De Beiaard. Jaargang 3
(1918)– [tijdschrift] Beiaard, De–
[pagina 25]
| |
SavonarolaDEN 21sten September 1452 werd hij geboren te Ferrara, een dier kleinere steden van Italië, waarin we de monumentale sporen terugvinden van een roemvol verleden. De oorspronkelijk Paduaansche familie Savonarola had zich daar op verzoek van het vorstelijk huis d' Este gevestigd. Want Michele Savonarola, de grootvader van onzen held, was een medisch geleerde van bijzonderen roep. Met roem had hij geleeraard aan de hoogeschool van Padua, door een reeks wetenschappelijke werken zijn vak bevorderd en de nauwste betrekkingen aangeknoopt met de vermaardste lieden van zijn tijd. Daarom verlangde Niccolò III d' Este hem als hofarts en hoogleeraar in z'n onmiddellijke nabijheid. Michele's zoon Niccolò scheen een minder markante natuur, van wien weinig naders bekend is, dan dat hij veel studeerde en tusschendoor verstrooiïng zocht aan 't prinsenhof, waar hij door zijn beroemden vader makkelijk geïntroduceerd was. Hij zorgde goed voor de opvoeding van zijn zeven kinderen, waarvan Girolamo de derde was, maar oefende blijkbaar weinig invloed op ze uit. Voor zijn vorming dankte de toekomstige prior - z'n broer Marco werd ook Dominikaan met den naam fra Maurelio - 't meest aan z'n geleerden grootvader, die den begaafden Girolamo tot z'n tiende jaar persoonlijk onderwees. Sproot dus uit die bron de onverzadigbare studielust, welke den knaap kenmerkte, voor zijn zedelijke opvoeding zorgde zijn moeder Elena Buonaccorsi, een kordate vrouw, die de eerste trekken van den toekomstigen boetgezant in zijn wezen beitelde en den opgang, 't hoogtepunt en den ondergang van haar aanhankelijken zoon heeft beleefd. Als ooit het kind de vader van den man bleek, dan bij Girolamo. Hij kende om zoo te zeggen geen kinderjeugd. Weinig aantrekkelijk van uiterlijk, was hij een stille, ernstige jongen, die van 't spel zich liefst terugtrok om te lezen en te peinzen. De kleine niemendalletjes van't zoete kinderleven walgden hem. Voor een geneeskundige loopbaan bestemd, | |
[pagina 26]
| |
greep hij begeeriger naar theologische dan medische studieboeken - waarmee zijn bekendheid intusschen later dikwijls blijkt - naar de Summa van Sint Thomas vooral, wiens beproefde leer de grondslag van al zijn geschriften zal blijven. Z'n neiging tot afzondering en wereldverzaking werd versterkt door alles wat 't Ferrara van zijn jeugd hem aan praal en vreugde te zien gaf bij karnevals en telkens herhaalde feesten, niet 't minst bij de luisterrijke intochten van Keizer Maximiliaan en, kort daarna, van Paus Pius II, toen de heele stad tot een theater leek omgebouwd en de Opperpriester met zijn schitterenden sleep van kardinalen en vorsten door bloemenstrooiende meisjes en palmwuivende knapen langs 'n laan van heidensche marmerbeelden werd ontvangen. De jonge student herkende in zulke feesten ernstige symptomen van herlevend paganisme en een bitter gevoel van opstand werd in hem wakker. Een schuwe blik in 't hofleven van d'Estes gaf hem 't voornemen in, er nooit weer terug te keeren. En hij verdiepte zich meer en meer in godgeleerde lektuur en in den bijbel, waarvan de oud-testamentische dreigprofetieën hem boeiden, als hoorde hij van verre den donder. Hij versomberde onder zijn vizioenaire gedachten, vermagerde door de zorgeloosheid voor zijn lichaam en kwam door z'n eindeloos kerkbezoek te leven in 'n wereld apart. Z'n eenige afleiding was droef psalmgezang bij een luit of 't dichten van verzen, die al de kern bevatten van z'n latere geweldige preeken. Is 't niet bijzonder, dat 'n jongen van twintig jaar, zoon van een gefortuneerde en beroemde familie, en met alle kansen op 'n schitterende loopbaan, alles zóó veracht als Girolamo blijkens z'n gedicht over 't verval der wereld (De Ruina Mundi, 1472) deed? Se non che pur è vero e così credo,
Rettor del mondo, che infinita sia
Toa providenzia; nè già mai potria
Creder contra, perchè ab experto el vedo;
Talor serìa via più che neve fredo,
Vedendo sotto sopra volto el mondo
| |
[pagina 27]
| |
Et esser spenta al fondo
Ogne virtute et ogne bel costume.
Non trovo un vivo lume,
Nè pur chi de' soi vizii se vergogni:
Chi te nega, chi dice che tu sogniGa naar voetnoot1).
Met de bitterste woorden brandmerkt hij woeker, roof, uitzuigerij en al de zonden, waardoor de wereld met z'n hoofdstad Rome gedrukt wordt en met verbazing hooren we den jongen man uitroepen: Che di gran sdegno il cor mi se consumeGa naar voetnoot2).
Als we vragen, of Girolamo in jeugdige en poëtische vervoering niet overdrijft, durft de geschiedenis nauwelijks ontkennend antwoorden. Dit gedicht, en 't volgende over het verval der Kerk (De Ruina Ecclesiae, 1475), preludeert sterk op de even klare als onverschrokken verzen van den zaligen Karmeliet Baptista Mantuanus, die de wereld ook van Ferrara en Bologna uit waarnam, en in 1479 met zijn De Calamitatibus Temporum de verschillende ‘monsters’ schilderde, die de wereld zedelijk verwoestten. Ook hij klaagde over 't ellendige lot van de deugd: Ista [monstra] regunt orbem, scelerumque licentia regnat,
Relligio contempta jacet, spretusque Deorum
Cultus abit caet.
en ontzag zich evenmin, de ergernissen van de priesters bij haar naam te noemenGa naar voetnoot3). Dit moge van't begin af tegen de verdenking behoeden, dat de jonge Savonarola 'n strijd aanvaardde tegen hersenschim- | |
[pagina 28]
| |
men of dat hij met zijn verwijten alleen stond. Het goede, wat er in die wereld was, heeft hij, later vooral, vaak genoeg erkend, maar wij, die onze kerkelijke geschiedenis nu langzamerhand beginnen te kennen, mogen niet moedwillig de oogen sluiten voor de harde waarheid en ons met 'n glimlach van den groeienden boetprofeet afmaken. Maar we zijn nog zoo ver niet! Eer de jonge Ferrarees als Dominikaan door de Voorzienigheid wordt uitgezonden, om z'n moedige stem tegen de algemeene verwildering te verheffen, had hij zich zelf volkomen van de wereld vrij te vechten. Als zijn patroon Sint Jeroen droeg hij in z'n verstorven lijf een brandend hart; neen, hij heeft de verleiding niet ontvlucht, vóór ze hem had geschroeid aan zijn vleesch. Federer heeft ergens meesterlijk geschreven over de weeke zijde van den harden profeet. Hij, die zóó vlamde van liefde tot God, moet als jongeman de liefde gekend hebben. De stille, stugge knaap zong inderdaad Petrarca liederen na voor zijn buurmeisje en bestond het, de signorina zijn geheimste gevoelens te openbaren. Maar hoe zou een adellijke Strozzi zich met 'n burgerlijken Savonarola vermaagschappen? De afwijzing was een vernedering, die later pas gewroken werd, toen drie jongens van dezelfde Florentijnsche familie den prior van San Marco om 't kloosterkleed baden. Nú riep ze een reaktie in dat vurig hart wakker, die zich uitvierde in verdubbelden haat tegen de wereld en 't klooster als eenige toevlucht deed begrijpen. Wonderlijk is, dat zijn voornemens toch nog weifelden, 'n bewijs te meer voor zijn levendige natuur, die zelfs door zijn sterken wil niet zoomaar geboeid werd. Maar toevallig hoort hij ergens 'n preek van 'n Augustijn, waarvan één, geheimzinnig bewaard, woord hem zóó in z'n hart raakt, dat zijn kloosterroeping er meteen door bevestigd wordt als 'n onherroepelijk besluit. Voor zijn ouders verborg hij het, want de gevoelige jongen wist vooruit, dat hun smart hem opnieuw zou doen wankelen. Hij ontweek de onweerstaanbare tranen van zijn moeder. | |
[pagina 29]
| |
En op 'n morgen in de lente van 1475 ontsloop hij, toen z'n ouders afwezig waren, het vaderhuis en liep den langen weg naar Bologna, waar zijn groote liefde voor Sint Thomas hem deed aankloppen aan 't Dominikanenklooster, rijk door 't graf van den heiligen Ordestichter. De paters aarzelen niet, den onbekenden jongeman met z'n vurige oogen en verstorven gezicht op te nemen. Hij juicht inwendig, maar daags daarna voelt de novice, wat die stille vlucht hem kost. De rauwe wond der scheiding schrijnt hem zòò, dat hij z'n tranenzwaar hart ontlaadt in 'n aandoenlijken brief aan z'n vader, waarin hij de zedelijke ellende der wereld als de reden van zijn intrede opgeeft. Tegelijk verwijst hij naar 'n geschrift over de verachting der wereld, waarvan de titel zelfs nu nog invloed van Petrarca verraadt (De Contemptu Mundi)Ga naar voetnoot1) en waarin hij z'n stellige verwachting uitspreekt, dat de toorn van God spoedig over de boosheid zal losbreken. Binnen 'n jaar schrijft hij den tegenhanger van zijn eerste gedicht: over 't verval der Kerk, een snikkende klacht, die zich in oud-testamentische en apokaliptische beeldspraak lucht geeft en de ‘Vergene casta’ der Moederkerk vraagt, waar de ‘schoone oude tijd en z'n zoet gevaar van martelaarschap’ gebleven isGa naar voetnoot2). Dan gaat hij verder: Qual' arrogante rompe vostra pace?
Rispose sospirando: Una fallace
Superba meretrice, Babilona.
Et io: Dhe, per Dio, Dona,
Se romper se potria quelle grande ale!
E lei: Lingua mortale
| |
[pagina 30]
| |
Non pò, nè lice, non che mover l'arme.
Tu, piansi e taci; e questo meglio parmeGa naar voetnoot1).
't Levensplan van den vurigen kloosterling, die voorloopig nog zwijgen moet, ligt in deze krasse regels volmaakt besloten. Volgens Savonarola's eigen kommentaren beteekent de boeleerster, wie hij de vleugels knotten wil, de zonden van hoogmoed, zingenot en hebzucht, die den vrede der Kerk hebben verstoord. Daartegen wil hij z'n stem verheffen, maar hij voelt z'n onmacht en voorziet alleen heil van den oorlogsgeesel. Zooals we zullen zien, behelzen deze uitlatingen 'n voorspelling, die vervuld is. Hier is 'n opmerking plicht, die onze houding tegenover de rechten der geschiedenis met juistheid zal bepalen zonder onzen eerbied voor de door Christus gestichte Kerk schade te doen. We kunnen ze 't beste geven door 'n citaat uit de Encycliek van Leo XIII bij de opening van de Vatikaansche Archieven, waarop ook Generaal Frühwirth zich in de Savonarola-kwestie beriep: ‘Er moet met kracht naar gestreefd worden, alles wat gelogen en valsch is te bestrijden door tot de bronnen te gaan. En hier hebben de geschiedschrijvers als de eerste wet der historie voor te zorgen, dat er niets onwaars verteld wordt, vervolgens dat zij niets, wat waarjs, niet zouden durven zeggen (ne quid veri dicere non audeat), om alle verdenking van opsiering of ontveinzing bij het schrijven te vermijden.’ Dit ruimhartige woord van den paus, die wel wist, wàt de gevolgen van zijn koninklijke daad zouden zijn, maar z'n blik vasthield op de overtuiging, dat de Kerk niets van de Waarheid te duchten heeft, noch leugens behoeft om indruk te maken, vergemakkelijkt de zware taak, om de dingen precies zóó te verhalen als ze door de onpartijdige historie | |
[pagina 31]
| |
zijn achterhaald. Zijn er feiten bij, die we van moreel stand-punt liever anders zouden wenschen: we mogen ons troosten, dat juist naarmate de ergernissen, door hoog en laag gegeven, heviger waren, de goddelijkheid der Kerk, welke immers die krisis te boven kwam, klaarder uitschijnt. Fra Girolamo trok intusschen zoowel door zijn ernst als studielust de aandacht van zijn oversten en werd na enkele jaren belast met de opleiding der novicen, daarna met lessen in theologie en welsprekendheid. Maar de aanleg van zijn roerig karakter lag toch meer op 't gebied der praktijk dan van de kalme theorie, hoewel hij zelf aanvankelijk gewenscht had, eenvoudig leekebroeder te worden. Priester gewijd, werd hij dan ook uit preeken gestuurd, naar Faenza, Ferrara en andere plaatsen in den omtrek, om naar 't beginsel van zijn Orde anderen mee te deelen, wat hij zelf overdacht had: Contemplata aliis tradere. Het is opmerkelijk, dat hij, die weldra 'n eerste plaats tusschen de gewijde redenaars van zijn land en Orde zou innemen, er aanvankelijk maar amper in slaagde, z'n hoorders te boeien. Wel preekte hij met een persoonlijk accent en naar 'n eigen methode, maar juist dat beviel den menschen niet, zóó gewoon immers aan kokette kanselvoordrachten, waarin de citaten uit heidensche schrijvers strijk en zet waren en waar 't groote publiek eerder naar luisterde voor vermaak dan stichting. Vooral te Florence, dat Fra Girolamo als werkterrein werd aangewezen, bleken de ooren door de ijdele modepreeken verwend. De Augustijn Fra Mariano da Gennezano genoot als verfijnd redenaar bij Lorenzo dei Medici en alle geletterden van 't moderne Athene zóó 'n reputatie, dat de halve stad zich om zijn preekstoel verdrong, elkaar toeknikkend en den spreker toejuichend om den berekenden kadans van z'n woorden, de Grieksche verzen, die hij vernuftig door z'n wijdsche perioden vlocht en de sierlijke gebaren van zijn blanke handen, waarmee hij z'n sonore galmstem ondersteunde. Dit heette wat anders dan de bespottelijk strenge taal van dien jongen, mageren Dominikaan, die nota bene over ver- | |
[pagina 32]
| |
betering van leven stond te praten, zoomaar dien barbaarschen Paulus citeerde, waar kardinaal Bembo nog pas als stijlbedervend tegen gewaarschuwd had, en die niet eens fatsoenlijk Toskaansch sprak. Boven 'n paar dozijn toehoorders bracht Fra Girolamo in de San Lorenzo-kerk het dan ook zelden. Voorloopig gold de door Bossuet zoo fraai verwerkte tekst van Sint Paulus: Cum infirmor tunc potens sum niet voor hemGa naar voetnoot1). Zijn eerste verblijf in de Arnostad liep dus op een vrij groote ontnuchtering uit. In zijn wilden ijver om te werken voor het zielenheil voelde hij zich nog meer geremd door de stroeve onverschilligheid dan door de zonden van zijn omgeving en het prikkelde hem, om den haat tegen de wereld, die zich opkropte in zijn groot hart, te doen uitbarsten in verzengend vuur. Toen Sixtus IV in 1484 gestorven was en 't konklaaf aan-vankelijk door oneenigheid op 'n schisma dreigde uit te loopen, dichtte de Frate zijn Oratio pro Ecclesia, één aandoenlijke smeeking voor 't behoud van ‘la Romana tua santa Chiesa, che 'l demonio atterra’, voor haar, die de dichter gaarne noemde ‘la nostra sacrosanta Madre’. Kort daarna kreeg Savonarola de opdracht, de Vasten te gaan preeken in het kleine mooie bergstadje ‘delle belle torri’ San Gemignano, en daar werd hij zich 't eerst van zijn volle kracht als redenaar en profeet bewust. Z'n gehoor bestond enkel uit boeren en werklui, maar die luisterden ten minste! En voor 't eerst sprak hij van den preekstoel zijn zekere verwachtingen uit, die hij in drie stellingen samenvatte: de Kerk zal gestraft worden; de Kerk zal gezuiverd worden; deze gebeurtenissen zijn heel nabij. Terloops merken we even op, dat als zij, die den Frate zoo | |
[pagina 33]
| |
gaarne tot heraut der Hervorming verheffen, eens over den zin dezer profetieën willen nadenken en meteen zien, hoe de straf en de zuivering der Kerk spoedig daarna in den afval van Luther en de zijnen verwerkelijkt werden - Adriaan VI erkende in Luthers afval een straf voor de Kerk - ze aan dien fraaien titel een hun vrij wat minder vriendelijke beteekenis zullen moeten hechten dan tot dusver gebruikelijk was. In Savonarola's ziel groeiden deze toekomstbeelden telkens dieper en vaster, naarmate hij het zedenbederf om zich heen meer van nabij leerde kennen. Ze werden de kern voor zijn volgende preeken en hij sprak ze twee jaar later (in 1486) te Brescia uit voor een groot gehoor en 't zelfde jaar op 'n Dominikanenkapittel te Reggio, waar hij 't woord voerde over kloostertucht en vanzelf uitweidde over de ergernissen onder de geestelijkheid. De verstorven, bleeke Frate met z'n trillende stem en fonkelende oogen maakte een overweldigenden indruk op zijn medebroeders en nog meer op de leeken, die tot zijn preek waren toegelaten. Daaronder zat de jeugdige Giovanni Pico della Mirandola, het bevoorrecht muzenkind, die door al zijn tijdgenooten zonder nijd werd bewonderd om z'n uiterlijke en innerlijke gaven. Zóó diep werd hij getroffen door 't bezielde woord van den nieuwen profeet, dat 'n vereering in hem opvlamde, die tot zijn vroegen dood van dag tot dag toenamGa naar voetnoot1). Onmiddellijk begreep Pico, dat zóó'n redenaar in Florence alleen op z'n plaats was en inderdaad bewerkte hij bij z'n vriend Lorenzo dei Medici, dat Savonarola naar de Arnostad werd geroepen. Heeft de geschiedenis ergens vreemder mengeling getoond van 'n askeet en 'n wellusteling dan in Lorenzo il Magnifico? Wat past hij prachtig in 't kader van psychologische tegenstellingen, dat Werner Söderhjelm in de Italiaansche renaissance | |
[pagina 34]
| |
ziet! Die uitwendig barleelijke, maar naar den geest hoogbegaafde zoon van 'n parvenu was wel het type van den liefhebberij-humanist, die tegelijk op goeden voet wilde blijven met zijn verdachte vriendinnen en 'n boetpreeker als Savonarola. Onsterfelijk genieter, grof zwelger in banaal pleizier en meteen fijnproever van Plato en Petrarca, bracht hij allen Florentijnen het hoofd op hol door zijn feesten op feesten, z'n drinkgelagen en dansorgiën, maar waarschuwde tegelijk zijn naar Rome reizenden en voor de tiaar bestemden zoon tegen de gevaren van die slechte stad. Hij zong om beurten zijn Italiaansche deuntjes voor Maria en Venus, deed grootscheeps in zijn aalmoezen en speelde letterlijk met levens. Geïnkarneerde paradox, die hij was, verdeelde hij zijn dagen tusschen het venten van mooie beginselen en 't strooien van de ergste ergernissen. Als slim leider van 't wispelturig Florence voelde hij wel, dat de buitengewone welsprekendheid van den monnik, die naam begon te krijgen, een nieuwe aantrekkelijkheid zou wezen voor 't wufte volk. Hij verwachtte er groote dingen van, maar niet tot zijn nadeel! Toen Savonarola dan voor de tweede maal in San Marco kwam - in 1490 - was hij volkomen tot man gerijpt en wist terdege wat hij wilde. Hij begreep, dat zijn zending als boetgezant eerst hier tot haar volle recht zou komen, in de weeldestad aan de betooverende Arnoboorden, waar 't feestgerucht in klare sterrenachten niet verdoofde, waar gedanst en gezongen, gespot en gelachen werd door 't volk van kunstenaars en kunstgenieters, die met heimwee terugzagen naar de dagen toen de wereld nog heidensch was. Lorenzo had er zware schuld aan, dat onder zijn bestuur alles geoorloofd heette, neen, de grofste zonden als kultuur werden verheerlijkt en de kunst der kerken alleen werd bekeken, als in de Madonna's en Magdalena's de portretten van befaamde courtisanes werden herkend. Ja, schudt het hoofd maar om de strenge striemen, waarmee de askeet Savonarola straks de liederlijke Florentijnen zal afzweepen; houdt uw boeken | |
[pagina 35]
| |
van kerkelijk recht maar geopend, om van uw kamer uit op vier eeuwen afstand te betoogen, dat de monnik van San Marco zijn bevoegdheid te buiten ging door te bulderen niet alleen tegen het verdwaasde Florence, maar ook tegen de zedelooze priesters, die al 't kruis van den heiligen aartsbisschop Antonino waren, en tegen het bederf van de hoogste prelaten der kurie. Zoo ergens dan geldt hier: Tout savoir c'est tout pardonner! Lees de openhartige bladzijden van Pastor over Sixtus IV, Innocentius VIII en vooral Alexander VI maar na, om er alles van te begrijpen en de vrijspraak van den niemand ontzienden Frate zal makkelijk volgen. Niet hij immers, maar Rodrigo Borgia, die z'n tiaar letterlijk gekocht had en niet aarzelde, zich zelf en z'n onwettige familie in de stoffelijke voordeelen daarvan te laten deelen, bracht de eer van Petrus' Stoel in opspraak. De ergernissen, waar 't over gaat, werden door den hoogstgeplaatste gepleegd, door den lagergeplaatste alleen maar aangeduid, wat minstens de verdienste der waarheid en van een buitengewonen moed meebracht. Of dat dan niet onvoorzichtig was? De vraag moet luiden, of Savonarola, die de wuftheid van het Florentijnsche volk geeselde, redelijk over 't slechte voorbeeld van boven af zwijgen kòn. Zijn openlijke veroordeeling van de zonden der kurie was eenvoudig 't gevolg van zijn hervormingstaak in z'n stad. Hij kon, zonder allen zegen op zijn arbeid van te voren prijs te geven, niet optreden tegen het mindere kwaad en den schijn gedoogen, dat hij het veel grootere, oorzaak van alles, door zwijgen vergoelijkte. Nu het hem heilige ernst met zijn zuivering was, moest hij wel de bijl aan den wortel leggen, wilde hij eerlijk en rechtvaardig blijven. Savonarola was bovendien de eenige boetpreeker niet, die de dingen bij hun naam durfde noemen, alleen was hij door zijn geniale redenaarsgaven de primus inter pares en dat trok bij de zoo uiterst ongunstige konstellatie, waaronder hij leefde, al de weerwraak der getroffenen vanzelf op zijn hoofd. Heiligen als Sint Bernard, dichters als Dante, vizioenairen | |
[pagina 36]
| |
als Birgitta, aktieve vrouwen als Catharina van Sienna hadden vóór Savonarola hun strenge stemmen verheven tegen veel minder ergerlijke pausen. Denk eens aan de vrijmoedige taal van den zaligen Minderbroeder Jacopone da Todi tot Celestinus V en Bonifacius VIII en aan de belijdenissen van den eerlijken Franciskaner bisschop Alvarez Pelagius, wiens Summa de planctu Ecclesiae (1332) een arsenaal lijkt tegen de Moederkerk, door Hervormde apologeten dan ook gretig geplunderdGa naar voetnoot1). Evenmin als zij, namen de heilige boetgezanten Vincentius Ferrerius van de Predik-, en Bernardinus van Sienna van de Minderbroeders een blad voor den mond, waar het de ontmaskering van wantoestanden gold en hun welsprekendheid groeide, naar de ergernissen door hooger dignitarissen werden gegeven. De humanistenstem van den zaligen Karmeliet Baptista Mantuanus, Savonarola's tijdgenoot, hebben we al vernomen. Hij hoort op zijn wijze onder het leger der XVde-eeuwsche boetpredikanten, waarvan onze kennis, door pastoor Poelhekke terecht voor de juiste beoordeeling van Savonarola vereischtGa naar voetnoot2), door Pastor aanmerkelijk werd aangevuld met voorbeelden van de buitengewone vrijmoedigheid, die hun tegenover pausen en vorsten geoorloofd scheenGa naar voetnoot3). Deze vrij algemeene methode der preekers, waaraan vanzelf een gewendheid bij het publiek beantwoordde, tempert aanstonds veel van Savonarola's openlijke kritiek, die voor ons zoo schril en zoo gewaagd lijkt. Kort na zijn komst in Florence werd de Frate aangesteld tot prior van 't San Marco-klooster, dat vóór 'n halve eeuw den H. Antoninus als stichter en den zaligen Fra Angelico als versierder van zalen en cellen geherbergd had. Met die benoeming was zijn positie tegenover de Medici ook ambtelijk | |
[pagina 37]
| |
geregeld. Van meet af had hij z'n houding tegenover Lorenzo bepaald. We kunnen meenen, dat door een zekere vriendschappelijke toenadering, bij den Prachtlievende meer te bereiken was geweest, de strenge prior vond beslistheid, hoe hard ze lijken mocht, het best. Overste in 'n huis, dat door Lorenzo's vader voor de Dominikanen gesticht was, verdraaide hij 't eenvoudig, het min of meer verplichte bezoek bij den wachtenden vorst af te leggen, ging zelfs niet naar hem toe, toen hij persoonlijk aan 't klooster kwam, om den weg vriendschappelijk te effenen. Kort daarna (8 April 1492) lag de schitterende Lorenzo te zieltogen op zijn al te vroeg sterfbed. Bang voor 't naderend oordeel, vroeg hij naar den Frate, die de eenige kloosterling heette, door hem ontmoet. En Savonarola, die geweigerd had voor Lorenzo te buigen in z'n grootheid, boog zich over hem in 't uur van den dood. Mild sprak de harde man van Gods barmhartigheid. Maar toen hij vroeg, dat Lorenzo voor zich en zijn geslacht de stad zou prijsgeven, die hij in het verderf had gestort, keerde de stervende zich mokkend af en stierf zonder den prior te hebben geantwoord. Niet aanstonds na zijn komst in Florence besteeg Savonarola den kansel. Zijn eerste zorg was voor zijn eigen medebroeders. Deze echte hervormer begon met de hervorming van zich zelf en zijn klooster, waar 't Humanisme den goeden geest bedreigde. Verdubbelde hij z'n gebeden, nachtwaken en boetplegingen, zoodat hij als los van de aarde werd en in uren van extase gezichten zag en stemmen hoorde, die zijn zelfvertrouwen deden groeien; voor zijn onderhoorigen verscherpte hij de regelen van armoede, stilzwijgen, studie en gebed, hoezeer bij tijden afgewisseld door ontspanning in de poëtische bergen van Fiesole, waar de jonge novicen met hun ‘Gesù dolce’ en ‘Vergine Maria’ de dansen dansten van Fra Angelico's paradijzen. De voordracht over 't boek der Openbaring, welke de Frate voorloopig hield voor 'n intiemen kring in den koelen kloosterhof, trokken al spoedig zóóveel hoorders, dat hij besloot op | |
[pagina 38]
| |
den preekstoel zijn verwachtingen van 't aanstaande Godsgericht te herhalen. Van nu af preekte hij geregeld in de kloosterkerk of in de kathedraal. Meer dan vierhonderd van die preeken zijn volgens de notities van snelschrijvers bewaard, zoodat we ons een vrij juist beeld van zijn geweldige improvisaties kunnen vormen. Studie en overweging gingen dagen lang vooraf, maar de inspiratie-vonk van 't oogenblik moest alles ontvlammen en dan vatte de redenaar vuur op 'n bijbelwoord, dat hem 't meest van belang scheen. Gewoonlijk was een oude profeet het uitgangspunt. De oud-testamentische dreigementen van straf en verschrikking tegen 't weerspannige Joodsche volk leken den Frate de voorafspiegelingen van de wraakgerichten, waarmee hij in zijn vizioenen Italië bedreigd zag. En sterk door de openbaringen van die geheimvolle gezichten, scheurde hij met onmeedoogende hand het heele rag van leugen en bedrog kapot, waarmee het zondigende volk zijn zonde wilde ontveinzen. Hij zette Florence en heel Italië in alle naakte schande voor zich zelf te prijk. Hij ontzag niemand en niets. Hij smeet zijn felle verwijten paus en priesters recht in 't eerst onverschillig, later ál vertoornder gezicht. Hij schermde niet met mooie frazen en leege algemeenheden, maar noemde de zonden, telde de misdaden, en gaf antwoord op de vragen, welke hij wist dat hoog en laag zich over de juistheid van zijn aanklachten steldeGa naar voetnoot1). En hij voegde er Gods straffen bij. Hij bezwoer zijn stadgenooten naar hem te luisteren, want het zwaard des Heeren, riep hij, komt over ons cito et velociter, aanstonds en met haast! En terwijl de korte, magere figuur van den wit-en-zwart gekleeden monnik onder de verheffingen van zijn meesleepende spreekdrift grooter, dreigender, fantastischer werd, terwijl zijn diepe oogen in 't gebruinde gezicht feller begonnen te fonkelen, z'n zware stem donkerder aanrolde onder de hooge bogen van den dom, zeeg de | |
[pagina 39]
| |
verslagenheid al drukkender over 't volk, verbleekten de gezichten, rilden de lijven en barstten de overkropte harten uit in kreten van berouw en ontferming. Zóó was 't geweest in z'n schrikwekkende Adventspreek in 1494, toen hij sprak over de ark van Noë, die opnieuw voor de goedgezinden werd klaargemaakt, wijl de groote zondvloed met verdubbelde woede over de aarde zou uitstroomen, om alle boosheid te verzwelgenGa naar voetnoot1). Hij sprak over de zonden van 't volk, maar nog meer over de zonden van priesters en prelaten: ‘Verplaats U naar Rome en alle christelijke landen. Bij hooge prelaten en groote kerkelijke dignitarissen houdt men zich alleen op met dichtkunst en rethorica. Ga maar kijken: U zult ze vinden met boeken van literatuur in de hand en bezig zielen te hoeden met behulp van Virgilius, Horatius en Cicero.... Weet U wat ik zeggen wil? In de oude Kerk waren de kelken van hout en de prelaten van goud; tegenwoordig heeft de Kerk kelken van goud en prelaten van hout....’ En geëindigd was hij met het psalmgebed: Effunde iram tuam in gentes: Stort, Heer, Uw gramschap uit over Uw volk, wat de sidderende Florentijnen te heviger aangreep, omdat de strafbedreigingen al in vervulling schenen te gaan. ‘Zie, ik zal de wateren over de aarde doen stroomen’ had de Frate in 't zelfde najaar uitgeroepen en of er een bliksemstraal door de kerk vloog, was het volk opgeschrikt. Het begreep al te goed, waarop gedoeld werd. De koning van Frankrijk, Karel VIII, stond met zijn legerbenden voor de grenzen van Italië. Hij bleek de ‘nieuwe Cyrus’ te zijn, die als tuchtroe van de Italianen al in de Vasten van dat jaar door den profeet was aangekondigd. Als een van God gezondene (voluntas Dei, missus a Deo) rende de gevreesde vorst met z'n verschrikkelijke troepen van barbaarsche ruiters en vliegende vanen naar 't bevende Zuiden. De weg scheen hem door God gebaand. Aan de grenzen begon Italië al | |
[pagina 40]
| |
voor hem weg te vluchten en van stad tot stad zakte hij af als een dringende watervloed naar Toskane, naar Florence. Dat de woorden van den prior zóó schrikbarend en zóó gauw in vervulling zouden gaan, had niemand verwacht. De heele stad rilde op haar grondvesten. Piero dei Medici, de slappe, nietswaardige zoon van Lorenzo, die de feesten en schandalen van z'n vader bestendigd had, en tot ergernis der Florentijnen maar dadelijk Pisa aan den Franschen vorst had prijsgegeven, nam met zijn aanhang de wijk en begon door Italië te zwerven, om nooit meer in Florence terug te komen. Ook dat was vervulling van wat Savonarola voorspeld had aan Lorenzo, die hem met verbanning had bedreigd, als hij z'n preeken niet matigde: ‘Hoewel ik een vreemdeling ben in deze stad - had hij verzekerd - en Lorenzo er de eerste burger is, zal ik hier blijven en zal hij moeten vertrekken.’ Door de tastbare vervulling van die profetieën steeg de invloed van den Frate op ongekende wijze. Verstokte zondaars bekeerden zich, deelden hun goederen aan de armen, pleegden openlijk boete of gingen in 't klooster. San Marco zelf moest worden uitgebouwd, want het broedertal steeg er binnen enkele jaren van 60 tot 250, waaronder zonen van de voornaamste Florentijnsche families waren: kunstenaars, geleerden en staatslieden. Verfijnde dames ontdeden zich van haar gouden sieraden, zooals XIIIde-eeuwsche vrouwen na een preek van den Franschen redenaar Thomas Couette hadden gedaan, kleedden zich eenvoudiger en zediger, brachten met haar kinderen heele of halve dagen in de kerk door en ruilden haar bedenkelijke liederen voor devote zangen tot Jezus en Maria. Er werden godsdienstige processies ingesteld, waaraan 't heele volk van de voornaamste matronen tot de gewoonste werklui deelnam, en als ze zingend en biddend de straten van de bekeerde stad waren doorgetrokken, wierpen ze hun zondige of gevaarlijke weeldeschatten, hun beelden en platen, minnebundels, reukwerken, valsche vlechten en gouden ijdelheden in 't midden van een der stadspleinen op 'n hoop, om onder | |
[pagina 41]
| |
aanvoering van den prior bij 't gelui der torenklokken alles te verbranden: de Bruciamento delle Vanità. Het lustig Florence was na enkele jaren geheel van aanschijn veranderd. Buitenstaanders hoonden, dat de stad was omgetooverd in één groot klooster, en 't valt te begrijpen, dat de Italiaansche satyrelust dadelijk een karikatuur van die wonderbare massa-bekeering gereed had. En stellig ging ook de eerste ijver te ver over de grenzen van 't gewone, om duurzaam te kunnen zijn. De verandering was een reaktie, die aanvankelijk even intens als haar negatief pleegt te zijn en dan weer moet terugschommelen naar 't normale. Maar dat talloozen zich in die eerste oplaaiïng bekeerden, dat er weer vrede en liefde, rechtvaardigheid en eerbaarheid bloeiden in de bloemenstad, dat was werkelijke winst en duidde op 'n herleving van den Christelijken geest, die alleen door bonvivants kan worden uitgelachen om hun eigen wroeging dood te knijpen. De machtige invloed, door den prior nu over de Florentijnen van zelf gewonnen, kwam feitelijk hierop neer, dat zelfs de Signoria in de hachelijke omstandigheid van de komst der Franschen alles van hém verwachtte. Het gemeentelijk bestuur, dat na de vlucht van Piero dei Medici, haastig gevormd was, zag Savonarola als een Godsgezant naar de oogen. Christus werd uitgeroepen tot Koning van Florence en de boetbazuin Savonarola was Zijn stem. Erkend moet worden, dat de Frate op buitengewone wijze van zijn positie gebruik maakte voor 't heil der stad. Had hij de bevolking bij den panischen schrik, die haar om de ziel sloeg op 't bericht van den vijand voor de poorten, weten te kalmeeren door zijn machtig woord; was hij erin geslaagd den vluchtenden Piero te vrijwaren voor gewelddaden van 't volk: niet minder machtig stond de kordate monnik tegenover den Franschen overweldiger, wiens hulptroepen in staat waren, de heele Arnostad te plunderen en te brandschatten. Op verzoek der Signoria maakte Savonarola deel uit van 't gezantschap, dat den koning in z'n hoofdkwartier te Pisa | |
[pagina 42]
| |
de sleutels van Florence ging aanbieden en met zijn gewone vrijmoedigheid waarschuwde hij Karel onder bedreiging van Gods straffen, geen vinger naar leven of goed der Florentijnen uit te steken. De vorst beloofde het en 17 September 1494 deed de nieuwe Cyrus zijn intocht in de stad, eerbiedig onthaald door de gerustgestelde bevolking, die z'n oogen uitkeek aan den kleinen, mismaakten man met z'n dik wit hoofd en spillebeentjes. En toen Karel na 't sluiten der onderhandelingen met de Signoria nog weinig aanstalten maakte om af te trekken, zoodat er opstootjes dreigden tusschen zijn troepen en de burgerij, was 't weer de Frate, die den vorst aan zijne belofte herinnerde en gedaan kreeg, dat 't heele leger den volgenden ochtend verdween. Het doel van den opmarsch was nu het verdere Italië, vooral Napels en Rome, waar koning Ferrante en paus Alexander zaten te beven op hun zetels: de eerste voor zijn koninkrijk, de tweede voor zijn driekroon, omdat Karel tegelijk de onderwerping van Napels en de afzetting van den paus beoogde. Want behalve dat Borgia een vreemdeling was (een Marrano, zooals de Italianen iederen Spanjaard scholden), had zijn doodvijand kardinaal Giuliano della Rovere, die wrokkend over Alexanders simonistische verkiezing naar Frankrijk was uitgeweken, bij koning Karel niet minder den nadruk gelegd op 't gemarchandeer van 't laatste konklaaf dan op 't ergerlijk gedrag van den Opperpriester, dat overigens door de heele Christenheid genoeg besproken werd. Openlijk durfde men zeggen, dat Alexander geen wettig paus was en die vox populi maakte den betrokkene zelf bang over de geldigheid van zijn pausschap. Het beroep van della Rovere op een algemeen koncilie, om de keuze te herzien, vond makkelijk weerklank bij den Franschen koning, die een dreigement van onttroning van den paus aan zijn legers vooruit stuurde en werkelijk 't afzettingsdekreet door de Parijsche Universiteit al had laten opstellen. De groeiende stemming tegen Alexander vond ondertusschen tegelijk haar orgaan en haar voedsel in de strenge stem | |
[pagina 43]
| |
van den boetprofeet te Florence, die de zonden der prelatuzzi (slechte prelaten) bleef geeselen. Den legertocht van Karel VIII aanvoerend als 't afdoend bewijs voor de waarheid van zijn voorspellingen en vast staande in z'n overtuiging, dat hij met zijn zedenleer gelijk en de priesters met hun zedeloos leven ongelijk hadden, bedoelde hij, de stichtende hervorming van de Arnostad heel Italië ten voorbeeld te stellen. Den Franschen koning moedigde hij aan in zijn triomfen, wijl hij in hem het ‘zwaard des Heeren’ herkende, ‘den barbier’, zooals hij zich in populaire plastiek uitdrukte, waardoor de zuivering van 'tland en vooral van de Kerk moest worden voltrokkenGa naar voetnoot1). De boosheid zelf, waartegen Savonarola den strijd had aangebonden, heeft die ideale plannen van den prior verijdeld - ten minste aanvankelijk en bij zijn leven. In Florence hadden zich na de vlucht van Piero dei Medici en 't aftrekken der Franschen drie partijen gevormd, elk met z'n eigen verlangens over de inrichting van het stadsbestuur: de Frateschi (of Piagnoni) die met den Frate een demokratisch bewind vroegen, als bij de Venetianen belichaamd in een Grooten Raad; de Arrabbiati bestaande uit den adel, die er na 't verdwijnen der Medici op aasde, de begeerlijkste baantjes onder elkaar te verdeelen; en de BigiGa naar voetnoot2), een tusschenpartij, die in 't geheim voor het herstel der Medici werkte, en met de Arrabbiati heftig tegen Savonarola was, wijl hij als monnik zich niet met het staatsbestuur had in te latenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 44]
| |
Bedenken we nu, dat de paus in z'n angst voor den Franschen koning met de voornaamste bedreigde steden van Italie: Venetië, Milaan en Napels een verbond of Liga had gesloten, waar Florence om allerlei politieke en ekonomische overwegingen liefst buiten bleef, zoodat Karel VIII in de Arnostad altijd een steunpunt hield voor zijn operaties in Italië, dan kunnen we ons indenken, voor welk 'n ingewikkelde binnen- en buitenmuursche politiek het door Savonarola godsdienstig en staatkundig hernieuwd Florence geplaatst was. De Paus wilde aansluiting van Florence bij de Liga; Florence stelde als voor-waarde: teruggave van Pisa, dat onderhand door de Venetianen bezet was. Alle bondgenooten stemden hierin toe.... behalve Venetië zelf, omdat Florence een stad heette, die toch aan de Franschen verkocht was door den drijver Savonarola. Het heele konflikt had dus in den Frate zijn taaien knoop, den Frate met z'n reusachtigen aanhang (Florence telde ruim 90.000 inwoners), maar ook met zijn bittere vijanden in den boezem der stad. De konklusie lag voor de hand: Savonarola moest worden weggewerkt. Dan viel van zelf zijn volkspartij in elkaar, de Medici of althans de adel kon hersteld worden, Florence trad tot de Liga toe en heel Italië stond eensgezind tegenover den Franschen koning, die't schrikbeeld bleef van paus AlexanderGa naar voetnoot1). Na allerlei mislukte pogingen, om den Frate buiten 't Florentijnsche gebied te krijgen, leek geen middel voor zijn publieken dood doeltreffender dan de kerkelijke banvloek, die in de gegeven omstandigheden dubbel makkelijk te ontketenen vielGa naar voetnoot2). | |
[pagina 45]
| |
Door de vrienden van den koning van Napels, wiens kroon immers op 't spel stond, door Lodovico Moro van Milaan, die samenging met z'n broer kardinaal Ascanio Sforza, den voornaamsten bewerker van Alexanders keuze; door de verjaagde Medici; door den wrokkenden, inmiddels tot generaal bevorderden Augustijn Mariano da Gennezano, die 'tals predikant zoo bitter tegen den redenaar van San Marco had moeten afleggen - door al deze vijanden werd buiten de Arnostad even hard bij den paus tegen Savonarola geintrigeerd als door zijn vervolgers in Florence zelf, die bericht op bericht, ja leugen op leugen naar Rome stuurden over de dingen, door den bezeten monnik nú weer tegen de Kurie gepreekt, over al zijn daden en uitlatingen, dag en nacht bespied en dan voor een goed onthaal op het Vatikaan bewerkt: terwijl in Rome Savonarola's eigen konfraters, ja zijn generaal, de Venetiaan Gioacchino Torriani, uit nationale vooringenomenheid en angst voor Alexander 't niet waagden, één woord te spreken tot verdediging van den al zwarter belasterden prior. De droeve gevolgen van zoo'n hardnekkige samenspanning konden niet uitblijven. En toen Savonarola uit ernstige en oprechte gewetensbezwaren weigerde aan het bevel van den paus te gehoorzamen, om zijn klooster San Marco bij de nieuw-opgerichte Toskaansch-Romeinsche Ordesprovincie aan te sluitenGa naar voetnoot1), greep de paus onder den drang der rusteloos werkende vijanden die gelegenheid aan voor zijn verklaring, dat Savonarola geëxkommuniceerd wasGa naar voetnoot2). Dit gebeurde op 13 Mei 1497. | |
[pagina 46]
| |
Van stonde af aan was de getroffene zich ervan bewust, dat hij 't slachtoffer geworden was van de tegelijk anti-reformatorische en politieke hartstochten zijner talrijke tegenwerkers. En omdat hij wist, dat het heele vonnis eenvoudig het werk was van hen, die zich zijn verschrikkelijke preeken het meest moesten aantrekken, dat de straf was uitgelokt door leugen en laster bij een paus, wiens wangedrag niet minder dan zijn twijfelachtige keuze over de tong ging, dacht hij er geen oogenblik aan, zich als werkelijk buiten de Kerk gesloten te beschouwen en vermande zich, Alexander openlijk te weerstaan. In ons oordeel over dezen stap mogen we beginnen ons te refereeren aan de meegedeelde inzichten van heiligen en kerkvorstenGa naar voetnoot1), bovendien aan de wetenschappelijke uiteenzettingen van den scherpzinnigen Prof. LuottoGa naar voetnoot2) en van de Dominikanen Lottini en BerthierGa naar voetnoot3), die dit kernpunt van het Savonarola-drama van nabij hebben onderzocht en den Frate hebben vrijgesproken. Niet over de beteekenis van z'n uiterlijke daad, welke allerminst navolging verdient, maar over de waarde van zijn eigen gewetensstem gaat het hier - en dan heeft de, ook volgens Pastor, ‘tadellos sittenreine’ prior, die voor een heilige zaak streed onder de denkbaar ongunstigste omstandigheden, ongetwijfeld de presumptie voor zich. Wie hier voetstoots oordeelt, gaat enkel te rade bij den uiterlijken schijn. Hij brengt zijn bevestigend antwoord op de abstrakte vraag: Heeft de Katholiek, die door den Paus gebanvonnist wordt, zich te onderwerpen? over op de konkrete moeilijkheid: Was Savonarola, die alle machinaties van zijn door hem getroffen vijanden kende, ertoe gehouden, den tegen hem uitgevaardigden banvloek als voor zijn geweten bindend te erkennen? | |
[pagina 47]
| |
We mogen niet aarzelen minstens de mogelijkheid toe te geven van een objektief onrechtmatig pauselijk bevel en van een objektief onrechtmatige pauselijke strafGa naar voetnoot1). Hiertegen verzet zich geen enkel punt van de kerkleer en hooge autoriteiten hebben die mogelijkheid onomwonden uitgesproken. ‘I am far from saying that Popes are never in the wrong and are never to be resisted, or that their excommunication always avail’ schrijft kardinaal Newman in 1874 aan GladstoneGa naar voetnoot2), en met instemming haalt hij kardinaal Bellarminus S.J. aan, die in zijn apologetisch werk over den Paus uitdrukkelijk leerde, dat, evenals we hem mogen weerstaan, wanneer hij ons lichamelijk zou aanvallen, 't ook geoorloofd is tegen hem in te gaan, wanneer hij 't zielenheil of den Staat mocht bedreigen, en nog meer, wanneer hij zou beproeven de Kerk te ondermijnen. In die gevallen - verzekert Bellarminus - mag men den Paus weerstaan door niet te doen wat hij beveelt en door te beletten, dat zijn wil wordt uitgevoerdGa naar voetnoot3). Konkrete voorbeelden geeft ons niet alleen Newmans, maar ook kardinaal Gasquets kritiek op den banvloek van Sint Pius V tegen koningin ElisabethGa naar voetnoot4), kritiek die dubbel veilig staat na de sterke afkeuring van Urbaan VIII over de anti-Elisabethpolitiek van sommige zijner voorgangers. Wanneer dus de geschiedenis bij monde van zulke bevoegde rechters op 'n vonnis als van den heiligen Pius over de onwaardige Elisabeth schijnt terug te komen, waarom dan | |
[pagina 48]
| |
niet op 'n juridisch veel zwakker veroordeelingGa naar voetnoot1) van 'n Paus tegen 'n pater, wier epitheta juist omgekeerd moeten luiden? Savonarola nu meende op grond van 't kerkelijk recht: niet alleen, dat 'n verbod en 'n straf van een Paus op misleiding konden berusten, maar ook, dat met name Alexanders verzet tegen zijn preeken op verkeerde voorlichting steunde en bovendien in botsing kwam met de goddelijke liefde, wijl de pasbekeerde stad zóó aan den preeker hing, dat ze bij zijn zwijgen zou terugvallen in 't oude kwaad. De overtuiging dus, dat in casu het pauselijk verbod geen kracht bezat èn de klaarblijkelijkheid, dat het banvonnis door zijn vijanden bewerkt was, lieten den getroffene vast gelooven aan de ongeldigheid van de straf, terwijl hij meende, zelfs niet -om reden van ergernis - tot uiterlijke gehoorzaamheid verplicht te zijn, daar hij 't spel van zijn tegenstanders voor niemand 'n geheim achtte. Zeker is, dat Savonarola met z'n opvatting niet alleen stond. De Signoria van Florence koos openlijk zijn partij, en van 't H. Kollege, welks meeningen ver uiteen liepen, noemde de beschermer der Dominikanenorde, kardinaal Caraffa, het vonnis dadelijk ‘cosa mal fatta’Ga naar voetnoot2), terwijl kardinaal Piccolomini zijn bemiddeling voor ontheffing der straf aanbood, als de Frate wilde zorgen voor 5000 scudi bij 'n Florentijnschen bankier! Geen twee maanden gingen over het vonnis heen, voor de Paus zelf, wiens lankmoedigheid Pastor prijst, maar die duidelijk door den volgehouden laster z'n oordeel verloren had, spijt betuigde over de verzending der breve, zei dat de publikatie geheel buiten zijn bedoeling had gelegen en den Florentijnschen gezant tegen politieke concessies met betrekking tot Frankrijk 't vooruitzicht opende, dat die bankwestie wel geregeld zou kunnen | |
[pagina 49]
| |
wordenGa naar voetnoot1). Afdoende toont Luotto aan, dat alle mildere en rechtvaardiger gevoelens van Alexander voor den Frate door 't koortsachtig gestook der moreele en politieke vijanden tot 'n af keerige, ja verbitterde houding werden verbogen. Telkens als intrekking der breve volgens belofte op handen scheen, kwamen er nieuwe brieven uit Florence in, die de gunstige gezindheid bij den Paus weer bedierven. Stemmen deze feiten ons skeptisch tegenover de werkelijke waarde van dezen èn in vorm èn in oorzaak zoo eigenaardigen banvloek, we begrijpen er te makkelijker door, dat de getroffene niet aarzelde, in woord en geschrift z'n ongeldigheid uiteen te zetten. Bedreven jurist als hij was, viel 't hem niet moeilijk, het kerkelijk recht en de kasuïstiek van Gerson in zijn voordeel te laten pleiten. Hij richtte zich in zijn Brief tegen den bedrieglijken banGa naar voetnoot2) tot alle Christenen en van God beminden, wat allerminst hoeft te verbazen, daar zijn zaak niet alleen de heele Christenheid bezig hield, maar de Turksche Sultan zelfs geregeld zijn preeken liet vertalen, om van 't konflikt op de hoogte te blijven. ‘Laten de wankelmoedigen - zoo schreef de Frate - niet schrikken, want dit banvonnis is noch voor God noch voor de menschen geldig, wijl de gronden en beschuldigingen, waarop het steunt, valsch door onze vijanden zijn uitgedacht. Ik heb mij altijd onderworpen en onderwerp mij ook nu nog aan het oordeel der Kerk en ik zal nooit in mijn plicht van gehoorzaamheid te kort schieten. Maar men is niet gehouden tot gehoorzaamheid aan bevelen, die met de liefde en de wet des Heeren in strijd zijn, want in dat geval bekleeden onze oversten de plaats van God niet.’ Trots die rechtvaardigingen, welke ons minstens van Savonarola's ongerepte goede trouw behooren te overtuigen, | |
[pagina 50]
| |
verloor hij een groot deel van zijn ontzaggelijken aanhang, uit angst voor de kerkelijke straffen, waarmee naijverige Franciskanen, die al van ouds met de Predikbroeders der Arnostad op gespannen voet stonden, de Frateschi zonder moeite bedreigdenGa naar voetnoot1). De kansen van den gevierden Florentijnschen profeet begonnen zienderoogen te verloopen. Eens heer en meester van de stad, gevreesd door de Medici, ontzien door den Franschen koning, aangezocht voor 't kardinalaat door denzelfden pausGa naar voetnoot2) die hem 'n jaar later den ban stuurde in plaats van 't purper, moest hij ervaren, hoe zijn verwoede vijanden in macht en aantal groeiden en had hij zich al meer en meer tegen de onbeschaamdste aanslagen op zijn eer en leven te beschermen. Na 'n half jaar zwijgen, waarin hij zich als volbloed katholiek apologeet het monument stichtte, dat als de Triomf van het Kruis in de meeste Europeesche talen bekend is, hervatte hij op verzoek der Signoria in Februari 1498 zijn preeken in den dom; en 't moet gezegd worden, dat zijn temperament, door de vele gebeurtenissen der laatste maanden verdubbeld en door de onoverzienlijke volksmenigte geprikkeld, hem nu tot preeken bracht, vooral over de zonden der hoogere geestelijkheid, die zijn vorige toespraken in strafheid ver overtroffen. In een zijner beschouwingen van 'tboek Exodus zette hij uitvoerig zijn volkomen scholastieke inzichten over de ordening der oorzaken uiteen en betoogde, dat, wanneer een tweede oorzaak of instrument weigert te werken naar den wil van de Eerste Oorzaak, zij als gebroken werktuig (ferro rotto) door de Eerste Oorzaak (God) verworpen wordt. Zóó voorzichtig kon de redenaar in de toe- | |
[pagina 51]
| |
passing van dezen vernuftigen opzet niet wezen, of zijn talrijke vijanden, onder 't gehoor verspreid, berichtten onmiddellijk naar Rome, dat de rebelsche monnik in zijn hervatte preeken den Paus als een ferro rotto had aangeduid. Alexander verkeerde door allerlei gebeurtenissen den laatsten tijd in een opgewonden, overprikkelden toestand. In Rome had de overstroomde Tiber een monster aan wal geworpen, er waren spoken gezien in St. Pieter, overal woedde pest, honger en oorlog. In 'n zoelen zomernacht '97 werd 's Pausen zoon, de hertog van Kandia, in 'n afschuwelijk konflikt, door z'n broer, den kardinaal van Valencia, geheimzinnig vermoord, de laatste jaren der eeuw spoedden voort en de geweldige profeet van Florence, die de hardste verwijten tegen 't ontaarde leven der priesterschap durfde slingeren, die koningen tot zijn dienst scheen te hebben om angst te verspreiden, bleek evenmin door eeretitels als de zwaarste kerkelijke straf te beteugelen. Leek het niet of de wereld ten einde liep en 't algemeen oordeel ophanden was? Een oogenblik dacht de schuldbewuste Rodrigo Borgia eraan, vrijwillig de macht neer te leggen, die hij zoo onrechtmatig verworven had. Ten minste wilde hij ingrijpende maatregelen treffen, om moedig de hervorming van hoofd en leden der Moederkerk te beginnen.... Hoe vreemd het klinke, toch pleit 't voor den ijver en de onverschrokkenheid van den gebanvonnisten Frate, dat hij van deze stemming partij durfde trekken, door den ontredderden Opperpriester in 'n brief van deelneming over den dood van zijn zoon tot boetvaardigheid aan te sporen. Aanvankelijk nam Alexander dat schrijven gunstig op, maar toen hij na zijn korte droefenis vanzelf terugviel in z'n oude gewoonten, verwierp hij met bittere woorden Savonarola's ‘bespotting van zijn vadersmart’ zooals 't nu heette. En de hitserij der Arrabbiati werd verdubbeldGa naar voetnoot1), de vertoornde | |
[pagina 52]
| |
brieven van den Paus aan Florence volgden elkander al sneller op en de Frate, die zag dat zijn laatste hoop op inkeer ijdel moest heeten, begon in zijn geregeld hervatte preeken steeds duidelijker toespelingen op 'n algemeen Koncilie te maken, dat, naar hij zeide, volgens de Kerkvergadering van Constance (1414-'18) allang, immers om de tien jaar, had moeten zijn uitgeschreven. Het lijdt geen twijfel, dat wij, die de kerkleer over de Koncilies kennen, zooals ze na eeuwen van onzekerheid door het Vaticanum definitief geregeld is, hiermee voor 't moeielijkste van alle problemen staan, welke de geschiedenis van Savonarola meebrengt. Want, zooals de biografen van den Frate verzekeren, liet hij 't niet bij het uitspreken van de wenschelijkheid eener Kerkvergadering, die een radikaler zedenhervorming zou bewerken dan de koncilies van Pisa en Constance hadden vermocht: maar zelfs maakte hij brieven gereed voor de voornaamste vorsten van Europa, om ze geheim tot een bijeenkomst zonder den Paus en tegen den Paus aan te sporen. Een dier brieven, aan Karel VIII, werd inderdaad verzonden en daarin stond, na een uiteenzetting der ergernisgevende toestanden, het volgende: Daarom is de Heer vertoornd; daarom heeft Hij sinds eenigen tijd, Zijn Kerk zonder herder gelaten. Ik verzeker U in verbo Domini, dat deze Alexander geen paus is en niet als zoodanig kan worden beschouwd. Want zonder van zijn verschrikkelijke zonden van simonie te gewagen, waardoor hij den H. Stoel heeft gekocht en aan de meestbiedenden de kerkelijke beneficies verkoopt, zonder te spreken van zijn andere bekende ondeugden, verklaar ik, dat hij geen Christen is, dat hij niet in God gelooft en dat hij volop een ongeloovige is. Wie zal ontkennen, dat deze taal buitengewoon hard, overmoedig, ja onduldbaar klinkt? Ook al laten we het heftig temperament van den Frate en de allerdroevigste toestanden, waardoor hij zich habitueel in de kraste termen uitte, volkomen gelden, dan schrikken we nog terug voor zoo'n beschuldiging, al was Savonarola niet de eerste onderdaan, | |
[pagina 53]
| |
die ze uitsprak en Alexander niet de eerste paus, tegen wien ze geformuleerd werd. Het kerkelijk recht heeft in de mogelijkheid van een paus, die zich als privaat persoon aan hardnekkige dwaling of blijvend ongeloof zou bezondigd hebben, voorzien, door bij monde van kardinaal Cajetanus, Melchior Canus e.a., te verklaren, dat zoo'n paus zou moeten worden afgezet, of eigenlijk ipso facto al onttroond zou wezenGa naar voetnoot1). Wanneer dus deze beschuldiging tegen Alexander VI kon worden bewezen - wat we, afgezien van de innerlijke moeilijkheid, ten zeerste betwijfelen, - zou er eenige grond bestaan, om Savonarola tot zekere hoogte vrij te pleiten. Tot zekere hoogte! Want, om weer van andere bedenkelijke zijden zijner provokatie te zwijgen, kiemt m.i. de grootste moeilijkheid uit het feit, dat de Frate, staande zijn geheime ongeldigheidsverklaring van Alexanders pausschap, hem in andere publikaties, in zijn brieven aan Alexander vooral, als wettig paus schijnt te hebben erkend. Moge de Frate de onrechtmatigheid van Borgia's verkiezing hebben geweten en met 't beste deel der Christenheid zich aan 't persoonlijk leven van den paus hebben geërgerd, Savonarola kende genoeg de katholieke leer, om ervan overtuigd te zijn, dat èn de aanname der Kerk de leemte der keus had aangevuld èn de eenmaal verkregen geestelijke volmacht door geen persoonlijke fouten kon worden vernietigd. Het zou al heel weinig inspanning kosten, beide opvattingen uit de geschriften van den Frate te bewijzen. Maar vandaar dan ook de grootste moeilijkheid in dit haast onontwarbare probleem. Ze dwingt ons bijna, aan de volkomen juistheid der meegedeelde feiten te twijfelen. Hoe valt zoo'n dubbele houding in een man van Savonarola's heiligheid, oprechtheid en nooit bezweken moed te gelooven? Wanneer we zijn ijveren voor een reform-koncilie volmondig erkennen, geven we dan ook noodzakelijk toe, dat zijn deels | |
[pagina 54]
| |
geschetste, deels voltooide brieven aan de vorsten zóó vijandig tegen Alexanders persoon en pausschap geredigeerd waren als de geschiedenis verhaalt? Wij zouden niet de eerste zijn, wien 't zwaar valt dit aan te nemen. Na den twijfel van CarleGa naar voetnoot1) noemde Ollivier onomwonden de historie dier brieven ‘une misérable invention,’ wijl immers Savonarola zelf ‘a protesté énergiquement qu'il n'a rien dit ou écrit contre la personne du pontife’Ga naar voetnoot2). En dat deze meening geen speciaal Dominikaansche fantazie is, zooals de anti-klerikale Gregorovius vriendelijk te verstaan gafGa naar voetnoot3), bewees de onvermoeibare Luotto, die in een omvangrijk hoofdstuk de duistere zaak tot den bodem doorzocht, en argumenten tegen de volkomen echtheid dier brieven aanvoerde, wèl in staat, om onzen twijfel te vermeerderenGa naar voetnoot4). Een onloochenbaar feit is het, dat Savonarola's vijanden voor geen enkel middel zijn teruggeschrokken, om hem tot val te brengen. Leugen, laster en vervalsching van zijn uitspraken hebben daarbij doorloopend dienst gedaan. Vooral de laatste maanden van zijn leven is er van alles verzonnen, om den Paus in zijn oppositie tegen Florence en den Frate tot het uiterste te drijven. Point de crime, point d'accusation, dont on ne le [Frère] chargeât; point de piège qu'on ne lui tendît; enfin point de violence où on ne se portât pour l'accabler: et afin d'armer contre lui Alexandre VI, on fit croire à ce Pontife, que Savonarole ne cessait pas de déclamer violemment, contre la vie et les moeurs des Prélats, du Clergé, et des Reguliers; on ajouta qu'il agissait | |
[pagina 55]
| |
encore auprès des Puissances étrangères, afin d'engager les Princes Chrétiens à demander un Concile général pour la Réforme du Clergé et des FidèlesGa naar voetnoot1). Zoo schrijft Touron, steunend op Savonarola's tijdgenoot Bzovius; en wat latere ontdekkingen over 't Florentijnsche drama aan 't licht brachten, wettigt niet enkel de algemeenheid dezer schildering, maar zet ook de hypothese van de ondergeschoven brieven aan de vorsten een waarschijnlijkheid bij, welke de rechtvaardigheid ons dwingt in 't oog te houden. De vijanden van den Frate wisten dan zeer goed, wat ze deden met zijn brief aan den Franschen koning te onderscheppen, om hem door kardinaal Sforza binnen weinige dagen den Paus over te geven als 't verpletterendst getuigenis tegen den gehaten monnik. Want het schrikbeeld van een hervormingskoncilie en van afzetting vooral, waarmee Karel VIII, door de Sorbonne en de heele Fransche geestelijkheid gerugsteund, gedreigd had, en dat door tal van prelaten, met name door kardinaal della Rovere met klimmenden ijver gepropageerd werdGa naar voetnoot2), hield Alexander begrijpelijk in een durende en uiterste spanning, wel geschikt, om hem bij 't lezen van Savonarola's brief naar de laatste middelen te doen omzien, om zich voor goed van dien vijand te bevrijden. In een schrijven aan de Signoria te Florence eischte de Paus onmiddellijke uitlevering van den oproerigen Frate naar Rome, of minstens gevangenzetting in de Arnostad, op straffe van 't interdikt over de stad, wat den dood van 't rijke Florentijnsche handelsleven beteekende. Na vergadering op vergadering en eindeloos heen-en-weer geschrijf van de Arno- naar de Tiberstad verbood de Signoria den Frate eerst het preeken in den dom en na enkele weken in alle kerken. Deze verandering van stemming in 't stadsbestuur, dat hem altijd verdedigd had, was 't werk der Arrabbiati, die hun in- | |
[pagina 56]
| |
vloed van 't begin hadden uitgebreid, de meerderheid in de Signoria bemachtigd en samen met de paters van Santa Croce de opvatting verspreidden, dat Savonarola, die zoo lang de stad beheerscht had en nu door zijn verzet tegen den Paus Florence in de grootste moeilijkheden ging brengen, allesbehalve een profeet of van God gezondene was, maar eenvoudig een heerschzuchtig huichelaar en een listig bedrieger. De belasterde Frate kon mooi zijn leer met eed op eed bezweren, kon goed staan zeggen, dat God, als Hij 't noodig oordeelde, door hem een wonder zou werken, wanneer hij bij de ontmaskering der zonden en de prediking der deugd geen waarheid gesproken had: zijn vijanden bleven zich met den dag vermeerderen, bleven hitsen en plannen beramen, om den doodelijk gehaten monnik, na veel mislukte aanslagen, met geweld uit den weg te ruimen. In verband met die plannen daagde onverwacht - 't was Lente 1498 - de Franciskaan Francesco di Puglia van den preekstoel in Santa Croce de volgelingen van Savonarola uit tot een godsoordeel door de vuurproef, om langs dien weg te laten uitmaken, wat men van Savonarola's zending en exkommunicaiie te houden had. Niet door één Fratescho, maar door tientallen tegelijk werd dit volop middeleeuwsche denkbeeld, dat niet zonder antecedenten wasGa naar voetnoot1), met geestdrift aangegrepen; zelfs vrouwen en kinderen verklaarden zich bereid, om aanstonds en letterlijk voor den prior door het vuur te gaan. De Franciskaan, die zóóveel belangstelling voor de gevaarlijke onderneming nooit verwacht had, was zoo voorzichtig, zich persoonlijk tijdig terug te trekken, om dankbaar zijn plaats over te laten aan den braven leekebroeder Giuliano Rondinelli. Vóór Savonarola van 't gevaarlijk plan, dat hij aanstonds als tentatio Dei afkeurde, iets kon weten, had | |
[pagina 57]
| |
zijn trouwe volgeling Fra Domenico da Pescia zich met een onwrikbaar vertrouwen op 'n gunstigen afloop bereid verklaard. De Paus prees de Franciskanen om hun ‘vroom en gedenkwaardig’ voorstel, de Signoria hechtte er haar goedkeuring aan en bij notarieel kontrakt werd de eigenaardige weddingschap over en weer aangegaan. Het bizarre verloop van de zoo luidruchtig aangekondigde vuurproef, die 7 Mei 1498 zou plaats vinden, heeft een veelbeteekenend licht geworpen op de geslepen taktiek van Savonarola's vijanden. Al vroeg vulde 't nieuwsgierig volk de vensters, de balkons en de daken rondom de wijde Piazza della Signoria en 't plein zelf, waarvan 't midden door een reusachtige houtmijt was ingenomen. Een smalle doorgang was erin uitgespaard en daar moesten de kampioenen bij 't knetteren en laaien der geteerde takkenbossen doorheen. Wie niet verbrandde, had gelijk! Tegen tien uur verscheen Rondinelli met z'n konfraters van Santa Croce en 'n aantal Compagnacci op de Piazza, en kort daarna de talrijke kloostergemeente van San Marco, rij na rij, de jongsten voorop, Fra Domenico met roode kazuifel middenin en de prior Fra Girolamo, Ons-Heer dragend tusschen de oudste paters, aan 't einde. In koor zongen ze den psalm Exuvgat Deus et dissipentuv inimici ejus en naderden door de straten, gevolgd van een schare Frateschi met brandende kaarsen, mannen en vrouwen, die instemden met 't ernstig gezang. Te voren had Savonarola ze in de kloosterkerk kort toegesproken en onder zijn Hoogmis de Kommunie gereikt. Nu zou 't spannend schouwspel beginnen. Maar de tegenpartij, die met Fra Rondinelli in 't Signorenpaleis was verdwenen, liet op zich wachten; 'n kwartier en nog 'n kwartier, ja een uur lang, zoodat het volk al ongeduldig werd. Eindelijk kwam er iemand uit 't paleis, om Savonarola te vragen, waarom hij talmde, wat vanzelf de weervraag uitlokte, waarom de tegenpartij niet verscheen. Na geheimzinnig gefluister en gewichtig op-en-neerloopen werd Fra Domenico naar binnen | |
[pagina 58]
| |
ontboden, waar hij zijn heele kleeding moest verwisselen, uit vrees, dat die betooverd kon wezen en hem door duivelsche tusschenkomst ondeerbaar had gemaakt voor 't vuur. Met toestemming van Savonarola werd aan dien eisch voldaan. Zelfs de Miskleeren uit San Marco werden verdacht en door een groene kazuifel uit de paleiskapel vervangen; ja 't kruis, dat Domenico mee door 't vuur wilde dragen, vond geen genade. Savonarola stemde in alles toe, maar verlangde nu op zijn beurt, dat zijn volgeling, om alle verdenking van tooverij radikaal te weren, met het H. Sakrament in de hand door de vlammen zou gaan. Want naar de opvatting van toen kon de Booze in de sfeer van 't Allerheiligste niet werkenGa naar voetnoot1). Heftige verontwaardiging kwam nu bij de tegenstanders tot uiting: de kettersche Frate wilde Christus aan verbranding prijsgeven! Er volgde een grimmig dispuut van scholastieke argumenten en tegenargumenten, waarbij Savonarola vasthield, dat in 't ergste geval alleen de uitwendige Sakramentsgedaante kon gedeerd worden. Men werd het niet eens en ondertusschen stond het popelende volk te stampvoeten en te schreeuwen om de vuurproef. Tot overmaat van ramp barstte een wolkbreuk boven de stad los, zoodat de menschen, hongerig, doodmoe | |
[pagina 59]
| |
en druipnat, nauwelijks te houden waren van ongeduld. Hier en daar ontstonden relletjes, vrouwen en kinderen vielen flauw; men begon te gillen, te dreigen en te vloeken. Eindelijk - 'twas ongeveer drie uur namiddag - brak de Signoria plotseling de kasuistische onderhandelingen af en stuurde alle saamgestroomden naar huis met de lakonieke boodschap, dat de vuurproef niet doorging! Wij kunnen zeggen, dat de heele strijd dus onbeslist bleef: het tot woede geprikkelde volk redeneerde anders. Savonarola had de stad bedrogen, zijn huichelarij was nu ontmaskerd! En toen de verloochende Prior, omringd door 'n kleine wacht, met zijn kloosterbroeders naar San Marco terugkeerde, deed 't verbitterde grauw twee, drie pogingen, om hem te lynchen. Ondertusschen verklaarde hij van den preekstoel zijner kerk onmiddellijk en met nadruk, dat de mislukking van de vuurproef allerminst aan hem te wijten was. Inderdaad ging Savonarola hier vrij uit. Het onderzoek heeft onweersprekelijk aangetoond, dat het heele Godsoordeel, dat met zooveel ophef was voorbereid, niets anders dan een door de vijanden in elkaar gezette komedie was, waarbij de Franciskanen zich voorafhadden laten verzekeren, dat geen haar van hun medebroeder gezengd zou worden. Hoofddoel was: de moreele nederlaag van den Frate, om hem daarna te makkelijker geheel uit den weg te kunnen ruimenGa naar voetnoot1). Dit laatste was dan ook maar een kwestie van tijd. Om de Savonarola vijandige stemming niet in zijn voordeel te laten omslaan, maakte de Arrabbiati en Compagnacci zich den volgenden dag, Palmzondag, aanstonds op ter bestorming van San Marco en gevangenneming van den Prior. De stad was in doodelijke onrust. Iedereen voelde: er broeide iets verschrikkelijks. Er waren opstootjes hier en plunderingen ginds. Aanhangers van den vervolgden Frate werden op straat gemolesteerd, ja zonder vorm van proces | |
[pagina 60]
| |
doodgeslagen of neergestoken. En toen de schemering over de daken zakte, verergerde het tumult als een koorts van kwartier tot kwartier. Met wraakgierig geschreeuw stormden de Arrabbiati eindelijk op de kerk van San Marco aan, waar de paters door Savonarola in 't gebed verzameld waren. De deuren waren gegrendeld, de vensters gebarrikadeerd. Eenige trouwe leeken hadden zich als 'n gewapende macht van binnen opgesteld; zelfs de moedigsten van de kloosterlingen droegen tegen Savonarola's goedkeuring hellebaard en strijdknods. De deuren werden bestormd en na korten tegenstand makkelijk ingebeukt. De Frateschi verweerden zich, de paters vluchtten in 't klooster. Maar ijdel was die vlucht. De verwoede vijanden drongen met hun getier en gevloek door tot de stille duistere kloostergangen, waar de zoete geest van een fra Angelico van alle muren lichtte. Bij den ingang van de beroemde bibliotheek - de eerste openbare van Italië! - vonden de Arrabbiàti hun prooi, den prior, die gelaten zich in hun handen overgaf, na tot z'n weenende broeders een roerend woord van afscheid te hebben gesproken. We kunnen het langdurig proces met pijnbank en beleediging zes weken lang tegen Savonarola en zijn medegevangenen fra Domenico en fra Silvestro gevoerd, niet verhalen. Genoeg is het eraan te herinneren, hoe de Prior door de verschrikkelijkste martelingen herhaaldelijk tot bekentenissen geprest werd, die hij, nâ het gefolter, telkens weer herriep. Zijn afgematte geest had onder de wreede knellingen, waardoor hij naakt werd gemarteld, geen macht meer over zijn zwak, ellendig lichaam en zoo gaf hij maar toe, dat hij geen profeet was, dat hij 't volk bedrogen had, dat zijn exkommunikatie wèl geldig was, dat hij een ketter, een scheurmaker, ja een ongeloovige was en zelfs in geen veertien jaren meer goed gebiecht had. Vervalscht en verknoeid werden al die afgeperste bekentenissen, die natuurlijk niets bewijzen, aan 't volk bekend gemaakt en eindelijk volgde het eindvonnis: Dat fra Savonarola daags vóór Hemelvaartsdag, 23 Mei 1498, met | |
[pagina 61]
| |
zijn twee medebroeders op dezelfde Piazza, waar de vuurproef mislukt was, zou worden opgehangen en daarna verbrand. De exekutie had plaats in bijzijn van de Signoria en van pauselijke kommissarissen, waaronder de Generaal der Dominikanen Torriani, die den weenenden Prior als een onwaardige van zijn habijt beroofde, waarna hij ook als priester werd gedegradeerd. De ontheffing der kerkelijke straf, hem namens paus Alexander aangeboden, nam hij gelaten en nederig aan, en hij stierf, gestropt en verbrand, na achtjarige werkzaamheid in Florence, drie-en-veertig jaar oud, terwijl zijn moeder, wie hij zijn harden dood voorspeld had, nog leefde. De sintels van den verkoolden profeet werden in den Arno gestrooid, uit vrees voor vereering, zoodat we niet eens zijn graf bezittenGa naar voetnoot1), maar zijn onsterfelijke gedachtenis zal er niet minder om zijn. Want dat de held, wiens beginselen zóó zuiver en wiens leven zóó overeenkomstig die beginseien waren, niet eenmaal de eer zal terugwinnen, welke bevangen kritiek hem te lang onthouden heeft, kan iemand, die de rechtvaardigheid van zijn zaak en de onrechtvaardigheid van zijn vonnis meent in te zien, moeilijk gelooven. En mogen we dan geen hooger eerherstel wachten voor Savonarola, die volop door zijn ijver voor Gods huis verteerd is, dan een kanonizatie door Luther en een toeëigening door Protestanten? Speriamo.
B.H. MOLKENBOER O.P. |
|