Inhoudsopgave
Op-dracht aen de vrolyke Amstel sangerinneties.
Vrolikheyt:
Op d'Amstelse vrolykheyt.
[Een als een jongen Harder ging]
Van hare majesteyt van Groot Brittanjen Henriette Maria, vertrokken van Schevelingen.
[Astrea (al droomend') began]
De klagende Casander, over de breeckende vrindschap van Damon.
Sonnet.
Den troosteloosen harder.
[O kan u soetigheyt]
[Dertele Venus jongen]
Helle-broers-gesang.
[Hebt gy dan rust gevonden]
Op de fellepe kaeper.
[Ziels voogdesje]
Harders lijk-klacht, over 't schielijk sterven van sijn bruyt.
Vraeg' en antwoort, over de verdreven Zeeusche retorica.
[Laest-mael Laura sliep]
Over de kracht van Galatheus oogen.
[O verstaelde Melibee]
[Schoonst' Angelette, die mijn ziele boeyt]
[Helaes nu isset heel verbruyt]
[Het flikkerende licht]
d’Ontsinde Mopses,over ‘t afsterven van sijn liefStymphale.
[Hoe lange sal ik Galate]
Lof-sang aen Thetus: uyt Helidorus. Lib. 3.
[Aerdig wijntjen, edel natjen]
[Veltgodinnen, stelt u tot klagen, nu de bachantse schaer]
[Lestmael aen den Oever]
[Wanneer het dachje daelt]
[Silvia, die soete bruyt]
[’t Vissen moet wel vreugde baeren]
[Om het troet’le minden Grietje]
De klagende Nicasiaen over d’ ontseyde liefde van sijn Rosinde.
Amsterdamse kermis-vreugt.
Cephales klachten, over de doot van Procris.
[Met de oogen toe-gelooken]
Maskurade.
d’ Klagende Leonoor.
Den gevangen Kaerel.
D'Onverduldige liefde, en raserny van graef Lodevvyk.
Graef Lodewyks bedrogen soldaten.
Miliseus verheuging.
Boeren-deun.
De boelagie van Mars en Venus.
Klachte van hare majesteuyt van Groot Bri-tanjen; over 't onstuymig weder.
Aen de musyk.
Op de verjaring van Juffr. B. C. A.
Af-scheyt eens bedroefden minnaers.
Herders-klacht.
t' Samen-gesang, tusschen Cloris en Silvia.
Graf-schrift.
[Vrolijke beesjes die voor het dagen]
[Rijst morgen-son van Célidon]
[Soo lang een roos sijn teere bla'en]
Liedt,van een onbedreven hokkeling.
Ariames minne-klachte.
Celadons minne-klachte.
Grafschrift van Celadon en Ariame.
Aen juffr. Me-juffr. B.C.A.
Nieuw'-jaer-liedt.
[Bedroefde Arfleure toont uw' rouw']
Daphnes verandering.
[In dien gy door gebeden]
Aen juffr. mee-juffr. B. A.
Basium.
De geboorte van Silvia.
Moreus ontsteltenis, over de lichtvaerdigheyt van Lardenia.
[Amira, lief, mijn leven]
Bruylofts-liedt.
Basuyn, des Amsteldamse vrolikheyt.
[Segt Roosemont, mijn lieve velt-godin]
[Gy braeve broeders van Sint Luycas bende]
Droom-liedt.
Sang.
Op een lonkje
Op een kusje.
Op de oogenvan M. B. M.
Op haer lippen.
Marseas tranen, over de stervende Lisea.
[Hoe seer dat Venus ons benijt]
[Begin van mijne trouwe min]
Herders-klacht.
[Als Phœbs jongst-mael was in rust]
[Dartele Fillis, morgester]
[Mijn hert gestadig vol vreemde gedachte]
Geboorts-vermaning, aen de deugt-begaefde Juffr. M. L.
Pyramus, en Thisbe.
[De pijlen die Cupido schiet, zijn van verscheyden kracht]
Mey-liedt.
[Ach! helder licht, ô suyvere Diane]
[Met Boreas vlagen]
De verliefde Dido, over de wel-bevalligheyt van Æneas. Vrag. lib. 4.
Op 't vertrek van I. I. B.
Aen de Amsteldamse kitte-broers.
Marseas vreugt.
De verblijde dronkert.
Toe-gift.
Register,
Van d' Amstedamse Vrolikheyt.