De Beiaard. Jaargang 3(1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Simpel liedje Ik wou een simpel liedje zingen - Er is toch niemendal op til - Van onbeteekenende dingen, Of van een argelooze gril: Een kleuter met een rank postuurtje, Een groeiseltje van vreemd fatsoen, Of het verwonderlijk figuurtje Van een dood-nuchter boerenhoen. Een open raam met een tafreeltje, Een ietsje, dat je éven raakt, Een bloempje met een rijzig steeltje, Dat je opééns gelukkig maakt. Of als een rimpelige grijze: Een deftige en grauwe geit, Die als een quasi-wereldwijze Bedachtzaam aan den wegkant leit. Wat is dat zoet: wat kinderhanden Die streelend de piano slaan En als vertrillend tot hun standen Verteederd langs de toetsen gaan. Het is soms niets: een kleinigheidje Een grilletje van de natuur, Een nietig onbenulligheidje, En tóch.... de schat van ieder uur. Dan denk je soms: hoe kan het komen Tot zoo een sprookjes-fijn bestaan, Totdat je raadselige droomen Weer in een glimlach ondergaan. En wat alleen de wijzen weten: Zoo'n simpel ietsje als een schat, Kan je het léven doen vergeten, Als je⁀ooit de eeuwigheid vergat! Bernard Verhoeven Vorige Volgende