Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Arabische Alkoran (1641)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Arabische Alkoran
Afbeelding van De Arabische AlkoranToon afbeelding van titelpagina van De Arabische Alkoran

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

religieuze teksten (niet-christelijk)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Arabische Alkoran

(1641)–Anoniem Arabische Alkoran, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 105]
[fol. 105]

Het derde Boeck des Alkorans. Inden welcken ghelijck-matich die Mahometanische Wet begrepen wert.

In den name des barmhertighen ende goedighen Godts. I. Capittel.

ZAcharias die knecht Gods riep Godt inwendich aen om sijn barmherticheydt ende sprack: nadien mijn beenen alreede seer swack ende madt, mijn hayren grauw, ende mijn lichaem onvruchtbaer is, soo en hebbe ick gheen cleyne sorghe datter erghens eenighe nae my comen sullen, dat boose ende verkeerde lieden sullen sijn: Soo geeft dan O Godt uwe genade, dat het huys Iacobs door u vast ende onbeweechlijck staen mach, ende dese bede heeft Godt verhoort, ende heeft hem gheantwoort aldus: O Zacharia verblijt u, want ghy sult eenen sone becomen, die sal een sulcken name ghegeven werden, diesgelijcke noyt gheen mensche op aerde gehadt heeft, namelijck Iohannes. Doen seyde Zacharias, hoe can dat gheschieden, nadien ick oudt, mijn wijf onvruchtbaer, ende noch noyt geen kinders met haer ghewonnen hebbe: Daer op antwoorde Godt: Maer dit is my seer licht om doen, want ick hebbe doch die gantsche werelt, ende alsoo oock u persoon uyt niet ghemaeckt: Doen seyde Zacharias, O Godt doet met my, ende leght my op wat u behaecht, ende Godt beval hem dat hy in drie daghen niet een eenich woort met gheen menschen spreken soude. Daerom doen nu Zacharias vanden altaer wech ginck, ende wederom tot sijn volck quam, so heeft hy haer door teeckenen beduydet, dat sy Godt dach ende nacht vlijtich souden aenroepen.

Nae desen soo hebben wy Iohannes bevolen, door sijn cracht ende macht dat boeck aen te nemen: Ende of Iohannes nu wel jonck was, soo speurdemen nochtans een sonderlinghe verstant by hem, hy heeft ons ghevreest, sijn ouders gheeert, ende ons geboden niet veracht. Dit boeck begrijpt oock hoe onsen geest inde ghestalte eens mans met, ende by Maria verschenen is, door wiens haestich aensien sy zeer verschrickte, ende daerom Godt gebeden heeft, dat hy haer voor desen man wilde bewaren. Daerop seyde sy: maer hoe can dat zijn, naedien ick van geenen man en ben beroert gheworden? De bootschapper antwoorde: Dat is seer licht te doen, want Godt zijn alle dinghen mogelijck.

Doen nu Maria swangher wert, soo is sy in verre Landen ghetogen, ende als haer begonste het Menstrum te vlieten, ’twelc voor de geboorte plach te geschieden, soo is zy bye enen Palm-boom stil-

[Folio 106]
[fol. 106]

le gestaen, ende seyde: ick wilde liever doodt sijn, dan dat my dit gheschiet is, ende terstont is Christus van haer voortgecomen, heeft haer getroost ende geseyt: en vreest u niet, want ick ben by u, ende heeft hier op voorder met Maria ghesproken, ende haer bevolen dat sy aen den Palmboom soude staen, soo souden de Dadel-keernen daer af vallen, ende die soude zy eten, ende haer selven daer mede een weynich verquicken, maer sy en soude niet een woort met geen menschen spreken, maer soude een ghelofte doen, stille te zwijgen ende te vasten.

Doen nu Maria het kindt hier over in haren arm nam, ende daer mede onder de lieden quam, soo hebben sy haer daer van ontset, ende seyden: O Maria, van waer comt doch dit, dat ghy u soo qualijck gehouden hebt, daer doch u Vader ende Moeder eerlijcke lieden sijn geweest. Maer Maria heeft het volck deur allerley manieren ende gebaer so vele beduyt ende geseyt, dat sy het kindt selve souden vraghen, wat het hier mede voor eenen uytganck, ende gelegentheyt hadde.

Doen nu sulcks gheschiede, soo antwoorde het kindt ende seyde: ick ben een knecht Godts, die my dat boeck ghegeven, ende my tot een Prophete heeft gheset, daerom sult ghy my aenbidden, ende om mijnent wille aelmoesse geven, ende mijn moeder eeren, soo langhe ick onder de lieden sal wandelen, want over my is dat Goddelijck heyl, van den dach mijner gheboorten aen tot inde doodt, daer ick deur-dringen, ende weder levendich komen sal. Dit sijn de woorden Christi des Soons Maria, aen welcke de lieden noch totten huydigen dach toe aen twijffelen: Ende is te weten dat Godt noyt gheenen Sone en heeft ghehadt, daerom bidt die aen, die mijnen Heere is, so sult ghy op den rechten wech wandelen.

Ghy sult noch den ongeloovigen Prediken vanden dach der wrake, in welcke allerley saken sullen onderhoort werden. Ghy en sult in dien boeck niet verzwijghen, op wat wijse dat Abraham sijnen Vader heeft bestraft, om dat hy niet en heeft willen ghelooven dat hem een blint ende doof dinck helpen konde. Ende Abraham seyde tot sijnen Vader Thara, dese volghende wooren: Lieve Vader en volcht doch voort-aen den Duyvel niet nae, want hy verleyt de lieden, vreest Godt, maer Thara als een halstarrighe kop, die antwoorde: O, Abraham, meynt ghy dat ick my van den Godsdienst der Goden wenden wil, neen, dat en sal niet geschieden, maeckt u van hier wech, ofte ick sal u met steenen doodt werpen: Hier op seyde Abraham: Ick wil Godt voor u bidden, dat hy u salicheyt verleene: Mogelijck sal hy my verhooren, ende my van u, ende uwen Goden bevrijden, ende terstont hebben wy, Abraham die begeerde ghenade bewesen. Men sal oock in desen boeck met stilswijgen niet voor by gaen, dat Mose een reyn boodtschapper ende Prophete is geweest, want wy hebben op den berch Sinai met hem gesproken, ende van sijnent-wege hebben wy oock Aaron sijnen broeder tot een Prophete ghemaeckt.

Ismael en sal oock niet vergeten werden, die sijnen volcke veel geprophiteert, ende bevolen heeft, dat sy neerstich bidden, ende aelmoesse gheven souden, daer deur hy Godt seer aenghenaem is gheworden. Dese sullen het Paradijs besitten, in het welcke zy van alle smaetheyt ghevrijt sijn, ende sonder ophouden malkander groeten, ende allerley vergeldinghe ontfanghen sullen, want Godt en gheeft sijn erfdeel, maer de ghloovige, daerom sult ghy hem met ootmoet ende ghedult aenroepen.

Hier by is te weten dat alle menschen deur het vyer moeten, ende de ongeloovige sullen daer in blijven, maer de Godtvreesende sullen sonder eenige hin-

[Folio 107]
[fol. 107]

dernisse weder daer uyt comen, ende God sal haer geloove vermeerderen. De gene die onse gheboden niet ghehoorsaem en sijn, die segghen, Godt en sal ons met gheen lijfs erfgenamen seghenen, ende gheenen rijckdom beschicken, maer sy doen onrecht daer aen: ende sijn mogelijck in Gods heymelijcken raet geweest, ofte zy hebben een verbont met Godt ghemaeckt, daerom laten wy alle haer mishandelingen opteeckenen, ende willen die selve aen den dach des oordeels tot haer verderf opteeckenen.

Veel menschen bidden de Goden aen, ende setten op die selve haer betrouwen, maer sy sullen in eender ure wat vernemen, dat sy inde tijt haers levens niet gelooft en hadden. En weet ghy niet dat wy de duyvelen macht ende gewelt over de boose gegeven hebben, daerom en sult ghy niet met haer te doene hebben, want wy willen haer int helsche vyer stooten, ende dan sullen sy bekennen wat een grousame sonde dattet is, als men seyt dat God eenen sone heeft: den Hemel schaemt hem genoechsaem over dese Godslasteringe, de bergen ende aerde bewegen haer daer van, daerom sal uwe tonge den vromen vreuchde, ende blijtschap, maer de boose pijne ende quale vercondigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken