Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

158 Van liefden coemt groot lijden

Verhalend lied. Een jonkvrouw koopt de wachter om, zodat zij in de nacht haar geliefde kan ontmoeten. Op de afgesproken ontmoetingsplaats aangekomen, wordt zij ontvoerd, en vervolgens weer teruggebracht. Haar geliefde blijkt dan echter zelfmoord te hebben gepleegd, waarop ook zij zichzelf wil doden, maar zij sterft al van verdriet voordat zij dit voornemen helemaal ten uitvoer kan brengen. Haar ouders laten tenslotte de wachter vierendelen.

1,2 onderwijlen: soms
1,3-4 Voor een hertogin had een opgewekte ridder liefde opgevat
1,6 van: vanwege
2,7 ghelooven: vertrouwen
3,3 Als ik niet zo bang was voor
3,5 thoren: woede
2,7 ghelooven: vertrouwen
3,6 Als u iets zou overkomen
4,3 Als ik volgens u te lang wegblijf
4,4 Begin te zingen en hou mij in het oog
4,5 Bescherm me tegen het maanlicht
5,2 bereedt: gereed
5,4 holen steene: grot
5,7 Zo mooi over de liefde te zingen
6,3 die bootscap draghen: laten weten
6,5 Hi: (een dwerg, zie de commentaar)
7,6 Er zullen voor morgenmiddag
8,6 (De geliefde had zichzelf gedood door zich in zijn zwaard te storten)
8,7 jammer: ellende
10,3 (De wachter merkt dat de jonkvrouw nog niet terug is)
10,5 (De moeder richt het woord tot haar man)
10,6 duechte: vrees
11,5 (De moeder herhaalt ongerust haar vraag)
12,1 goelijc: vriendelijke
12,7 Beter zou opletten

[pagina 359]
[p. 359]

Dit tragische lied is waarschijnlijk van Duitse oorsprong en maakt deel uit van een wijdverbreide traditie, waartoe meer dan vijftig liederen in verschillende Europese talen behoren. De vergelijking met deze traditie kan enkele raadselachtige plaatsen in dit lied verhelderen. Strofe 1,6-7 is lastig te begrijpen: immers dat zij zoveel liefde voor elkaar voelen, kan er niet de directe oorzaak van zijn dat zij niet bij elkaar kunnen komen. Een Duitse versie van dit lied heeft hier een logischer lezing, namelijk von grosser hute: de geliefden kunnen elkaar dan niet ontmoeten omdat er te scherp op hen gelet wordt. In het Dubbelt verbetert Amsterdamse Liedboeck (na 1639) vraagt de jonkvrouw aan de wachter om drie uur voor de dageraad een lied te zingen. Deze variant kan een verklaring geven voor de raadselachtige regel Ende wachtet mi voor der manenschijn (4,5). Mogelijk dient hier dus niet manenschijn gelezen worden, maar sonnenschijn: de jonkvrouw vraagt dan aan de wachter om zijn lied te zingen voor de zon opkomt, zodat zij op tijd terug kan zijn. Ook voor de inhoudelijk duistere zesde strofe zijn andere versies een belangrijk hulpmiddel. Daar loopt het verhaal als volgt: wanneer zij de nachtegaal vraagt haar te zeggen waar haar geliefde is (vgl. 6,1-4), wordt zij afgeluisterd door een dwerg, die zich vervolgens voordoet als een bode van de minnaar en haar zegt dat zij met hem mee moet gaan. De man die vanaf strofe 6 opeens, zonder enige introductie een rol in het verhaal gaat spelen, is mogelijk deze dwerg.

De stof van het lied is verwant aan het verhaal van Pyramus en Thisbe uit Ovidius' Metamorphosen (iv, 55-166), dat het model is geweest voor een complex van teksten met eenzelfde thematiek. Deze geliefden mogen van hun vaders niet trouwen en maken daarom een plan om de huisbewakers te misleiden en elkaar heimelijk te ontmoeten. Als Thisbe op de afgesproken plaats op haar geliefde wacht, verschijnt er een leeuwin. Thisbe vlucht en verliest daarbij haar sluier, die de leeuwin met bloed besmeurt. Wanneer Pyramus vervolgens deze sluier vindt en het voetspoor van de leeuwin ziet, meent hij dat zijn geliefde gedood is en stort hij zich vol schuldgevoel in zijn zwaard. Als Thisbe hem daarna vindt, pleegt ook zij met dit zwaard zelfmoord. Vergelijken we daarmee de situatie in al 158 dan is het belangrijkste verschil dat de leeuwin (en in het verlengde daarvan het motief van de sluier) niet voorkomt. In plaats daarvan wordt de jonkvrouw door een dwerg ontvoerd. Daarmee ontbreekt in feite ook de motivatie voor de suïcide van de ridder: hij heeft nu namelijk geen reden om te denken dat zijn geliefde dood is.

In stijl en motieven draagt het lied de kenmerken van een ballade (assonerende rijmen, herhalingen (bijvoorbeeld 4,4 en 4,7; strofe 10,5-7 en 11,5-7); het noemen van het opzadelen om een verplaatsing te introduceren (5,3), de nachtegaal als liefdesbode en de schijnbaar laconieke vermelding van de

[pagina 360]
[p. 360]

dood van de wachter (strofe 12)). Het gesprek met de wachter die zijn lied moet zingen om de geliefden te waarschuwen, lijkt een toevoeging die ontleend is aan dageraadsliederen.

 

In het Nederlandse taalgebied is de tekst van Van liefden coemt groot lijden alleen overgeleverd in het Antwerps Liedboek en het Dubbelt verbetert Amsterdamse Liedboeck (na 1639), maar talrijke contrafacten getuigen van een grote populariteit, vanaf circa 1525 tot in de zeventiende eeuw. Er zijn verscheidene vergeestelijkingen met initiële ontlening bewaard, waarvan Van liefden comt groot liden / Ende onder wilen groot leyt / Het minde die maget Maria het bekendste is, onder meer overgeleverd in het Devoot ende profitelijck boecxken (1539). Bij de protestanten werd er menig schriftuurlijk lied op Van liefde gedicht. In het wereldlijke domein is er Myt lust soe wyllenn wij syngen / een schone daegewijs, aangekondigd als Von Pyramo uunde Thysbe een fyn leetgin in het Album amicorum van Johanna Bentinck (Gelderland, 1583-87).

In de Nederlanden is de melodie alleen overgeleverd in het Devoot ende profitelijck boecxken, die hier dan ook is gebruikt. Er zijn verscheidene Duitse parallellen, waarvan er een uit een geestelijk gezangboek uit 1566 ons als leidraad heeft gediend bij de ritmisering. In het Dubbelt verbetert Amsterdamse Liedboeck heeft Van liefden coemt groot lijden de wijsaanduiding Ic wil te lande uit riden, waarmee het Hillebrandslied is bedoeld (al 83). Onze melodie vertoont inderdaad verwantschap met de melodieën die daarmee in verband kunnen worden gebracht (zie al 83 en al 201).

Literatuur: Kalff 1884, p. 233-242; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 244-248; Deutsche Volkslieder 1935, dl. 1, p. 179-196; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 111 en 235-236; Moormann en Uitterhoeve 1987, p. 235; Ovidius 1998; Repertorium 2001, t6542, m1058.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken