Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

221 Daer staet een clooster in Oostenrijc

Ballade. Denkend aan een onbereikbare geliefde, spreekt een man met een nachtegaal; als hij inziet dat zijn liefde tevergeefs is, gaat hij in verre landen op zoek naar een ander soort geluk.

1,1 Oostenrijc: gebied in het oosten
1,2 gheciert: versierd
1,3 roode gout: goud
1,4 Met grijze steen (marmer?) in de muren verwerkt

[pagina 494]
[p. 494]

2,3 Rijck: Machtige
2,4 soudese: zou haar
4,2 u tonghe bedwinghen: zwijgen
4,3 vederlin: veren
4,4 Met gouden draden laten omwinden (ter versiering)
5,2 looser minnen: ijdele liefde
5,3 stout: moedig
5,4 bedwinghen: onderwerpen
6,3 So dwinget u: Dan onderwerpt u
6,4 loovers: (afgevallen) bladeren
7,4 weder vruecht beghinnen: weer (liefdes)vreugde beginnen te voelen
8,1 hi: (dezelfde persoon die in strofe 2 en 3 met ick wordt aangeduid)
8,2 ten oostenwaert inne: naar het oosten
8,3 lansknecht: soldaat
8,4 haer blanck harnas: hun blankgeschuurde wapenrusting
9,3 boel: geliefde
9,4 Die zal haar moeten laten gaan
10,1 De kerel zei vrijmoedig
10,2 laten: verlaten
10,3 Ik wil dienst nemen als huursoldaat
10,4 te baten: te hulp
11,3 Met fluitmuziek en tromgeroffel
11,4 Ondanks de praatjes van de afgunstige roddelaars

Een man denkt aan een geliefde die hij niet ontmoeten kan, omdat zij in een klooster is. Was het maar mogelijk haar zijn liefdesdienst te bewijzen en kon hij haar maar naar huis meevoeren! Daar, in de minnetuin van zijn vader, staat een groene linde (de boom van de liefde) waarop de nachtegaal (de liefdesvogel) zingt over de minne. De man wil dat zij zwijgt en biedt haar een bijzondere beloning aan: hij zal haar veren met gouddraad omwikkelen. Maar de nachtegaal antwoordt dat zij van nature vrij is en niet door ijdele liefdesverklaringen of bezit onderworpen kan worden. ‘Dan krijgt de winter je wel klein!’ roept hij uit, maar ook dat imponeert haar niet: na de winter keert altijd de warme zon terug. Daarmee eindigt deze dialoog, waarin het onderwerpen van de nachtegaal lijkt te staan voor het temmen van de geliefde. Als de man inziet dat dat niet mogelijk is, legt hij zich bij zijn lot neer, rijdt hij ver weg en wordt huursoldaat.

Dit allerlaatste lied, dat buiten de alfabetische reeksen staat, is een tekst van een intrigerende raadselachtigheid die mede veroorzaakt wordt door het gebruik van oude motieven. De verteltrant doet aan de ballade denken door het gebruik van uitbreidende herhaling (vooral in de opeenvolging van

[pagina 495]
[p. 495]

vraag en antwoord in de dialoog, strofe 5-7) en de plotselinge overgang in de vertelling tussen strofe 7 en 8, maar de strofen 2 en 3 (waarin de ikfiguur over zijn geliefde vertelt) zijn daarentegen eerder lyrisch. In het laatste gedeelte van het Antwerps Liedboek staan veel liederen die in een relatief klein gebied te lokaliseren zijn (de anti-Gelderse historieliederen), of die alleen in het Antwerps Liedboek zijn overgeleverd en blijkbaar eendagsvlinders waren, maar juist het laatste lied van de verzameling behoort tot een wijdvertakte traditie waarvan verschillende versies bestaan over heel Noord-Europa, vanaf het begin van de zestiende tot in de twintigste eeuw.

Een blik op deze traditie verduidelijkt de structuur van het lied: de onwrikbare kern is het gesprek tussen een nachtegaal en een vrouw of man (het is meestal niet geheel duidelijk wie van de twee); deze dialoog wordt meestal ingeleid door verhalende strofen over een onbereikbare geliefde en uitgeleid met verhalende zwerfstrofen die bijvoorbeeld commentaar leveren op het fenomeen van de liefde. Het kernmoment van het lied, het gesprek met de nachtegaal, bezit bovendien twee elementen die wortelen in de middeleeuwse minnelyriek. Het beeld van een vogel met veren die met gouddraad omwonden zijn (dat samenhangt met de middeleeuwse gewoonte om jachtvalken uit te dossen met goudgeborduurde huiven, of hun pluimage met gouddraad te versieren) is oorspronkelijk te vinden in een kort gedicht van de minnezanger Von Kürenberg: daarin laat een valk (de geliefde) zich schijnbaar temmen en opsmukken, maar hij vliegt vervolgens weg naar een ander. In vele versies van het lied wordt het centrale beeld gedragen door het rijmpaar singen: zwingen (zingen: bedwingen), een rijm dat in de middeleeuwse minnelyriek vaak voorkomt, vooral in verband met vogels en de nachtegaal. In al 221 (en daaraan verwante liederen) is de valk (de beminde) tot een nachtegaal (de liefde) geworden, maar de motieven van onbereikbaarheid en ontembaarheid zijn behouden gebleven. De notie van onbereikbaarheid is in al 221 versterkt door de inleidende strofe, die ontleend is aan weer een andere liedfamilie (Slot in Oostenrijk). Strofe 1 benoemt deze onbereikbaarheid met verschillende beelden: een ver, mogelijk exotisch, land (Oostenrijc), een afgesloten instelling (clooster) en een sprookjesachtige rijkdom (1,1-3). Ken directe ontmoeting met de joncfrou fijn is dus niet mogelijk en daarom zal de ikfiguur slechts over haar kunnen fantaseren en spreken. Bezien vanuit de traditie is het opvallend dat in al 221 het kernrijm zingen: bedwingen ontbreekt, terwijl tegelijkertijd variaties op deze rijmklank in maar liefst zes strofen domineren: de laatste inleidende strofe 3 (linde: minnen), de dialoog in strofe 4-7 (bedwinghen, bewinden, minnen, linden, beghinnen), de eerste uitleidende strofe 8 (inne: blincken). Door deze rijmverbinding gaan het gesprek en de twee aangrenzende strofen formeel vloeiend in elkaar over.

[pagina 496]
[p. 496]

Hoe is de inhoudelijke relatie tussen de kerndialoog en de omringende strofen? De eerste drie strofen geven de fantasie van de ikfiguur weer, die zijn geliefde steeds dichterbij wil brengen, van het klooster naar zijns vaders hof met linde en nachtegaal. In de drie afsluitende strofen is er een hi die zich steeds verder van zijn geliefde verwijdert. Met deze structuur hangt een wijziging in het vertelperspectief samen: de lyrische strofen van een ikfiguur (strofe 1-3) gaan over in beschrijvende strofen, waarin een externe verteller vertelt over de jongeman die zijn conclusies getrokken heeft uit het inzicht dat liefde niet kan worden afgedwongen (strofe 8-10). Hij distantieert zich, letterlijk door weg te rijden, figuurlijk door een externe verteller aan het woord te laten.

Alles bijeen levert het lied een frappant voorbeeld van de geraffineerde manier waarop laatmiddeleeuwse lieddichters hun vak konden uitoefenen. Middeleeuwse motieven worden niet klakkeloos overgenomen, maar doelbewust omgevormd, de zwerfstrofen die het lied afronden, versterken het centrale motief en de structuur van het geheel is prachtig symmetrisch (drie inleidende strofen, dialoog, drie uitleidende strofen, plus een zangerstrofe). Degene die dit liedeken eerstwerf sanck heeft voor zijn toehoorders toen, en voor ons nu, inderdaad wel ghesonghen.

 

Hoewel het Antwerps Liedboek de enige bron in de Nederlanden is voor de tekst van Daer staet een clooster in Oostenrijc moet het lied in deze contreien vrij bekend zijn geweest, gezien een aantal contrafacten uit het wereldlijke, protestantse en katholieke domein, die dateren van het midden van de zestiende eeuw tot na het midden van de zeventiende eeuw. In de wijsaanduidingen wordt steeds gesproken van In oostenrijck daer staet een stadt, eventueel gevolgd door si is so wel ghecieret. Dit tweede vers bevestigt dat het om hetzelfde lied gaat. Dat het klooster uit de Antwerpse tekst afwijkend is, blijkt ook uit een Duitse versie van rond 1600, Dar licht ein Stat in Osterrik, De is so wol gezieret.

Een van de contrafacten is Souterliedeken 6, met een melodie in noten. Opmerkelijk is het melisme aan het einde van de derde versregel dat een tekstherhaling suggereert. We hebben hier de versie van 1540 (b) gebruikt (in enkele latere drukken van de Souterliedekens is een afwijkende melodie gedrukt). Weer anders is de melodie bij Stalpart van der Wiele (1635), maar wel met de gedeeltelijke herhaling van het derde vers.

Literatuur: Erk en Böhme 1893-1894, dl. 1, p. 530-534; Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 472-473; Vellekoop en Gerritsen 1972, dl. 2, p. 127 en 253-254; Deutsche Volkslieder 1935, dl. 1, p. 250-276 en 1976, dl. 6/2, p. 215-238; H. Moser 1977, dl. 1, p. 25; Hirsch 1978; Houtsma 1980; Repertorium 2001, t0765, m0449.
[pagina 498]
[p. 498]


illustratie
Een dichtbedrukte pagina uit het Antwerps Liedboek



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken