Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

179 Daer ick lest leedt

Ambachtelijk coïtuslied. Iemand vertelt hoe een kleermaker en een vrouw elkaar verleiden.

1,1 Waar ik laatst langskwam
1,2 schoon dierken: lekker ding
1,3 in secreet: stiekem
1,4 parmentierken: kleermakertje
1,5 Nu is het bekend!
1,6 hoerekint: hoertje ((?) eig. het scheldwoord ‘hoerenkind’)
2,3 dye my stack: die mij een speldenprikje gaf

[pagina 405]
[p. 405]

2,4 colierken: halsdoek
2,5 so vryen haer: zo'n aardig snolletje
3,2 Wanneer je het mij niet verbiedt
3,3 koers: rok
3,4 trypen: gemaakt van trijp (een fluweelachtige stof)
4,2 Ben ik niet te paaien
4,3 Maar ik zit hier met een flinke scheur
4,5 Dan ga ik zeker met je mee!
5,2 Ik zal een eitje voor je uit de dop halen
5,5 tooghen: tonen
6,1 ruyter: kerel
6,2 Kom eens wat dichterbij
6,3 op dit termijn: nu
6,4 Daeraen: (nl. aan het gaetken (5,3))
6,5 Daerme: Daarmee
7,2 wilt u verhouden: wees niet verlegen
7,5 vaer: vrees
8,1 Oorlof: Vaarwel
8,2 Neem dit niet al te serieus
8,3 isser yemant malle: is er ergens een liefdesgek
8,4 Die moet maar eens langskomen

Op een wandeling ontdekt de ikfiguur uit dit lied toevallig een vrijend paartje en stiekem luistert hij hun gesprek af. Uit hun woorden is af te leiden dat ze allebei op seks uit zijn. De man is een kleermaker van beroep en de conversatie is doorspekt met erotische dubbelzinnigheden die grotendeels ontleend zijn aan dit ambacht: een vrouw steken (2,3), een scheur naaien (4,34), een gaatje stoppen (5,3-5), er twee knoppen aanzetten (6,4; 7,1-5; 8,4). Waarschijnlijk hebben ook koers (3,3) en trypen boort (3,4) een dubbele bodem, evenals een eyken doppen (5,2): misschien bedoelt de vrouw dat zij een lekker hapje gaat klaarmaken, of is het een zinspeling op de gedachte dat het eten van een eitje lustopwekkend is. Zoals vaker in scabreuze liederen waarin een bepaald ambacht gethematiseerd wordt, bevat ook dit lied een toespeling op de seksuele onverzadigbaarheid van de vrouw: de twee knoppen verwijzen naar de twee teelballen die hij bij de coïtus ‘aan haar scheur zet’, maar die niet vast zullen blijven zitten (strofe 7).

Het refrein (regel 6 en 7 van elke strofe) lijkt de woorden te bevatten waarmee de kleermaker en het vrouwtje elkaar aanvuren in het liefdesspel, maar sluit niet naadloos aan bij elke strofe. Dat kan verklaard worden vanuit de functie van het refrein: de luisteraars konden aan het eind van elke strofe invallen om het refrein mee te zingen en men kan zich voorstellen hoe-

[pagina 406]
[p. 406]

veel plezier een luidruchtig publiek eraan beleefde, om juist bij deze suggestieve regels mee te doen. Het is dan ook niet toevallig dat een dergelijk refrein voorkomt bij een aantal van de meer pikante liederen uit het Antwerps Liedboek (bijvoorbeeld 144, 178, 180, 183, 191, 193).

Daer ick lest leedt is niet alleen de beginregel van al 179, maar ook van het volgende lied (180), en beide liederen hebben bovendien dezelfde refreinregels. Waarschijnlijk is een van de twee een contrafact van het andere, maar welk van beide het oudste is, laat zich niet meer vaststellen. Of de verklaring voor de overeenkomst ook in dit geval kan zijn, dat beide liederen uit dezelfde rederijkerskamer stammen (zie hiervoor de commentaar bij al 176 en 185), is niet zeker, aangezien beide liederen geen duidelijke rederijkerskenmerken vertonen. Wel was het thema bekend bij de rederijkers: zij maakten refreinen in het zot, waarin de termen van een of ander ambacht dubbelzinnig gebruikt werden.

 

al 179 en 180 zijn alleen bekend uit het Antwerps Liedboek. De strofevorm biedt geen aanknopingspunten om een passende melodie te vinden.

Literatuur: Brednich 1973a; Coigneau 1980-1983, dl. 2, p. 269-291; Herchert 1996, p. 133-134; Repertorium 2001, t0758.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken