Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Arabische Alkoran (1641)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Arabische Alkoran
Afbeelding van De Arabische AlkoranToon afbeelding van titelpagina van De Arabische Alkoran

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

religieuze teksten (niet-christelijk)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Arabische Alkoran

(1641)–Anoniem Arabische Alkoran, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

In den name des barmhertighen ende goedighen Godts. XIV. Capittel.

GHy en sult niet disputeren met de gene die daer niet hooren willen.

Godt sal de doode opwecken ende weder levendich maken: Daerom als men een wonder werck van u begheert, soo sult ghy segghen dat Godt alleen wonder wercken doen kan: ende als dese inde laetste ure van den toorn Gods werden over vallen, wien willen sy dan om hulpe aenroepen?

Lieve luyden waerom en gelooft ghy my niet, want ick en bevele mijn gesanten niet anders dan dat sy de vrome vreughde verkondighen, ende voor het gene dat verboden is waerschouwen sullen.

Wie goet doet die en behoeft hem niet te vreesen, ende wie hem tegen onse geboden weder spannich bewijst, die sal daer om een sware straffe lijden moeten.

Ick en segghe niet dat ick alle heymelickheden Godts wete, maer ick volghe alleen het ghene wat my Godt ende den Enghel bevolen heeft. Daer is een onderscheyt tusschen de blinde, ende die het licht sien konnen. Die Godt vreesen, die sullen hem in alle dinghen volghen, ende hem dagh ende nacht aenroepen, of anders werden sy int ghetal vande boose gerekent. Daer zijn veel lieden die uyt nijdt die gaven die haer Godt ghegheven heeft, niet hebben willen openbaren, maer alleen tot sulcke die onse Wet ghehoorsaem zijn: sult ghy segghen het heyl des barmhertighen ende goedighen Godts sy met u ende by u.

Wie onwetende sondicht, ende hier na daer over leet draeght, die sal van Godt vergiffenisse verkrijghen. Men sal alle dinghen vlytich over weghen, op datmen den valschen wegh der ongheloovighen mijden magh.

Daer en is maer een eenich Godt, maer de ongheloovighe bidden in plaetse van dien, den Duyvel aen. Godt die alle dingen weet, die heeft in sijn handen de sleutels aller heymelickheden.

[Folio 81]
[fol. 81]

Ghy sult Godt stadich bidden, op dat hy u op den rechten wech late wandelen, maer gheen ongeloovige en can op desen wech voortgaen. Dat ick u hier segghe gheschiet alles u ten goede, ende tot nut, ende dat wert in vele boecken sterck wedersproken, maer ten jongsten daghe sal het alles beproeft werden.

De Godvreesende en zijn inden boeck der Goddeloose niet geschreven: ende de ghene die de Wet belachen, sullen oneyndelijcke pijne lijden, daerom bidt Godt aen ende vreest hem, want hy heeft Hemel ende aerde gemaeckt. Die aen Godt gelooven ende op den rechten wech wandelen, die sullen ten laetsten int Paradijs gevoert werden.

Wy hebben den rechten wech ghewesen den Abraham, den Isaack, Iacob, Noa, David, Salomon, Ioseph, Mose, Aaron, Zacharias, Iohanni, Iesu, Helia, Samuel, Ezechia, ende Loth: Ende haer bevolen het goede, ende boven andere verheven: ende so dese ongeloovich, ende de Wet hadden ongehoorsaem gheweest, soo hadden sy ghelijck de andere zware straffe lijden moeten: Godt heeft de gheloovighe den rechten wech gheopenbaert, ende begeert daerom oock eenighe vergeldinge.

De ongeloovige hoe wel sy niet recht van Godt en spreken, so en sult ghy haer nochtans gheen quaet doen: Sy sullen eyndelijck haer dwalinge bekennen, ende bevinden dat sy boose wercken hebben gedaen: ende sy sullen haer ontschuldighen, dat sy niets vande Propheten ofte boodtschappers Gods geweten hebben, of anders hadden sy aen hem ghelooft, maer Godt beproeft de herten der ongeloovige, ende laet toe dat sy in haer boos voornemen volherden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken