Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
100 avonturen met een pollepel (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van 100 avonturen met een pollepel
Afbeelding van 100 avonturen met een pollepelToon afbeelding van titelpagina van 100 avonturen met een pollepel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

100 avonturen met een pollepel

(1939)–J.W.F. Werumeus Buning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

De stronkselderij.



illustratie

DE eenvoudigste wijze om stronkselderij te eten, die men in Nederland hardnekkig Fransche selderij noemt, is ze in blik te koopen, af te spoelen, op te warmen en van een of ander sausje te voorzien.

De beste wijze is dit op verre na niet, want stronkselderij is een van de vriendelijkste versche herfst- en wintergroenten en ze weet een goede behandeling met een uiterst fijnen smaak te beloonen. Er is zelfs in wintersche groenten weinig beters te beleven.

Ze heeft echter een aantal niet algemeen bekende eigenaardigheden, waarmee men rekening moet houden, wil men ze op haar best eten: men moet voor zijn luttel geld geen al te groote selderijstronken willen hebben, men moet ze eerst afkoken, en men moet de selderij

[pagina 52]
[p. 52]

verkwikken met spek en een schijfje ui, die om zoo te zeggen hààr lievelingsspijzen zijn.

Kies dus uwe selderij niet als het indrukwekkend struikgewas, dat vaak den groentewinkel versiert en dat meer van een heester dan een eerbare groente heeft, maar kies zooveel mogelijk de kleine of middelsoort en daarvan de meest gesloten stronken, het zijn voor de keuken de beste. Breek hiervan vele buitenste bladen af, die meestal voos, hard en beschadigd zijn, snijd er het groen en de toppen af tot een lengte van 15 à 20 c.M. stronk, en snijd dezen stronk van onderen wat bij, dat wil zeggen geef er een net fatsoen aan. Ge hebt dan een gave, blanke stronkselderij en van het afgesnedene is er veel voor een soep te gebruiken, of voor de liefhebbers rauw te eten, bij de kaas.

Aangezien de stronken ten slotte welgeschikt op den bodem van een pan komen te rusten, verdient het aanbeveling de afmeting van deze pan in het oog te houden, wanneer men de stronken snijdt. Er gaan geen walvisschen in een sardineblikje.

Nu wascht men de stronken terdege onder de kraan en vouwt daar de takken bij open: selderij verbergt gaarne eenige rotte blaren, zand en andere ongerechtigheden in haar hart.

Intusschen kookt er een groote pan met water; hier doet men de stronken in en gunt ze, als het weer kookt, een klein kwartier in dit ziedend verblijf. Neem ze er daarna met den schuimspaan uit, leg ze in koud water, verversch het een paar maal en laat ze uitlekken op een doek. Dit is het einde van het eerste bedrijf.

 

Men kan de pauze tot het tweede gerust een paar uur laten duren. In ieder geval neemt men den tijd voor een zeer belangrijke verandering van het décor. Men neemt namelijk een pan - het kan dezelfde zijn, waarin de selderij is afgekookt - die ruim genoeg is om de stronken te rangschikken, kop aan staart, oftewel om en om, waarbij men ze zoo noodig, als ze wat groot uit-

[pagina 53]
[p. 53]

vallen, al in de lengte in hun helft of in vierdelpartjes verdeelt.

Op den bodem van deze pan legt men echter allereerst en als onmisbaar bestanddeel een ons of anderhalf vet spek, in dunne plakjes gesneden; verder wat fijngesnipperde worteltjes en een dun gesneden groote ui. Op dit geurig bed rangschikt ge nu uw selderij, met een gegarneerd boeket, een weinig peper en zooveel bouillon, dat de stronken bijna onderstaan, benevens een lepel of vier boter. Uit een en ander volgt, dat men de pan zoo dient te kiezen, dat ze noch te nauw, noch te ruim is. Zoo noodig voegt men wat bouillon of water toe; aangezien echter het kooknat later veelal sterk inkookt, zij men zeer voorzichtig met zoutgehalte. De selderij is thans klaar voor wat men een ‘braisage’ noemt, dat wil ten naastebij zeggen, een sudderen van vleesch, wild, gevogelte of groenten op een bed van de omschreven makelij.

Men brengt de pan tot koken. Wilt ge het volmaakt doen, leg dan over de selderij een geboterd vetpapiertje, doe er den deksel op, zet het in den oven en laat het maar sudderen, gedurende anderhalf à twee uur. Doe het anders óp het fornuis en vergewis u in beide gevallen na anderhalf uur of de selderij gaar is; ze kan echter best twee uur behoeven, dat is al naar haar wil en wensch en soort.

Wees niet eigenwijs jegens de groote meesters van de keuken, die hier spek voorschrijven, want dit verhoogt den smaak zeer en ge neemt het overtollig vet later toch weer van de saus af. De selderij neemt er slechts zooveel van op als ze noodig heeft. Magere selderij is droge selderij.

Het einde van het tweede bedrijf nadert. Neem de selderij als ze gaar is met de schuimspaan uit de pan - ze is thans nogal breekbaar - laat ze op een zeef geheel en al uitlekken en wees zuinig met dit nat, het is goed. Verdeel ze, als het nog niet geschied is, in tweeën of vieren en zorg dat er geen nat tusschen de bladeren

[pagina 54]
[p. 54]

blijft, het zou later de saus verdunnen. En dat ware jammer.

Men kan zeer goed voor eenige dagen selderij van te voren klaarmaken. Men zet dan, zoover als thans gekomen, de goed uitgelekte stronken weg, tot men ze noodig heeft. De selderij is thans eetbaar.

 

Nu gaat het er als derde en laatste bedrijf maar om, hoe men selderij wil eten. In ieder geval wordt het kooknat zorgvuldig gezeefd en ernstig van ieder aasje vet ontdaan. De ontknooping nadert: het gaat om de essentie.

Bezit men de kunde en den lust een ‘jus de veau’ te maken, dan doet men in de schoongemaakte pan van de selderij 4 d.L. kooknat, kookt in tot 2 d.L. en voegt 1 d.L. jus de veau toe. Men laat dit twee minuten samen koken, bindt met wat maizena (ca. 7 gr.), opgelost in koude jus of bouillon, kookt het gebonden, voegt, van het vuur, nog 30 gr. boter toe en roert de saus glad.

Wil men het eenvoudiger dan kookt men 6 d.L. kooknat in tot 3 d.L., bindt met maizena als voren of met een petit roux brun. Dat is: smelt 10 gr. boter in een kleine sauspan, roer er van het vuur 15 gr. bloem door en laat dit op een klein vuur zeer voorzichtig en al roerend bruin worden, waarna er met het ingekookte nat een saus van gemaakt wordt, die nog een minuut of acht kookt. Maak ook deze saus, zoo ge wilt, van het vuur, af met boter.

Of anders: rangschik de uitgelekte selderij in een geboterden, vuurvasten schotel, bestrooi ze met gemalen Parmezaansche kaas, boter ze en laat ze gratineeren.

Of, nog anders: maak van het van 6 tot 3 d.L. ingekookte nat een sauce Mornay, die in dit geval het gemakkelijkst zoo zal zijn: de 3 d.L. saus wordt licht gebonden met maizena, men roert er op het vuur 50 gram gemalen kaas door - liefst Parmezaansche - tot ze in de saus gesmolen is en daarna desverkiezend, van het vuur, nog een 30 gram boter.

Wij voor ons prefereeren de selderij-au-jus, dat is

[pagina 55]
[p. 55]

te zeggen een der beide eerstgenoemde manieren. Men warmt daarbij zoo noodig de selderij nog even in de saus, eer men de boter toevoegt en doet ze op, bedekt met de saus. Ook de sauce Mornay dient men over de stronken gegoten op.

Het mogelijk niet gebruikte vocht der braisage kan voortreffelijken dienst doen bij sausen en soepen.

 

Er passen ons bij de selderij en haar sausen twee nabeschouwingen en een extra-nabeschouwing: wij hebben de woorden ‘jus de veau’ en ‘sauce Mornay’ uitgesproken en bij selderijstronk smaakt, behalve veel anders, een sneetje geroosterd brood met merg.

Om met het laatste te beginnen: met de mergpijp geeft ge u geheel aan de genade van uw slager over en hij aan het rund, dat hij slachtte of thuisgebracht kreeg.

Gij krijgt eenige op maat gezaagde botten thuis en wat daaruit behoort te komen is een juist gaar, gaaf glanzend stuk merg. Veelal echter is het een verwarde en rommelige hoeveelheid - vaak een uiterst geringe hoeveelheid.

Wie een mergpijp - het is het beste er een per sneetje toast te rekenen - eenvoudig in kokend water kookt, verkookt haar. De mergpijp dient afgesloten te worden. De een doet dat met een schoonen lap en een draadje garen, de ander met een welgesnoerde schijf aardappel of ui; het beste is uw slager te zeggen, dat ge óf de meest miraculeuze mergpijpen van het jaar wilt hebben óf geen. Ge hebt dan in ieder geval verhaal.

Men sluit ze, op zijn ouderwetsch ook wel zóó af:

Maak uren van te voren een stijf deegje van water en bloem en plak daarmede de goed afgedroogde einden van uw botten stevig dicht. Laat ze een uur of twee rusten. Dompel ze in ruim heet water en laat het maar zeer zachtjes koken, een minuut of twintig, vijf en twintig. Laat de mergpijpen zoo heet mogelijk op tafel komen, heb geboterden, gepeperden en gezouten toast klaar, hanteer de gloeiende botten in een servet, ga ze

[pagina 56]
[p. 56]

te lijf met een smal lang mes of een speciaal tot dit doel geschapen merglepel... en wacht af, wat u te beurt valt. Laat iedereen in ieder geval dit beseffen, dat merg zoo heet mogelijk gegeten moet worden, wat de pijp ook oplevert... En geef er selderij-au-jus bij!

 

Er zijn in allerhaast nog twee groote woorden gesproken: ‘Jus de Veau’ en ‘Sauce Mornay’. De ‘Jus de Veau’ is eigenlijk een der klassieke ‘fonds de cuisine’ van de groote keuken, een der kostelijke elixers, waarmede de bekwame kok zijn sausen den fijneren geur en den smaak geeft, die ze haar volmaaktheid verleenen. Er wordt, in een klassieke kokskeuken, een zes of acht uur op gewerkt...

Mocht ge de liefhebberij hebben, maak dan eens om te beginnen, een ordinaire jus. Dat is: neem 750 gram kalfs- en half ossenpoulet, 500 gram beenen, 60 gram spekzwoerd of doorregen spek, 60 à 70 gram wortel, en evenveel ui; peterselie, selderij, tijm, een nageltje laurier, 1¼ L. water, 6 gram zout.

Snijd vleesch, spek en groenten klein, smelt in een pan 30 à 40 gram boter of spek en rooster er op flink vuur vleesch en groenten in, zonder eenig vocht, maar zonder dat het àl te bruin wordt. Voeg het water toe, dat warm dient te zijn, de kruiden en het zout. Laat het zéér langzaam koken, een uur of vier; zeef het, laat het koud worden, ontdoe het van vet en ge hebt een ‘fonds de cuisine’ voor prachtiger sausen, onder andere voor den ‘Canard à l'Orange’. Maar weet wel, dat dit slechts een ordinaire vorm van den subliemen ‘jus de veau’ is; hoewel iets veel geurigers en fluweeligs dan een alledaagsche bouillon...

Zoo is, helaas, ook de meeste Sauce Mornay in onzen haastigen tijd vervallen tot een melksausje of bouillonsausje met kaas, zijnde een nogal doodsche dikke saus. De ware ‘Sauce Mornay’ heeft tot grondslag een ‘Sauce Béchamel’, die iets geheel anders is.

De ‘Béchamel maigre’ heeft als materiaal, op een

[pagina 57]
[p. 57]

halven liter saus: 50 gram gehakte ui, 50 gram gesnipperde wortel, 50 gram fijngesneden rauwe ham of desnoods doorregen spek, 30 gram boter.

Men stooft in deze boter het opgenoemde, de zoogenaamde ‘mirepoix’, gedurende een minuut of twaalf. Men voegt er iets meer dan ½ liter kokende melk bij, zout, peper en geraspte muskaat en laat het zachtjes een minuut of twaalf koken, daarna zeeft men. Men maakt de pan schoon en daarna, daarin, een roux blanc met een 30 gram boter en evenveel bloem, waarvan men met de gezeefde melk in nog een minuut of twaaf een gebonden saus kookt.

Dit is al een zeer eenvoudige en niet al te barbaarsch vereenvoudigde Béchamel, voornamelijk goed bij vele visch en een aantal groenten als prei, asperges, komkommer, salade van krulandijvie. Om er een Mornay van te maken, neemt men, voor 5 d.L. saus, 4 d.L. Béchamel, 60 gram geraspte kaas en 50 gram boter om de saus af te maken. De beste kaas is half Hollandsch en half Parmezaansch of half Gruyère met een van beide, alles belegen en welgemalen.

Neemt men deze saus voor visch, dan lengt men ze aan met sterk ingekookt vischnat. Voor een kip of wit vleesch met evenzeer geconcentreerd kooknat; op de gegeven hoeveelheid met ca. 1 d.L.

Voor onze bovengenoemde selderij wordt er dan ook aangelengd met 1.5 d.L. kooknat, eveneens ingekookt van het dubbele. De bedoeling is de Mornay juist den geur te geven van het gerecht, dat ze vergezelt.

Men maakt deze saus vaak af met wat room waarna men ze nog even koken laat. Men heeft bijzondere zorg voor het zout, aangezien de kaas reeds gezouten is en het nat tot de helft inkookt, en dus eens zoo zout wordt.

De ‘Sauce Mornay’ wordt volgens het goed gebruik steeds óver de gerechten opgedaan en nooit in de sauskom.

Men vertelt u in vele hedendaagsche kookboeken, dat een ‘sauce blanche’ gemaakt wordt uit bloem, een

[pagina 58]
[p. 58]

weinig boter, en water; een ‘sauce brune’ uit vleeschjus en het voorafgaande, een Mornay uit melk, kaas etc., maar dat is niet waar, omdat het niet waar kan zijn. Het is slechts de gemakkelijkste en vlugste nabootsing...

Men kan ook een editie van Shakespeare ‘voor kinderen’ krijgen en er zijn zelfs ‘verhalen uit Shakespeare’ in den handel.

Wat u - ten minste, dat hoop ik - bij een volmaakt gerecht opvalt, dat is altijd de mate, waarin de klassieke keuken er zich in gelden doet: kennis, tijd, liefde en zorg, of kort gezegd een volmaakte smaak of geur, die u met de wereld verzoent. En dat is waarlijk niet gering, als men het wel bedenkt, en in deze hedendaagsche wereld...

Vandaar dat ik iets tegen de vereenvoudigers en bedervers van sausen en Shakespeare, en enkele andereen heb...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken