Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer J.P. De Herder. (Verkort).

161. V. Welke zijn uw naam, voornaam, beroep en woonplaats?

A. Johannes Pieter De Herder, sectiebrandmeester, Nieuwe Markt, te Amsterdam.

162. V. Zijt gij reeds lang in betrekking bij de gemeente Amsterdam?

A. Sedert de oprichting van de brandweer, dus 13 jaar.

163. V. Wat zijn uwe werkzaamheden?

A. Amsterdam is ten opzichte van ons korps verdeeld in drie sectiën. Aan het hoofd van iedere sectie staat een sectiebrandmeester, met een zeker getal brandmeesters onder zich. Wij zijn belast met de blussching en met den huishoudelijken dienst in de kazerne.

164. V. Zijt gij ook belast met preventief onderzoek?

A. Iedere week wordt er eene schouw gehouden.

De petroleum-bewaarplaatsen en de water- en vuurneringen worden door de brandmeesters bezocht, terwijl de grootere fabrieken, zooals de suikerraffinaderijen, door de sectie-brandmeesters worden bezocht.

Iedere week wordt er een procesverbaal ingezonden.

165. V. ledere week wordt er dus een bepaald getal fabrieken geïnspecteerd?

A. Dat gaat beurtsgewijze.

166. V. Hoeveel fabrieken bezoekt gij dus?

A. Om de veertien dagen één.

167. V. In hoeveel tijd is het onderzoek afgeloopen.

A. In een jaar is eene sectie afgeloopen.

168. V. Krijgt iedere fabriek per jaar dus een beurt?

A. Ja.

169. V. Gij zijt dus bekend met alle fabrieken in uwe sectie?

A. Ik ben sedert een jaar sectiebrandmeester, vroeger, voor mijne promotie, had ik eene andere sectie.

Maar over het algemeen ben ik wel bekend met de fabrieken.

170. V. In de oude sectie waar gij vandaan zijt, zijt gij dus op de hoogte van het minder gevaarlijke, en in de sectie waar gij nu zijt, komt gij zoo langzamerhand op de hoogte van het meer gevaarlijke?

A. Ja, Mijnheer.

171. V. Hoe zijn uwe ondervindingen geweest in de oude sectie, waarvan gij nog het best op de hoogte zijt en waar

[pagina 20]
[p. 20]

uwe werkzaamheden zich bepaalden tot de minder gevaarlijke zaken? Hebt gij daar fabrieken gevonden, die met het oog op brandgevaar bijzonder onveilig waren?

A. Zoodra er aanmerkingen zijn met het oog op brandgevaar, dan worden deze opgegeven. Binnen 8 dagen komen wij herschouw houden om te zien of aan de aanmerking voldaan is. In den regel is men daarin goedwillig.

172. V. Het spreekt vanzelf dat gij mij op de vraag die ik nu zal doen, niet anders dan een algemeen antwoord zult kunnen geven.

Welke soort van aanmerkingen maakt gij gewoonlijk met het oog op brandgevaar?

A. Vooreerst op de rookgeleidingen.

173. V. Met het oog op het vuil?

A. Neen, het bouwen der rookgeleidingen.

Waar ijzeren afvoerkokers door houten vloeren gaan zonder behoorlijk voorzien te zijn van ijzeren kragen, maken wij aanmerking. Voor de veiligheid der werklieden heeft men wel houten kokers gemaakt om de drijfriemen, maar als de fabriek brandt, zijn dat ware tochtkokers. Mijne ondervinding heeft mij geleerd dat als de fabriek gedeeltelijk was uitgebrand, men zien kon dat bij de houten kokers de brand het meest om zich heen had gegrepen.

174. V. Dus wanneer ik u goed begrepen heb, bestaat er, met allen goeden wil van weerskanten, zonder eenige vijandschap, een soort van tegenstrijdigheid van inzichten tusschen hen, die meer het een en ander zouden verlangen met het oog op de veiligheid van het lichaam van de werklieden en met dat op de eischen, waaraan bijv. u meent dat voldaan moet worden ter voorkoming van eene snelle verspreiding bij brand?

A. Er bestaat hier ongetwijfeld strijd tusschen beide partijen.

175. V. Wordt er op dit oogenblik in de fabrieken nogal iets gedaan om de machinedeelen en dergelijke te beveiligen? Welke zijn hieromtrent uwe indrukken?

A. De eene eigenaar van eene fabriek meent dat men den vijand moet kunnen zien en niet de machines maskeeren moet, terwijl eene ander van een tegenovergestelde meening is en ter voorkoming van gevaar de machines bekleedt, bijv. in diamantslijperijen.

Er bestaat daarin echter veel verschil van opinie.

176. V. U spreekt van diamantslijperijen; er zijn intusschen van die fabrieken, die er wat op weten te vinden door het plaatsen van hekken; dan is de werkman beveiligd en kan men altijd zien wat er omgaat.

A. Ik heb die hekken wel gezien, maar ieder slijper heeft, zooals u weet, een jongen bij zich, die toch doorgaat over de riemen te stappen.

177. V. Waarom? Uit jongensachtigheid, uit onvoorzichtigheid?

A. Ja.

178. V. U komt in fabrieken in de eerste plaats natuurlijk met het oog op brandgevaar Maar tevens ziet u ook wel wat er zoo omgaat. Het doel der enquête is u bekend. Zijn er wel eens dingen geweest die u getroffen hebben, waaromtrent gij hier mededeelingen kunt doen? Zijn er hier of daar ook lokalen die naar, bedompt, benauwd zijn, waar veel werkvolk ingepakt is, waar zware vuren en veel tocht voorkomen, waar buitengewoon hard gewerkt moet worden?

A. Ja. Verleden week ben ik geweest in de borstelfabriek van den heer Zevenboom op den Kloveniersburgwal. En daar kwam het mij wel wat hokkerig voor. Maar op mijne opmerking daarover, antwoordde de chef mij, dat er personen waren, die reeds 30 jaar bij de firma gewerkt hadden, en die geheel op de hoogte zijn van de uitgangen, welke mij toen ook gewezen zijn. Toen moest ik ook weer gaan zeggen, dat het niet zoo heel erg was. Ook is de stoof waar de borstels gekookt worden geheel afgescheiden van het atelier zelf.

Ook vind ik het een zeer goede veiligheidsmaatregel dat de machinekamer geheel afgescheiden ligt van de fabriek zelf en de riemen over eene binnenplaats daarheen loopen.

179. V. Welke fabriek is u voorgekomen te Amsterdam de slechtste te zijn, niet alleen uit een oogpunt van brandgevaar maar ook wat de gezondheid betreft? Waar is wel eens de gedachte bij u opgekomen dat de arbeiders er ziekelijk moeten worden, dat zij het er moeilijk kunnen uithouden; in één woord,

[pagina 21]
[p. 21]

dat het er geen leven voor een mensch is. Of zijn u dergelijke toestanden niet bekend?

A. Neen, Mijnheer de Voorzitter, wanneer men bijv. voor het eerst in de groote brood- en meelfabriek komt, dan ziet het er vreeselijk uit en krijgt men op het gezicht van al die riemen en machines den indruk alsof het er zeer gevaarlijk is. Wanneer men echter goed nagaat, ziet men dat men het niet bij het rechte eind heeft .....

199. De heer Ruys van Beerenbroek: Gij hebt gewezen op het brandgevaar door het bekleeden van zekere machinedeelen, en gezegd dat daartoe kokers worden aangewend die de vlam aanwakkeren. Die koker dient dan gewoonlijk om den riem die het vliegwiel in beweging brengt, te bedekken. Daarvoor heeft men dien langen grooten koker noodig. Kent gij nu inrichtingen, waar de geheele riem niet bedekt is, maar alléén het vliegwiel, zoodat men daardoor het gevaar van den grooten koker niet heeft?

A. In de groote fabrieken met verscheidene verdiepingen loopt de hoofdriem naar de eerste verdieping, terwijl op de andere ook andere schijven worden aangebracht.

Ik herinner mij o.a., dat ik na afloop van een brand op de N.Z. Voorburgwal, mij overtuigd heb, dat juist bij den houten koker de brand werkelijk het meest gewoed had.

200. V. Wanneer men het radwerk en vliegwiel met een koker voorziet, is dus ook het gevaar weggenomen?

A. Neen, maar als de houten koker er niet omzit en het wiel, waarom het vliegwiel doorloopt; dat geeft dan niet dien trek.

201. V. En ook niet dat gevaar?

A. Neen. Liften zijn in alle fabrieken noodig; wanneer beneden iets gebeurt, is echter de koker de weg voor het voortplanten naar boven.

202. De Voorzitter: Ik dank u voor de door u gegeven inlichtingen.

Joh. P. De Herder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam