onse plaegh.Ga naar voetnoot125
 
t Is, drijft den esel voort: gemeentenesel draegh:Ga naar voetnoot126
 
Het land heeft meel gebreck: dus breng den sack te molen.
 
Het drijven is ons ampt: het pack is u bevolen.Ga naar voetnoot128
 
Vernoegh u, datghe sijt een vrygevochten beest:Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Is 't na het lichaem niet, soo is het na den geest.
 
Tot 's lichaems lasten heeft de hemel u beschoren,Ga naar voetnoot131
 
Dit past u bet dan ons. Ghy sijt een slaef geboren.Ga naar voetnoot132
 
Best doet ghy 't willighlijck van selven, dan door dwang.Ga naar voetnoot133
 
Dus raeckt het slaefsche dier, al hygende, op den gang,
135[regelnummer]
En sweet, en sucht, en kucht. De beenen hem begeven.
[pagina 305]
[p. 305]
 
Hy valt op beyde knien, als bad hy: laetme leven;
 
En gigaeght heesch en schor. De drijvers stock is doof,Ga naar voetnoot137
 
En tout des esels huyd, en swetst vast van 't geloof.Ga naar voetnoot138
 
Hoe kan een Christenhart dees' tiranny verkroppen!
140[regelnummer]
Ick raes van ongeduld. En sijnder dan geen' stroppenGa naar voetnoot140
 
Voor geld te krijgen, datmen 't quaed niet af en schaft?
 
En dat landsdievery tot noch blijft ongestraft?
 
Of isser niet een beul in't gantsche land te vinden?
 
Men vondter eer wel drie, doen bittre beulsgesinden. &c.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
En vraeghtmen wat ick seg? dat seg ick, en 't is waer:
 
Die 't willens wederspreeckt, dat is een logenaer.Ga naar voetnoot146
 
Dus klaeght de galge, die lang ledigh heeft staen prijcken:Ga naar voetnoot147
 
Die lang geen' krayen 't oogh van groote dievelijcken
 
Wtpicken sagh, en fel van raeven werd begraeut,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Die heen en weêr om aes wtvlogen heel benaeut.Ga naar voetnoot150
 
Of nu een' snoode Harpy dit averechts wou duyen:Ga naar voetnoot151
 
Dat tegens d'Overheên ick 't volleck op wil ruyen,
 
Om tol en schot en lot te weygren aen den heer:Ga naar voetnoot153
 
So lochen ick 't plat wt. Neen seker, dat sy veer.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Gehoorsaemheyd die past een' oprecht' ingeseten:Ga naar voetnoot155
 
Den heer t' ontfangen weêr rechtvaerdigh wt te meeten;Ga naar voetnoot156
 
Gelijck die Haegsche Bie vereert is met dien lof,Ga naar voetnoot157
 
Dat sy noyt honigh soogh wt ander lieden hof;
 
Maer na haer' eygen beemd, op onbesproke bloemen,
160[regelnummer]
Om nectar vloogh, wiens geur oprechte tongen roemen.Ga naar voetnoot160
 
Waer yeder soo van aerd, wat soumen met ter tyd
 
Het arrem eselkijn al lasten maecken quijt?
 
Hoe sou 't aenwassend juck ontwassen met den jaeren?Ga naar voetnoot163
 
Wat wordter nu gespilt? wat soumen dan bespaeren?
165[regelnummer]
Men had, in tijd van nood, een' schatkist sonder tal.
[pagina 306]
[p. 306]
 
Maer nu is 't Muysevreughd, de kat sit in de val.Ga naar voetnoot166
 
'k Heb, ô doorluchtigh Hoofd der Hollandsche Poëten,
 
Een' kneppel onder een' hoop hoenderen gesmeeten:Ga naar voetnoot168
 
'k Heb weetens niemand in 't bysonder aengerand;
170[regelnummer]
Misschien wie 'k trof, tot nut van ons belegert land:Ga naar voetnoot170
 
'k Heb aen uw vaders krans al meede een blad gevlochten,
 
En noch een' siel geroemt, wiens deughden elck verknochten.Ga naar voetnoot172
 
Dit nam sijn' oirsprong niet wt vleylusts ydelheên,Ga naar voetnoot173
 
Der dichtren erfgebreck; maer wt een' rype reên.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Ick wenschte mijn' copy niet scheelde van het leven:
 
Soo sou, als 't aenschijn u de schilder heeft gegeven,Ga naar voetnoot176
 
's Mans deughdige ommetreck hier sweven in de siel;Ga naar voetnoot177
 
Die stand hiel ongebuckt, doen 't dor gebeente viel.Ga naar voetnoot178

EYNDE.

voetnoot*
Van 1630, altans volgens Brandt. Er bestaat echter verschil van mening over het jaar van Roskam; zie Literatuuropgave in Dl. 2, blz. 819 en de aantekening achter in dit deel. Afgedrukt naar de uitgave in plano. Waarschijnlik verschenen bij Willem Jansz. Blaeu. Unger: Bibliographie, nr. 184.
Roskam is een aardig gekozen naam voor een hekeldicht: in Vondels dagen werd roskammen reeds gebruikt voor: duchtig berispen, hekelen (Ned. Wdb. XIII, 1400). De opzet werd ingegeven - gelijk A. Kluyver opmerkte - door de eerste satire van Horatius (‘Qui fit, Maecenas, ut nemo’ etc.) eveneens gericht en opgedragen aan een kunstzinnige vriend en beschermer. Deze opdracht aan P.C. Hooft staat natuurlik in verband met het feit dat zijn vader, de oud-burgemeester, als voorbeeld van burgerdeugd aan de ontaarde tijdgenoten wordt voorgehouden. Hoezeer ze werkelik was gesteld in de geest van de oude Hooft, blijkt o.a. uit diens eigen woorden in de Bedenckinge op de kerkelijcke geschillen: ‘Soude dat nyet wel schijnen Godt metten monde ende metten lippen te genaecken ende dat het herte verre daervan soude moeten wesen?’ (Zie Memorien en Adviezen van Cornelis Pieterszoon Hooft, I blz. 76, nr. 181).
voetnootvs. 1
van Godsdienst roemt: zich beroemt godsdienstig te zijn.
voetnoot2
desen naem: nml. van vroomheid.
voetnoot3
tongeklanck: vrome woorden.
voetnoot4
geen Godsdienst sijn: zou godsdienst niet dáárin bestaan, dat men....
voetnoot5
dit vers sluit zich niet logies bij het vorige aan. De gedachtengang is: Maar zou godsdienst verenigbaar zijn met....; slincx: oudtijds in alle betekenissen = links.
voetnoot7
De waerheyd: Christus, die zulke mensen staande hield met het verwijt, dat aan Matth. XV, vs. 8 ontleend is (vgl. Matth. XXIII, vs. 13).
voetnoot9
gebaer: uiterlik vertoon.
voetnoot10
't eerst: nml. het hart.
voetnoot11
aerdigh: treffend juist. Zie deze vergelijking in Matth. XXIII, vs. 27.
voetnoot12
bestreecken: gepleisterd.
voetnoot15
geen' gal: uit de gal kwam, volgens oud volksgeloof, alle boosaardigheid voort.
voetnoot17
opgesneên: opengesneden.
voetnoot18
burgermeestren: consuls; Roomsche: Romeinse.
voetnoot19
oprechtigheyd: rechtschapenheid.
voetnoot21
deege: degelike; is versterkend toegevoegd; raep en schraep spelen: geldgierig, inhalig zijn.
voetnoot22
Zinspeling op het bekende verhaal van de eenvoudige Manlius Curius Dentatus, die, toen de Samnitiese gezanten hem wilden omkopen, juist bezig was met rapen te braden, zodat de gezanten onverrichterzake omkeerden.
voetnoot24
kreucken: rimpels, door de zorgen voor het gemenebest; sonder rimpel: ongedeerd, rein.
voetnoot25
bestevaêr: grootvader (vererende aanspraak).
voetnoot26
styl: steunpilaar; stocxken (woordspelend met styl): wegens zijn ouderdom.
voetnoot27
Om nu niet te spreken van: d.i. vooral niet minder waren zijn verdiensten op krachtiger leeftijd, toen hij Leycester, die, als eertijds Catilina, de vrijheid van de republiek bedreigde, wist te weerstaan.
voetnoot28
't vaderland in last (zijnde): absolute constructie. Evenzo in vs. 30: uw hoofd gedoemt.
voetnoot30
't hoofd van eygebaet: het hoofd van de partij van de baatzucht, nml. Leycester's aanhang. Leycester rekende Hooft onder die vijanden, die 't eerst onschadelik gemaakt zouden moeten worden.
voetnoot32
Vgl. het bekende sonnet op de dood van burgemeester Hooft (deel 2, blz. 760).
voetnoot33
noyt hoort alleen bij om danck; dus: hoewelghe sonder onderscheyd.
voetnoot34
goedaerdigheyd: edelaardigheid.
voetnoot35
ten oorbaer strecken: van dienst zijn.
voetnoot37
bloet en mergh: de levenssappen; suipen: uitzuigen; schamele gemeent: de armen.
voetnoot38
rammelend gebeent: het door hongersnood uitgemergelde lichaam. Een dergelijke periode, van 1623, lag nog vers in de herinnering.
voetnoot39
Retoriese vraag. De kostbaarste erfenis was de volgende wijze raad.
voetnoot40
't gemeen: het algemene belang.
voetnoot41
uw wterste aêm: uw laatste ademtocht, de laatste door u gesproken woorden.
voetnoot42
uw' kroon: de keizerskroon op het Amsterdamse wapen; als een parel aan die kroon.
voetnoot44
swaerder ruym: ruim zo zwaar.
voetnoot45
noch bet: nog meer.
voetnoot47
Woordspeling: mannen als Hooft, en uitblinkende figuren.
voetnoot48
fiere moed: overmoed.
voetnoot49
vader Ney: de geslepen Pater Ney had in 1607 de onderhandelingen over het Bestand geopend. In het woord neyen (naaien) speelt Vondel met zijn naam, die dus wel met ai uitgesproken werd.
voetnoot50
met sijn' tong: door zijn overredingskracht; dees' scheur: tussen de Noordelike en de Zuidelike Nederlanden.
voetnoot51
Duynkerck: de beruchte zeerovers die daar huisden; de zee overheeren: op zee de baas spelen.
voetnoot52
aersling klimmen: ruggelings de ladder van de galg bestijgen.
voetnoot53
kijcken door een' koord (vgl. het ‘hennepen venster’: de strop). De galg stond aan de overkant van het IJ, bij het laege Waterland.
voetnoot55
spannen: binden, in boeien slaan; doods verwen: een doodschrik aanjagen.
voetnoot58
gierigheyd: hebzucht.
voetnoot59
vorderen: bevorderen.
voetnoot59
vorderen: bevorderen.
voetnoot60
sorgen: vrezen. Vondel zinspeelt hier weer op het gevaar dat hem in de Palamedes-zaak bedreigde.
voetnoot61
breuck is hier synoniem met boeten.
voetnoot62
heyl nocht heul: goede ontvangst noch bescherming.
voetnoot66
tot: bij, aan; spon: stop in het vat.
voetnoot67
tot volmaecktheyd dyen van: leiden tot grondige verbetering van.
voetnoot68
beroerelijck: vol beroering.
voetnoot69
tot achterdeel van: ten nadele van.
voetnoot70
Schrijft andren toe schijnt hier te betekenen: zet een bedrag op rekening van anderen (d.i. doet alsof zij het geïnd hebben) en geeft hun de schuld van het verschil ('t scheel) d.i. beschuldigt hen van oneerlikheid. In 't Mnl. betekent toescriven o.a. schriftelik een schenking doen.
voetnoot71
Cato was de strenge censor, die ten tijde der Puniese oorlogen optrad tegen weelde en baatzucht; trouwen (uit: in trouwen): inderdaad, in waarheid.
voetnoot73
oversijds: met schuinse blik.
voetnoot74
ringelooren: eig. een dier in bedwang houden door middel van een ring door het oor; fig.: ongemakkelik onder handen nemen.
voetnoot75
schendigh: schandelik; verbaffen: door blaffen vrees aanjagen.
voetnoot76
passen: zorgen.
voetnoot77
insetten: instellen; waren: bewaren, d.i. er op letten en er voor zorgen.
voetnoot78
't oud compas: het beproefde kompas, d.i. houd de oude koers; loer: scheldwoord voor een onbekwaam individu.
voetnoot79
noyt te water ging: geen zeereis mee maakte, en dus ervaring mist; verbrodden: verknoeien.
voetnoot80
ghy is de stuurman van vs. 77.
voetnoot81
Ghy: alweer een man die niet hoort op het schip, en alleen komt om te stelen; plomp: dom.
voetnoot82
t'Hans: nu ik u eindelik betrap; spijcker 't aen den mast: blijkbaar een straf, op de schepen toegepast.
voetnoot83
feylen: falen, te kort komen.
voetnoot84
plagh: nml. in degeliker tijden.
voetnoot85
Terwijl nu de stuurse afgunstigen - Vondel denkt hier wel aan de Engelse konkurrenten - die ons, terwijl wij slapen, voorbijzeilen.
voetnoot86
De loef afsteeckt: ons aan de loefzijde (de windzijde) voorbijzeilt, tijdelik de wind onderschept, en dus een voorsprong krijgt; daardoor geraakt het voorbijgezeilde schip in de ly (de van de wind afgekeerde zijde van het andere schip).
voetnoot87
vaer: gevaar; aen laeger wal: d.i. de wal waar de wind op staat; een zeilschip dat daar tegenaan slaat, geraakt in ongelegenheid.
voetnoot88
is 't van 't mallen (oorspr. waarschijnlik: van 't malle; Ned. Wdb. IX, 133): is alles in de war aan boord.
voetnoot89-90
Wil men blindelings zijn gang gaan, dan is het schip van Staat verloren: red dan uw leven!
voetnoot91
een beter: iets beters. Dat verwacht ik van diegenen die...
voetnoot92
sucht: vurige liefde; vroom: rechtschapen.
voetnoot94
dier: kostbaar.
voetnoot98
danse: dan dat ze (als wel dat ze); begaen met: bekommerd om.
voetnoot99
inschieten: ten koste leggen.
voetnoot102
Wiens kan terugslaan op een meerv.: wier.
voetnoot103
Na Maer invullen: wiens godsdienst leyd (uit vs. 102).
voetnoot105
wil men nog niet toegeven dat ik gelijk heb?
voetnoot106
dit Duytsch: deze begrijpelike taal (Duyts = Nederlands).
voetnoot107
Neen, men begrijpt mij maar al te goed! Nu volgt een uiteenzetting van de oorzaken: de overdreven weelde; kostelijck: kostbaar.
voetnoot108
karros: karos, statiewagen.
voetnoot109
Iuffer heette ook een gehuwde dame van stand; sleep: gevolg.
voetnoot111
snof: modeartikel (snufje).
voetnoot112
weyts: zwierig; ruytervaene: vaan aan de lans van de ruiters; later veranderd in kermisvaene.
voetnoot113
Huygens soon: Constantijn, dichter van het Costelijck Mal, een satire op de mode. Zijn vader, de sekretaris van de Prins, was toen nog meer bekend dan de zoon.
voetnoot116
reden: het besef van wat wijs en goed is.
voetnoot117
kromt des vromen recht: oude woordspeling met ‘krom’ en ‘recht’.
voetnoot118
oorlogscontrabande, waarvan o.a. burgemeester Reinier Pauw beschuldigd werd.
voetnoot119
sluyckerye: smokkelhandel; onderkruypen: op heimelike, listige wijze anderen benadelen ten eigen voordele; de pachten: de ‘verpachte middelen’. d.z. belastingen die in 't openbaar verpacht werden.
voetnoot120
Misbruiken bij de admiraliteitskolleges zoals er nog kort te voren (1626) bij de Admiraliteit van de Maas aan 't licht gekomen waren: bij de levering van scheepstuygh werd met leveranciers geknoeid; de vrachten werden te laag aangegeven om een gedeelte van de convooigelden onverantwoord te kunnen laten.
voetnoot121
octroy: vergunningsbrieven voor een of ander monopolie; t' soeck maecken: zoek maken, verduisteren.
voetnoot123
Dit slaat, ironies, op het zoekraken van de boeken.
voetnoot124
te veuren: er bovenop.
voetnoot125
ten achtren: die in geldelike moeielikheden verkeerde.
voetnoot126
gemeentenesel: beeld voor de arme burgerij.
voetnoot128
pack: de lasten; bevolen: toevertrouwd, opgelegd.
voetnoot129
bittere ironie: vrijgevochten van Spanje, maar dienstbaar gebleven aan de regentenklasse.
voetnoot131
bescheren: voorbestemmen.
voetnoot132
bet: beter, meer.
voetnoot133
Best: het beste is dat....; hierin ligt een comparatief beter opgesloten, waarbij dan zich aansluit.
voetnoot137
gigaeghen: klanknabootsend woord (i-a).
voetnoot138
touwen: ranselen; vast: al maar.
voetnoot140
ongeduld: in de vroegere, sterkere betekenis: het niet meer kunnen dulden.
voetnoot144
etc. achter dit vers staat gelijk met een beletselteken: de dichter houdt plotseling op, omdat hij met zijn zinspeling op de moord van Oldenbarnevelt, op het punt staat gevaarlike dingen te zeggen; beulsgesinden: tot een gerechtelike moord gezind.
voetnoot146
Ook dit vers zegt niet ronduit wat hij bedoelt, maar is voor de goede verstaander duidelik. In de bundel van 1650 is het verscherpt tot: Zijn twee noch niet genoegh, zoo neemt er twalef paer, nml. de 24 rechters.
voetnoot147
Dus: daarom; prijcken heeft hier wellicht, evenals het synonieme proncken, de betekenis: treurig zien; anders betekent het alleen: te kijk staan.
voetnoot149
begraeut: de raven vlogen krijsend, als 't ware verwijtend, er om heen.
voetnoot150
benaeut: in 't nauw gebracht (door de honger).
voetnoot151
Als nu een snode lasteraar dit soms verkeerd wil uitleggen; de Harpy was een fabelachtig monster, dat reeds in de Oudheid als symbool van de laster gold.
voetnoot153
tol, schot en lot zijn belastingen.
voetnoot154
plat wt: rondweg.
voetnoot155
oprecht: goed.
voetnoot156
De heer (past het) de ontvangen gelden rechtvaardig te besteden (wtmeeten is oorspr.: in 't klein, bij de maat verkopen).
voetnoot157
die Haegsche Bie: Joris de Bie († 1628) was 42 jaar lang Thesaurier-generaal van de Unie geweest, en als man van onkrenkbare eerlikheid geëerd. De volgende verzen berusten op de woordspeling met zijn naam.
voetnoot160
wiens kan zowel op nectar als op bloemen slaan (vgl. bij vs. 102).
voetnoot163
ontwassen: in druk afnemen.
voetnoot166
Muysevreughd: de hoofdletter wijst op een naamspeling. De Dordtse burgemeester Muys van Holy, tegen wie krasse beschuldigingen van corruptie ingebracht waren, werd niettegenstaande dat, in 1626 tot lid van de Raad van State gekozen. Vondels bedoeling kan dus zijn; Muys en konsorten spelen de baas. Hij heeft dan gedacht aan 't spreekwoord: ‘Als de kat in de val zit, is 't muizevreugd’, ontleend aan de bekende fabel.
voetnoot168
midden in de hoop, dus zonder te mikken.
voetnoot170
Eigenaardige, meer voorkomende constructie met misschien: als ik misschien iemand trof, dan was het....; belegert: benard, in 't nauw gebracht.
voetnoot172
verknochten: aan zich verplichten.
voetnoot173
vleylusts ydelheên: de ijdele lust om te vleien.
voetnoot174
rype reên: ernstig overleg.
voetnoot176
zoals de schilder u zijn portret schilderde.
voetnoot177
deughdige ommetreck: het beeld (de schets, de hoofdlijnen) van zijn deugden; hier: in mijn gedicht; sweven: zich vertonen.
voetnoot178
de ziel, die zich ongebroken dezelfde toonde in het uur dat het uitgeleefde lichaam viel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Roskam